An de hoek van de Lexmondse toren

Kroniek februari 1999

KRONIEK
1999-2

Door Piet Horden

1. In het hart van ‘t oude dorp, tegenover het hotel
Staat een eeuwenoude toren en nog steeds gezond en wel
In het blauwe van de hemel heft hij kruis en haan omhoog
De symbolen van het lijden en dat Petrus driemaal loog
Ieder, die als kind hier op dat dorpje werd geboren
Speelde in de schaduw aan de voet van deze toren

2. Iedere dag speelt daar de jeugd en alle kind’ren spelen mee
Tikkre-vangen, bokkie springen, petje-ballen, kitsen twee
‘s Morgens vroeg bij ‘t zonnegloren komen z’allen aangesneld
Van de dijk, uit Kortenhoeven, eveneens uit Lakerveld
Meester roept ze binnen als ze ‘t klokje negen horen
Dan begint de stilte weer aan ‘t hoekje van de toren

3. Vroeger kregen we van moeder ‘s maandagsmorregens een cent
En dan holden w’over de planken vliegensvlug naar vrouw van Drenth
Op een tafel vol met lekkers gleed ons oog dan heen en weer
Eierkoeken, polkabrokken, veterdrop en nog veel meer
Die geen cent kreeg liep te zeuren aan z’n vrind z’n oren
La-me likke an jou zuursteel tot het hoekje van de toren

4. Meester Vink heeft hier de oudste garde naarstig opgeleid
Met een plak heeft hij het a.b.c. er krachtig ingeheid
Deze meester lustte graag een borrel; had nog ander werk
s’ Zondagsmorgens moest hij lezen uit de bijbel in de kerk
Als hij klaar was en zijn stem weer flink had laten horen
Liep hij voor een slokkie om het hoekje van de toren

5. Meester Hens is toen gekomen en die heeft ons zogezeid
Veel gepast’ en nutte kundigheden in ons hoofd geleid
Driftig beet hij stenen pijpen stuk, dat was toch zonderling
Maar dan kocht hij weer zes nieuwe bij Johannes Hamerling
Al zijn lessen mochten ons steeds aangenaam bekoren
‘k Zie hem nog voorover lopen, haastig om de toren

6. Op een goeie dag is meester Roorda naar de Lek gelopen
Daar is hij gaan zwemmen en toen is hij jammerlijk verz………
Meester Ewijk heeft hier veertig lange jaren moeten staan
En toen is hij met pensioen naar zijn geboortestad gegaan
Even voor de schooltijd liep hij netjes glad geschoren
Met een trossel keinders om het hoekje van de toren

7. Verder zullen wij de meesters laten rusten, want ik moet
Van de and’ren wat vertellen; ik begin dus nu met spoed
Vroeger jaren, ‘k zeg het gaarn, moesten Mieuwes, Gart en Leen
Brood verdienen in het voorjaar bij Ruth Bogerd in de teen
Om elkaars belevenissen van die dag te horen
Zaten ze dan ‘s avonds op hun knieën bij de toren

8. Kleine potjes, grote oren; en die luisteren ook graag
Waren niet naar bed te krijgen, ze riskeerden een pak slaag
Als de groten fijn vertelden van de één of and’re streek
Ruitje tikken, pruimen jatten en ook dobb’len in de preek
“Janus, zé-je komme” riep de moeder wit van toorn
Kwam ze met een knuppel naar het hoekje van de toren

9. Polderjongens zag men zelden in het midden van de week
Want die werkten buitenaf en woonden samen in een keet
Was de zaterdag gekomen en het weekloon in de hand
Sprongen ze haastig op het rijwiel, fietsten allen langs de kant
Met hun bruine koppen en hun bakkes ongeschoren
Schutterden ze binnen om het hoekje van de toren

10. Ongeduldig werden ze door vrouw en kinderen verbeid
Moeders futs, die had het meestal donderdags al afgeleid
Waren weldra Sijmens centjes op de tafel neergeteld
Werd er haastig met de poet naar wijlen Brokke toegesneld
Kocht z’een pakje B.Z.K. om d’ ouwe te bekoren
Stapte hij al pruimend af op ‘t hoekje van de toren

11. Vrolijk lachend stonden daar dan al die “ridders op de schop”
Huib den Blom, de ouwe Toon en Heskes, Hannes Jan en Op
Matsekikker, Gart van Gulik en d’n ouwe Gart d’n Beer
Ome Willem, Gerrit Sino en nog vele and’ren meer
Vele van hun stemmen zullen jullie nooit meer horen
Want ze zijn verdwenen om het hoekje van de toren

12. Pinkstermaandag, ‘s morgens vroeg, weerklonk er plotseling gebrom
Sloeg daar juist op tijd het Nootje driemaal op de grote trom
Muziek en zang marcheerden achter ‘t vaandel naar een groot concours
Ik mocht mee en ook Aaigie Brok, ons vrinden waren zeer jaloers
Felle klanken klonken op uit onze Bugelhoorn
Trokken we vol goede moed om ‘t hoekje van de toren

13. Kwam men terug met d’eerste prijs en meestal was dat ‘s avond laat
Schetterde “Onze Infanterie” victorie door de Dorpsstraat
Heel Lexmond was op gebleven, ieder hoste vrolijk mee
Op de schouders fier in ‘t ronde droeg men Rietschel en Coljeé
Zong men nog een afscheidslied met heldere tonoren
Allen er omheen geschaard bij ‘t hoekje van de toren

14. Eénmaal komt de oude dag, maar zonder zorg en zonder vrees
Grof en Grootje krijgen ping-ping; daarvoor zorgde Willem Drees
D’oudjes gaan niet meer uit schooien, niet meer sprok’len langs de dijk
Ook voor hen schijnt nu de zonne; ze gevoelen zich nu rijk
Breekt de dag aan dat ze vallen als het rijpe koren
Gaan we met hen door de bocht om ‘t hoekje van de toren

Ingezonden door J.P. de Leeuw en P. de With

1 reactie

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *