Besmettelijke veeziekten

KRONIEK
2001-3

Joh. de With
Mond- en klauwzeer

Nederland was in het voorjaar van 2001 in de ban van de mond- en klauwzeer-epidemie. Er waren emotionele toestanden binnen de agrarische bevolking over defensieve maatregelen die door de overheid werden bevolen en uitgevoerd. Men kon geen krant of TV-journaal zien, of men werd met zulke beelden geconfronteerd.

Dit deed de vraag opkomen of zulke toestanden en maatregelen vroeger ook door deze veeziekte werden veroorzaakt en of ze ook zoveel gevoelens van afkeer hadden losgemaakt. Ik denk van niet.  In de eerste plaats ben ik deze ziekte in de archieven van Hei- en Boeicop niet tegengekomen. Zeker is de bevolking en het vee er wel door geplaagd, maar kennelijk was een en ander niet zo dramatisch dat men er veel aandacht aan schonk.

In de tweede plaats herinner ik mij van vroeger dat de ziekte ook in mijn vaders stal was uitgebroken. En hoewel dit ook toen een onvoorziene schadepost was, omdat de dieren in de productie van vlees en melk sterk terugvielen, overleefden de meeste patiënten de ziekte met wat extra zorg van de boer. Na een periode van circa zes weken kon worden geprobeerd het broodmagere vee weer op peil te krijgen. Trouwens ook niet alle vee bleek vatbaar voor de ziekte. Slechts een enkel dier overleefde de ziekte niet. Deze kwaal werd door de bevolking “tongblaar” genoemd.

Problemen betreffende de export waren er kennelijk nog niet en ook de Europese Gemeenschap had nog geen vinger in de pap. Meldingsplicht was er wel en door middel van een aanplakbiljet werd aangegeven bij welke bedrijven de ziekte was geconstateerd.

Wellicht deed het vorenstaande de mening postvatten dat de boeren en hun vee in vroeger tijden beter af waren dan de huidige generaties. Niets is minder waar. De veestapel kon worden getroffen door andere, evenzo of nog besmettelijker ziekten, die in veel gevallen wel dodelijk waren voor het vee. Om er enkele te noemen: miltvuur, veepest en veetyfus.

Aan de laatste, waaraan het vee en waarvan de boeren in voorgaande eeuwen veel te lijden hebben gehad, zullen we hier wat meer aandacht besteden. Dit temeer daar deze veeziekte beelden oproept die veel overeenkomsten hebben met de maatregelen die nu tegen de MKZ werden genomen.

Veetyfus

We beginnen met de vermelding dat de veetyfus in 1865 in Neder-land was uitgebroken, maar onze streek nog niet had getroffen. Net als nu, was men verplicht verdachte of vastgestelde ziektegevallen bij de overheid te melden, zodat de buurgemeenten van de aan-staande ramp op de hoogte konden worden gesteld. Het niet geïnventariseerde archief van de voormalige gemeente Schoon-rewoerd bevat enige van zulke mededelingen, waaruit we het verloop van de ziekte een beetje kunnen reconstrueren. Op 21 maart 1866 was de ziekte ondermeer bekend in de Betuwe, zodat van overheidswege werd bevolen de provincie Zuid Holland volledig af te sluiten van Gelderland. De afsluitingslijn liep over de Diefdijk. Deze lijn moest worden bewaakt door militairen uit Gorinchem en men dacht daar ongeveer 290 man voor nodig te hebben. Niet alleen aan Schoonrewoerd, maar ook aan de buurgemeenten Everdingen en Leerdam werd gevraagd hoeveel manschappen ze dachten te moeten inzetten.

Door de gemeente Culemborg was per 6 september 1865 een schrijven gestuurd aan de aangrenzende gemeentebesturen, waarin het vervoer van vee werd geregeld. Men hoopte daarmee het uit-breken van de ziekte in de West Betuwe te voorkomen. Vianen reageerde alert op deze brief1.

Ook vanuit Den Haag volgden ingrijpende instructies, over wat men nu “ruimen” van besmet vee noemt. Ook zijn in de brief genoemd de plaatsen waar hulp-marechausseeposten waren ingericht, waartoe men zich zonodig voor assistentie kon wenden. Hieronder bevonden zich Everdingen, Hagestein en Vianen.

Vermoedelijk hebben de ziektekiemen ondanks de getroffen maat-regelen toch kans gezien de afsluiting op de Diefdijk te over-schrijden. We lezen dat de ziekte in Vianen en Lexmond is vast-gesteld op 27 juli 1866. Op 21 oktober volgde Leerdam. Meerkerk meldde de ziekte weer een maand later op 21 november en Everdingen en Leerbroek de daarop volgende dag.

Tot dusver was Heicop vrij gebleven van de ziekte, vandaar dat op de Heicoppersteeg (nu Heicopperweg) in Lexmond ook een afsluiting werd gerealiseerd met behulp van militairen die ter plekke werden ingekwartierd. Het gemeentebestuur van Heicop werd verzocht te zorgen voor de levering van materialen voor een wacht- of schilder-huisje, dat daar moest worden gebouwd2. Deze afsluiting zal wel op de plaats van de tol hebben gelegen. Daar immers was al een afsluitboom aanwezig.

Het zal duidelijk zijn, dat alles wat maar tot wering van de kwaal kon bijdragen, de hoogste prioriteit verkreeg, zoals een absoluut verbod op het vervoer van vee, doden en begraven van ziek of gestorven dieren etc..

In de Vijfheerenlanden, het Viaanse krantje, kunnen we lezen dat isolatie en afzondering toen geen onbekende remedie was. Zo had, volgens de overlevering, een Heicopse boer een eeuw eerder al zijn stal volledig van de buitenwereld afgesloten en contact daarmee vond alleen plaats achter glas. Het verhaal zegt dat hij daar toen succes mee heeft gehad en zijn stal heeft vrijgehouden van de toen heersende veepest3.

En dan was er nog een probleem. In Heicop naderde de jaarlijkse kermis, die altijd in het midden van oktober werd gehouden. De naderende kermis inspireerde de Heicopse gemeenteraad tot het opstellen van een aanplakbiljet, waarin stond: Door Gods goedheid mogt onze gemeente tot dusverre bevrijdt blijven van de vreselijke veetyphus. Lief en leed met U delende, wensen wij hartelijk dat het de Algoede moge behagen deze gemeente verder te verschonen. Niemant onzer is het evenwel bekend of het in Zijn ondoorgrondelijke wijsheid is besloten die ramp ook in Uw midden te zenden. Inmiddels is eene wet tot stand gekomen, waarvan de bedoeling is om door afzondering en doding van aangetast en verdacht vee, de ziekte te beperken. Dit biljet is gedateerd Oktober 18664.

Per diezelfde datum werd aangeplakt: Burgemeester en Wethouders van Hei en Boeicop maken bij deze bekend, dat indachtig het lands-besluit van 27 September j.l., uit hoofde der tijdsomstandigheden de kermis dit jaar niet zal worden gehouden5.

Na de zomer van 1867 werden de berichten over de veeziekte minder, zodat kan worden aangenomen dat ze was uitgewoed. Mogelijk zijn er toch ziektekiemen achtergebleven, want op 15 mei 1869, dat is dus twee jaar later, moet onze burgemeester melden dat de besmettelijke veeziekte in Hei- en Boeicop wederom is uitge-broken. Nogmaals wijst hij de bevolking op enige artikelen uit het Burgerlijk wetboek, inhoudende dat iedere eigenaar van vee verplicht is verdachte of ziektegevallen onmiddellijk te melden en af te zon-deren.

En opdat niemant onwetendheid zou kunnen voorwenden, zal dit schrijven nogmaals worden afgekondigd en aangeplakt waar zulk tedoen gebruikelijk is6.

Daar we verder niets meer over de ziekte vernemen, zal deze uitbraak van de veetyfus met een sisser zijn afgelopen, mogelijk doordat het vee resistent of immuun was geworden voor deze bacterie. Inenting, waar nu zoveel over te doen is, was in die tijden voor deze ziekte nog niet bekend.

Wat bij de bestrijding van deze ziekte in de voorlaatste eeuw opvalt, is de treffende gelijkenis met de beelden die nu tot ons komen bij de beteugeling van de MKZ-epidemie, zoals afzondering en doding van besmet vee en soms preventieve ruiming.

En al hadden de boeren in vroeger tijden veel minder vee dan nu het geval is en al is de mens veel mobieler dan toen en er bijna geen verplaatsing van vee plaats vond, bood dit geen garantie de ziekte in de hand te kunnen houden. Zoals nu, was er naast het emotionele gebeuren ook een flinke financiële strop voor de getroffenen. Dat die aanzienlijk is geweest bewijst wel de berichtgeving in de Vijfheerenlanden van juni 1867, waarin alleen al voor Zuid Holland aan aangetast vee bijna 50.000 stuks vee wordt opgegeven7. Daarvan waren er 20.000 gestorven en bijna 10.000 afgemaakt. Afgerond bleken er 20.000 dieren de ziekte te hebben overleefd.

Over een financiële bijdrage aan de getroffen veehouders wordt in de archieven niet gerept. Het enige positieve dat over beide ziekten kan worden gezegd, is dat de mens zelf er niet door getroffen kan worden.

Noten
  1. Niet-geïnventariseerd archief der voormalige gemeente Schoonrewoerd. Nu in gemeentearchief Leerdam.
  2. Oud archief Hei- en Boeicop, gemeente Zederik, nr. 58.
  3. Streekblad De Vijfheerenlanden, 27 september 1856. Gem. Archief Vianen.
  4. Als 2, no. 138.
  5. Als 2, nr. 135.
  6. Als 2, nr. 139.
  7. Als 3, juni 1867.
  8. Hieronder afgebeeld, vlugschrift met raadgevingen. Als 1.

Opgave van ziektegevallen onder het vee, voorkomende in “De Vijfheerenlanden “ van juni 1867.Noten.

  1. Niet-geïnventariseerd archief der voormalige gemeente Schoonrewoerd. Nu in gemeentearchief Leerdam.
  2. Oud archief Hei- en Boeicop, gemeente Zederik, nr. 58.
  3. Streekblad De Vijfheerenlanden, 27 september 1856. Gem. Archief Vianen.
  4. Als 2, no. 138.
  5. Als 2, nr. 135.
  6. Als 2, nr. 139.
  7. Als 3, juni 1867.
  8. Hieronder afgebeeld, vlugschrift met raadgevingen. Als 1.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *