Bijna overstroomd in 1945

KRONIEK
2008-2

Walter van Zijderveld
De Duitsers wilden een overstroming forceren

In februari 1953 werd Nederland getroffen door een grote watersnood. Ook de westelijke Alblasserwaard is onder water geweest, maar het oostelijk deel en de Vijfheerenlanden bleven droog. Dat had acht jaar daarvoor, in april 1945, wel anders uit kunnen pakken. In de nadagen van de Tweede Wereldoorlog heeft het namelijk maar een haar gescheeld of de Vijfheerenlanden en het oostelijke deel van de Alblasserwaard waren door een overstroming getroffen. Het zouden niet de natuurelementen zijn geweest die dit veroorzaakten, maar de Duitsers.

In maart 1945 waren de geallieerden in Duitsland de Rijn overgetrokken en op 30 maart trokken ze vanuit het oosten de Achterhoek binnen. In de drie weken daarna werden de oostelijke en noordelijke provincies bevrijd en half april waren de Duitse troepen in het westen van Nederland geïsoleerd van de hoofdmacht, want ook de zuidelijke provincies waren in handen van de geallieerden.

De in de ‘vesting Holland’ opgesloten Duitse Wehrmacht had bevel gekregen zich tot het laatst toe te verdedigen. In het zuiden dachten ze beschermd te zijn door de Merwede, maar in het oosten konden de geallieerden zo doorlopen. De Reichskommissar Seyss-Inquart had op 12 april 1945 weliswaar toegezegd dat er geen nieuwe inundaties zouden komen wanneer de geallieerden niet verder dan de Grebbelinie naar het westen zouden oprukken, maar dat bleek een loze belofte. De geallieerden stopten rond 20 april inderdaad bij de Grebbelinie, maar dat weerhield de Duitsers er niet van hun inundatieplannen door te zetten1.

Door de polders onder water te zetten dachten ze de verdere opmars van de geallieerden te kunnen stoppen. Het ingrijpen van enkele sluiswachters heeft de Vijfheerenlanden voor deze ramp behoed.

Een deel stond toen al onder water. Westelijk van het Merwedekanaal was reeds vanaf april 1944 een groot gebied onder water gezet. Dat was een lange, in noord-zuid richting lopende strook, gevormd door West-Lakerveld in Lexmond2, het gebied ten westen van de Minkeloos en de Burggraaf in Meerkerk en verder zuidwaarts doorlopend tot aan Schelluinen. Deze strook maakte deel uit van een waterlinie die van Muiden tot aan Schelluinen liep. Ook de zuidelijke polders van Vianen waren toen onder water gezet.

De door de Duitsers geïnundeerde gebieden.()A. Waalewijn, p.211)
De Diefdijklinie weer in ere hersteld

De Duitsers wilden zich begin april 1945 terugtrekken op een nieuwe linie. De oude Grebbelinie werd weer zoveel mogelijk in gereedheid gebracht en aan de andere kant van de Nederrijn liep de verdedigingslinie in de Betuwe van Opheusden (tegenover de Grebbeberg) tot Everdingen. Vanaf hier zou de Diefdijklinie weer in gebruik worden genomen en vanaf Leerdam zou een nieuwe verdedigingslinie langs de Linge tot aan Gorinchem worden gemaakt.
Ten oosten van de Diefdijklinie zou het gebied worden geïnundeerd.

De Vijfheerenlanden, ingesloten tussen Diefdijk en Bazeldijk/Zouwendijk.

Als voorbereiding daartoe wilden de Duitsers het water op de Linge zo hoog mogelijk opstuwen. Rond 7 april 1945 werd het inundatiekanaal bij Tiel (een door stuwen geregelde verbinding tussen de Waal en de Linge) daarom geopend en de Lingesluizen bij Asperen gesloten. Dat gaf al spoedig veel wateroverlast.

Op 15 april verzocht het verzet de geallieerden om de Lingesluizen bij Asperen te bombarderen om zodoende het plan van de inundaties te dwarsbomen en de overlast voor de bewoners te beperken. Dit bombarderen is echter nooit gebeurd, ook niet na herhaalde verzoeken. De sluizen lagen vlak bij de bebouwde kom en bovendien paste het waarschijnlijk niet in de strategie van de geallieerden.

De Duitsers dachten dat de geallieerden vanuit het oosten, door de Betuwe, zouden oprukken. Vanaf 16 april werden in de Betuwe veel bruggen, viaducten, duikers enz. opgeblazen en werden er tot en met Culemborg wegversperringen aangelegd, zodat veel wegen niet meer konden worden gebruikt. Bij Leerdam en Gorinchem maakten de Duitsers verdedigingswerken. Om ook het deel van de Linge tussen Asperen en Gorinchem op te stuwen, werden de Gorinchemse Kanaalsluis gesloten. Deze sluis regelde de afvoer van het Lingewater naar het Kanaal van Steenenhoek en stonden meestal open. Rond 26 april begon het Culemborgse veld al veel last van het water te krijgen. Tegen het eind van de oorlog stond grote delen onder water. Het inundatiekanaal bij Tiel kon pas op 4 mei provisorisch worden gedicht3.

Ook westelijk van de Diefdijklinie onder water

Het Merwedekanaal stelde als verdedigingslinie niets voor. De reeds geïnundeerde strook van Lexmond tot Schelluinen was al een grote verbetering, maar wanneer ook de overige polders onder water zouden lopen, kon de vijand zijn opmars over dit gebied wel vergeten.

Door het openzetten van de sluizen in Gorinchem, Arkel en Vianen zou het waterpeil in het Merwedekanaal zó hoog stijgen, dat het water over de kaden kon lopen, waardoor het omliggende land zou worden overstroomd. Hierbij schijnt alleen gedacht te zijn aan de polders ten oosten van het Merwedekanaal, dus aan het gebied tussen de Diefdijk/Noordelijke Lingedijk en het Merwedekanaal. Het inunderen van deze polders is de Duitsers echter niet goed gelukt.

De sluizen in Gorinchem

Volgens de toenmalige sluiswachter van de Arkelse sluis, C.Th. van Leeuwen, waren er rond 21 april 1945 drie sluizen in Gorinchem opengezet. Gorinchem heeft echter geen drie maar vijf sluizen:

  • De Grote Merwedesluis aan het begin van het Merwedekanaal
  • De Kerkhofsluis, aan het begin van het Merwedekanaal buiten de stad.
Op dit kaartje zijn de sluizen te Gorinchem aangegeven.
  • De Oude Sluis (nu Recreatiesluis) bij de mond van de Lingehaven
  • De Korenbrugsluis tussen de Lingehaven en de Linge
  • De Gorinchemse Kanaalsluis, die tussen de Linge en het Merwedekanaal en het Kanaal van Steenenhoek ligt.

De Kanaalsluis en de oude slui en/of de Korenbrugsluis moesten dicht blijven om het peil in de Linge zo hoog mogelijk te krijgen. De Kanaalsluis bleef in elk geval tot het eind van de oorlog gesloten. Hierdoor bleef het waterpeil in de Linge stijgen en kwamen grote gebieden onder water te staan. Dit duurde tot 4 mei, toen het inundatiekanaal bij Tiel provisorisch werd afgesloten.

Dan resteren de Grote Merwedesluis en de Kerkhofsluis, dus maar twee sluizen. De Kerkhofsluis was alleen van belang wanneer de Grote Merwedesluis en/of de Kanaalsluis open stond(en). Zekerheid welke drie sluizen Van Leeuwen bedoelde is er dus niet.

De Grote Merwedesluis werd onklaar gemaakt

Om water in het Merwedekanaal te krijgen, werden de sluisdeuren bij vloed geopend en bij eb weer gesloten. Het water in de rivier was gemiddeld relatief hoog, dus er kon veel water in het kanaal stromen. Voor de Grote Merwedesluis was sluiswachter A. Eikelenboom de Duitsers echter te slim af4. Toen op zaterdag 21 april 1945 op last van de Duitsers zowel de buitenste als de binnenste deuren van de sluis waren geopend, kon het water uit de Merwede ongehinderd naar het Merwedekanaal stromen. Uit eigen beweging of op verzoek van de illegaliteit verzon Eikelenboom een list. Toen de omstandigheden gunstig waren en de deuren bij hoog water open stonden, zette hij in z’n eentje de buitendeuren los van de aandrijving. Door de druk van het hoger staande rivierwater werden de deuren dichtgedrukt en werden niet meer tegengehouden door het open/sluit mechanisme. Hoe verder de deuren dicht zwaaiden, hoe sneller zij gingen. Met een enorme klap sloten de deuren, waardoor het haalwerk ontzet werd en de haalijzers deformeerden. De schade was zo groot, dat de deuren niet meer open konden. Deze gebeurtenis moet rond maandag 23 april hebben plaatsgevonden. Het rivierwater kon toen niet meer in het Merwedekanaal stromen en vanuit de Merwede hadden de poldersbewoners geen gevaar meer te duchten.

De Merwedesluis te Gorinchem met sluiswachter Eikelenboom.

Eikelenboom dook meteen onder bij een broer van hem in Tienhoven, maar actie van de Duitsers bleef uit. De Duitsers waren ook niet naar hem op zoek. Waarschijnlijk dachten ze dat bij het dichtzetten van de sluis er iets verkeerd of kapot was gegaan. Bovendien hadden ze wel andere dingen aan hun hoofd. Eikelen-boom keerde daarom na korte tijd weer terug naar Gorinchem, maar schutten was er door de defecte deuren niet meer bij.

Na de bevrijding kreeg hij een dankbetuiging van de hoofdingenieur van het arrondissement ’s Gravenhage, A.G. Maris, voor zijn moedig gedrag. Eikelenboom was zo bescheiden, dat hij over deze brief nooit met anderen of zijn kinderen heeft gesproken. Het herstellen van de deuren heeft na de oorlog nog veel tijd en moeite gekost.

De sluis te Arkel was maar enkele dagen open

De gang van zaken bij de sluis in Arkel is vastgelegd in een verslag dat de toenmalige sluismeester C.Th van Leeuwen5 in januari 1946 heeft gemaakt. Hieronder wordt het in een beter leesbare vorm weergegeven.

Op zaterdagmorgen 21 april 1945 kwamen twee Duitse officieren, samen op één motorfiets, bij de sluis te Arkel aan. Ze gelastten Van Leeuwen om de sluis te openen want er moest water in het kanaal gelaten worden. Toen Van Leeuwen zei dat dit niet kon, omdat het water in het Merwedekanaal al hoger was dan mocht, haalden de Duitsers een revolver voor de dag en bevolen hem de sluis te openen. Bevel is bevel! “Dat doe ik niet, ik verzuip mijn vaderland niet”, zei Van Leeuwen, waarop de Duitsers hem nogmaals sommeerden de sluis te openen, “of ik schiet je kapot”. Het antwoord “Ik verdom het te doen, die sluis doe ik niet open”, maakte de Duitsers razend en Van Leeuwen “werd koud door al mijn botten heen”. Ze dreigden hem nogmaals neer te schieten wanneer hij de sluis niet opende, maar Van Leeuwen antwoordde: “Nooit, dan sterf ik liever als een soldaat voor het vaderland”.

De sluis te Arkel.

Toen de Duitsers zagen dat hun dreigen geen effect had, vertelden ze dat ze een aantal soldaten gingen halen die de sluis zouden opblazen. Van Leeuwen antwoordde niets meer en de Duitsers vertrokken. Het was intussen elf uur geworden.

Van Leeuwen vond de grond nu toch wat te heet onder zijn voeten worden en besloot meteen onder te duiken. Zijn vrouw en zeven kinderen moesten het verder maar zonder hem zien te klaren. Van Leeuwen ging de Rietveldsedijk op en klopte bij Verweij aan, met het verzoek of hij daar kon blijven. Dat was goed, en zo dook de sluiswachter onder bij Verweij.

Het water in de Linge bleef stijgen. Op zondag 22 april zat de wind in de noordwesthoek en ‘het werd een stormtij’. Verweij bracht Van Leeuwen het nieuws dat ook het water in het Merwedekanaal steeds hoger kwam. Het begon reeds de polder in te lopen. Op verzoek van Van Leeuwen ging Verweij toen bij de Arkelse sluis kijken of die wel dicht was of dat de Duitsers hem inderdaad hadden opengezet of hadden opgeblazen. Dit bleek gelukkig niet het geval te zijn. De sluisdeuren waren nog dicht. Dat was maar goed ook, want op de Linge stond het water ruim een voet (meer dan dertig centimeter) hoger dan in het kanaal. En daar stond het water al zo hoog, dat het gevaar voor een doorbraak van de kade heel reëel was. Op zeven plaatsen liep het water al de polder in. Wanneer die ruime voet waterhoogte van de Linge ook nog op het almaar stijgende kanaal kwam, was een doorbraak van de kade niet meer te voorkomen en zouden polders langs het kanaal overstromen.

Van Leeuwen was vier dagen ondergedoken, maar bij de sluis gebeurde verder niets. Tot op de nacht van 25 op 26 april. Toen kwamen de Duitsers terug en lieten een andere brugwachter de sluis opendraaien. Het water kon nu vrijelijk het Merwedekanaal instromen. Dat had een ramp voor het gebied kunnen worden, maar omdat het peil in het Merwedekanaal niet meer steeg, vormde dit Lingewater geen grote bedreiging meer. Het niet meer verder stijgen van het water in het Merwedekanaal kwam doordat ‘goede Nederlanders’ de sluizen in Gorinchem en Vianen hadden dicht gedraaid6. Dat was mogelijk, omdat de Duitsers geen wachtposten op de sluizen hadden gezet.

Zaterdagmorgen 28 april, Van Leeuwen was toen weer thuis, zag hij dat er weer water in het kanaal stroomde. Op zijn vraag wie daar opdracht voor had gegeven, zei de andere brugwachter: ‘de kameraden, de Duitsers’. Van Leeuwen lichtte toen zijn chefs in en zette zelf de sluis dicht. Aan de andere brugwachter werd verteld: “Wie er ook komt, je blijft van de sluis af. Ik zal dat tuig wel te woord staan”. Dat was niet meer nodig, want de Duitsers zijn niet meer terug geweest. Zo werd voorkomen dat water uit de overvolle Linge in het volle Merwedekanaal kon stromen. Zo werden de aangrenzen-de polders voor overstroming behoed.

Van de Hoofdingenieur van het arrondissement ‘s-Gravenhage, A.G. Maris, kreeg hij nog een bedankbrief, gedateerd 6 juni 1945, met de volgende inhoud: ‘De opdracht van de Duitse Wehrmacht op 21 april 1945 om de sluizen ten behoeve van het stellen van inundaties te openen, werd door u geweigerd. Toen u dit weigerde was niet te overzien wat de gevolgen zouden zijn. Ik wil u schriftelijk mijn waardering betuigen voor dit onder moeilijke omstandigheden genomen besluit.’

Eenzelfde brief zal sluiswachter A. Eikelenboom van de Grote Merwedesluis hebben ontvangen.

De sluizen te Vianen bleven lang open

De Duitsers wilden ook water vanuit de Lek in het Merwedekanaal en zo in de polders laten stromen. Op vrijdag 20 april 1945 lieten ze de inlaatwerken van de oostelijke kanaaldijk openzetten. Op dezelfde of de volgende dag werd op hun bevel bij vloed de Grote Sluis bij Vianen opengezet. Bij eb ging de sluis dan weer dicht. Dat openen en sluiten ging zo steeds door.

Bij de Wilhelminasluis ging dat niet zo gemakkelijk. Deze was al enige jaren buiten gebruik en ter bescherming van de deuren waren aan de rivierzijde schotbalken aangebracht. Dat waren balken die vóór de deuren in gleuven in de sluiswand boven elkaar werden gestapeld en zo een houten muur vormden. Die schotbalken moesten eerst door een stel willekeurig aangewezen burgers worden verwijderd, alvorens de sluisdeuren konden worden opengedraaid7.

Door het binnendringende rivierwater steeg het water in het Merwedekanaal almaar hoger. In Nieuwland ging een boer naar B. Versluis, het hoofd van de openbare school, met het verzoek of Versluis naar de Ortskommandant wilde gaan, want het water stond zo hoog, dat het ieder moment over de dijk kon stromen. Alle huizen in Nieuwland zouden dan onder water komen te staan. Versluis woonde naast de pastorie, waarin toen de Ortskommandant woonde. Niet wetend wat er aan de hand was en waarom het peil in het Merwedekanaal zo hoog stond, ging Versluis naar zijn buurman. Hij werd binnengelaten in de kamer van de Ortskommandant, deed zijn verhaal en vroeg of er iets aan het hoge water kon worden gedaan. Versluis had nog maar enkele zinnen in het Duits gezegd, of de Ortskommandant greep zijn revolver en schreeuwde: “Eruit, anders schiet ik je kapot”. Versluis wist niet hoe gauw hij de pastorie moest verlaten8.

De Grote Sluis en de Wilhelminasluis (restant van het vroegere Zederikkanaal) te Vianen, liggen naast elkaar.

Op zondag 22 april begon het water op veel plaatsen over de kade te stromen. In de buurt van Middelkoop wisten kantonnier Dirk Zwart en omwonenden een dijkdoorbraak te voorkomen. Het is niet bekend of omwonenden de inlaatwerken weer zo gauw mogelijk hebben dichtgezet, maar waarschijnlijk is dit wel.

In Meerkerk liep een deel van het dorp onder water. In dit deel was het hoofdkwartier van de Duitsers gevestigd en ook dit liep onder water. Op zondag 29 april bleven de sluizen te Vianen weer voor het eerst dicht bij vloed9. Het is waarschijnlijk dat het bevel hiertoe door de Duitsers zelf is gegeven, want op 1 mei mocht zelfs worden begonnen met het wegmalen van het water uit de polders en konden ook de sluisdeuren te Vianen bij eb weer worden geopend.

Mogelijk is het onderlopen van hun hoofdkwartier in Meerkerk de reden dat de Duitsers op 29 april het bevel gaven de sluizen te sluiten.

Het einde van de ellende

Zoals reeds vermeld was rond maandag 23 april de Grote Merwedesluis gesloten. De Arkelse sluis stond alleen van de nacht van 25 op 26 april tot zaterdagmorgen 28 april open, maar de sluizen in Vianen van zaterdag 21 tot zondag 29 april. Pas op die dag was het gevaar voor de polders rond het Merwedekanaal geweken.

De Duitsers waren bang voor het water. Ze zouden op hun post kunnen worden ingesloten en daar voelden ze helemaal niets voor. Dit is waarschijnlijk een belangrijke reden waarom de Vijfheerenlanden en de Alblasserwaard aan een overstroming zijn ontsnapt.

Op 1 mei mochten de gemalen weer hun werk doen. Toch duurde het nog een tijdje voor de bemaling goed op gang kwam. Zo hadden onder andere de polders Autena, Gouwenes, Neder- en Over-Boeicop, Neder-Heicop, Quakernaak, Nieuwland en Leerbroek een elektrisch gemaal, maar elektriciteit was niet voorhanden, dus stonden ze stil. Het duurde tot eind mei voordat deze gemalen weer konden draaien. Intussen werd met dieselmotoren een noodmaalinrichting aangebracht, maar snel ging het uitmalen niet. Het duurde nog lang voor de polders waren droog gemalen.

De Bazeldijk werd niet opgeblazen

Niet alleen de Vijfheerenlanden, maar ook de Alblasserwaard is ternauwernood aan een overstroming ontsnapt. Op bepaalde plaatsen hadden de Duitsers gaten geboord in de Lekdijk en de Merwededijk. Wanneer ze bij een massale aanval moesten terugtrekken, zouden ze de Alblasserwaard onder water zetten, door in de gaten springladingen aan te brengen en deze te laten ontploffen. Ongetwijfeld zou daardoor een enorm gat in de dijk zijn geslagen en zou het rivierwater in de polder stromen10.

Behalve de rivierdijken, waren de Duitsers ook van plan geweest om de Bazeldijk op enkele plaatsen op te blazen. De dijk was te hoog om door te breken wanneer het Zederikkanaal aan de andere oever al over de kade stroomde. Alleen door met springstof gaten in de dijk te maken, kon het water de Alblasserwaard instromen. In het spoorwegstation van Arkel hadden de Duitsers daartoe een grote hoeveelheid springstof opgeslagen. Het gewapende verzet in de Alblasserwaard had het plan dit te verhinderen door het station op te blazen. Voordat men het plan kon uitvoeren ontruimden de Duitsers het station en vervoerden al hun explosieven per paard en wagen naar Meerkerk, waar het werd opgeslagen in de schuren van De Vor en Bikker, die aan de Bazeldijk woonden. Een verzetsman kreeg van zijn groep de opdracht zich te laten vorderen voor het lossen van de wagens. Hij zorgde dat hij in de buurt op de weg liep en werd volgens plan door de Duitsers gedwongen om mee te helpen. Uiteraard protesteerde hij hevig, maar dat hielp gelukkig niets. Toen hij in de schuur kwam, zag hij twee Duitsers werken die zich enige tijd daarvoor met al hun wapens aan de illegaliteit hadden overgegeven. Ze waren daarna ondergebracht bij P. van Zessen. Het leven van een onderduiker had hen kennelijk verveeld, want tijdens een wandeling waren ze door de Duitsers, hun eigen mensen, weer opgepakt.

Wijselijk deden de infiltrant en beide Duitsers alsof ze elkaar niet kenden, maar door hen kwam de infiltrant toch te weten wat er allemaal in de schuren werd opgeborgen. Dat was onder andere dynamiet, trotyl, landmijnen en bij Bikker bovendien nog fosfor om gebouwen in brand te steken.

De ondergrondse wist nu wat er zoal in de schuren lag en wilde de zaak opblazen. Van hogerhand werd dit moment echter steeds uitgesteld, totdat duidelijk werd dat de Duitsers niet meer tot het opblazen van de Bazeldijk zouden overgaan11. Dit moment zal in de periode van 29 april tot 1 mei hebben gelegen. Zo ontsnapte ook het oostelijke deel van de Alblasserwaard aan een overstromingsramp.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Oud-Gorcum Varia,2003-1, nr. 54, p. 33-42

Noten en bronnen
  1. Waalewijn, Achter de bres. De Rijkswaterstaat in oorlogstijd, SDU Uitgeverij, ’s-Gravenhage, 1990, p. 199-202.
  2. van Zijderveld, In Lexmond gebeurde niets ……., eigen beheer, 1995, p. 91-96.
  3. van Alphen, Tussen Waal en Lek, Uit. Avanti B.V., Zaltbommel, 1984, p. 182-197.
  4. Dit verhaal is gedeeltelijk gebaseerd op de tekst op pag. 48 van Varend Vervoeren door K.E. Baars, Uitg. Matrijs, Utrecht, 1991. Hierin wordt verondersteld dat de illegaliteit Eikelenboom had gevraagd het openen van de deuren te saboteren. Op grond van bovenstaande redenering is dit echter niet waarschijnlijk.
  5. Stadsarchief Gorinchem, map Tweede Wereldoorlog. Het relevante deel van dit rapport, gedateerd 12 januari 1946, is in een beter leesbare vorm weergegeven. Toevoegingen van de auteur zijn cursief gedrukt. Letterlijk overgenomen cruciale delen zijn tussen aanhalingstekens geplaatst.
  6. Dit is in tegenspraak met het gegeven dat de sluizen in Vianen pas op 29 april zouden zijn dichtgezet. Het is mogelijk dat de waterstand op de Lek bij vloed niet hoog genoeg was om meer water in te laten.
  7. J. Ververs, Een vrijstad bevrijd, eigen beheer, Maarsbergen, 1995, p. 23
  8. Versluis, Bevrijdingsnummer 5 mei 1985, gemeenten Meerkerk, Leerbroek en Nieuwland, p. 7-8.
  9. J. Ververs, Een vrijstad bevrijd, eigen beheer, Maarsbergen, 1995, p. 23-25.
  10. van Loon, Verzet in en om Dordt, G.B. van Goor Zonens Uitg.mij. N.V., Den Haag-Batavia, p. 315-316; A. Waalewijn, p.138-144.
  11. v.d.H., Bevrijdingsnummer 5 mei 1985, gemeenten Meerkerk, Leerbroek en Nieuwland, p. 16-17.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *