
KRONIEK
1998-1
LEXMONDERS EN VIANEZEN, BLUSSEND EN VECHTEND
Door Walter van Zijderveld
Inleiding
We schrijven zondagmorgen 28 juli 1872. Het was een prachtige dag. Zoals gebruikelijk was ook deze zondag vredig begonnen, ook op de boerderij Vreugderijk, gelegen in het buurtschap Helsdingen, dat bij Vianen hoort, op ongeveer een half uur lopen vanaf het centrum. Hier zou het die dag echter niet vredig blijven. Vroeg in de morgen ontstond brand in een hooiberg, waarin nog hooi lag dat het jaar daarvoor geoogst was. De boerderij werd bewoond door P.A. Timmers en was eigendom van de in Utrecht (Oude Rhijn) wonende koopman P.H.C. van den Broeke.
De brand
Om negen uur kreeg de burgemeester van Vianen hiervan bericht, de brandklok werd geluid en nog voor halftien waren er al 2 spuiten, inclusief het bijbehorende personeel, op weg naar de brand. De derde Viaanse spuit kwam daar vlak achteraan (1). Onder leiding van burgemeester Alers van Vianen werd daarna direct met het blussen begonnen.
Maar niet alleen de Viaanse brandweer was gealarmeerd, ook de Lexmondse brandweer had “lucht” gekregen van de brand. En zoals het goede buren betaamt, had burgemeester Van Slijpe op eigen initiatief z’n dorpsgenoten opgetrommeld en was ook op weg gegaan naar Helsdingen om te helpen met het blussen van de brand.
Niet lang nadat de Vianezen begonnen waren met het blussen, kwam de Lexmondse burgemeester met z’n brandspuit en blusvolk bij de brand aan. Intussen had ook het achterhuis vlam gevat. De Lexmonders stelden hun brandspuit aan de westkant van de boerderij op en begonnen ook te blussen.
De Lexmondse spuit was vergezeld van maar liefst 140 à 150 spuitgasten, zo’n 10% van de toenmalige bevolking van Lexmond. Op zondag waren veel Lexmonders thuis die voor de rest van de week elders werkten, vandaar misschien ook deze grote opkomst.
Met zo’n grote ploeg moest de brand wel geblust worden, en inderdaad, om half twaalf was dit ook het geval. Dat was mede te danken aan de Lexmonders, die met “ongemenen (= buitengewone) ijver en trouw aanhoudend gearbeid” hadden om de brand te blussen.
Zoals in die tijd gebruikelijk was, moest niet alleen de brand geblust worden, maar ook moesten de kelen van de brandweerlieden gesmeerd worden. Het blussen met een handpomp was een zeer vermoeiende aangelegenheid en om de paar minuten moesten de pompers worden afgelost. Op zo’n warme zomerdag als die 28ste juli zal er dan ook wel heel wat dorst te lessen zijn geweest.
Burgemeester Alers van Vianen en zijn brandmeesters zorgden ervoor dat er geestrijk vocht aanwezig was voor de Viaanse spuitgasten, zodat ze vrolijk aan het pompen en blussen bleven. Ook de Lexmonders zorgden dat ze aan hun trekken kwamen. Bij de Viaanse tapper Ruitenbeek van De Herderin werd drank besteld, zodat ze “buitengemeen trouw hun plicht” konden blijven doen. Soms werd deze drank besteld met medeweten van de Viaanse vroede vaderen, maar vaak ook niet. Het zal er wel niet minder goed om gesmaakt hebben.
De eerste vechtpartijen
Toen de brand geblust was, heeft “een zekere Goes” voor fl. 1,50 “onze brandspuiten (= de eigenlijke pomp en de zuig-aanvoerpomp) met de natte slangen enz., die bijna onmogelijk met de hand waren te vervoeren, met zijn paard naar Lexmond gebracht”.
Alers bedankte Van Slijpe en de Lexmonders vertrokken weer naar hun dorp. Een aantal van hen kwam echter niet ver. Vlak bij Vreugdenrijk lag de herberg De Herderin en deze werd door deze Lexmonders met een bezoek vereerd om hun nog altijd dorstige kelen te smeren. De herberg was echter al aardig vol met Vianezen die op hetzelfde idee gekomen waren.
Eén van de Lexmonders die hier ook zijn dorst wilde lessen, was Willem Veen Hzn. Vergezeld van een meisje stapte hij de herberg binnen en wilde een stoel nemen. Dit was echter tegen de zin van de Vianees Cornelis Nobel, die hem de stoel weer afrukte en meteen begon te slaan. Dit was het sein voor een stel andere Vianezen om zich in de strijd te mengen. Het resultaat van dit ongelijke gevecht was, dat de Lexmonder hevig mishandeld werd. Ook de Lexmonder Jan Veen Jz., die Willem wilde helpen, werd door de Vianezen afgetuigd.
Het gezamenlijke blussen van de brand had dus niet bepaald verbroederend gewerkt. De drank en de toen heersende rivaliteit tussen de “steedse” Vianezen en de Lexmondse “plattelanders” zullen hier wel een grote rol in gespeeld hebben. Alers zegt hiervan: “en er vanouds her eene vete bestaat tusschen de ingezetenen van Leksmond en die van Vianen, waarvan vele bejaarde mensen kunnen getuigen, en die meermalen tot vechtpartijen heeft aanleiding gegeven, waarbij ernstige bloedstortingen hebben plaatsgehad.”
De ruzie in de herberg ontaardde in vechtpartijen en het ging er daarbij warmpjes aan toe. De politie probeerde de vechtenden te scheiden en burgemeester Van Slijpe deed zijn best om de Lexmonders weer naar hun dorp terug te krijgen. Een aantal van hen bleef echter achter.
De gemoederen waren toen al zo verhit, dat toen daarna de Lexmonder Bastiaan Vermeulen de herberg binnen kwam, hij meteen door de daar aanwezige Vianezen werd aangevallen, die zijn gezicht en achterhoofd met een kruik bewerkten. Hevig bloedend moest ook hij de aftocht blazen.
Niet alleen in de herberg, ook erbuiten werd gevochten. Eén van de slachtoffers hier was de Lexmondse arbeider Johannis Verkerk. Hij had van burgemeester Van Slijpe de opdracht gekregen om een paar lege bierkruiken terug te brengen naar de herberg. Onderweg kwam hij een stelletje Vianezen tegen, die hem zijn kruiken afpakten en hem begonnen af te ranselen. Eén van de kruiken sloegen ze zelfs op z’n gezicht kapot, zodat onze Johannis bloedde als een rund. Hij was er zo erg aan toe, dat hij door Peter Wansleven en IJsbrand Vermeulen naar huis gebracht moest worden. De 3 à 4 kilometer lange tocht zal wel niet gemakkelijk geweest zijn.
Ook elders werd er flink gevochten door groepen Vianezen en Lexmonders. De uit 6 man bestaande politiemacht zag geen kans om de vechtenden te scheiden en de orde te bewaren.
De Lexmonders keren terug
Voor de Lexmonders was de overmacht te groot en ze werden dan ook teruggedreven naar hun eigen dorp. De Vianezen die de Lexmonders achtervolgden werden echter door de politie hierin “verhinderd”.
De Lexmonders lieten de vernedering niet op zich zitten. Volgens een verslag, dat de Viaanse burgemeester Alers aan de Kommissaris van de Koning zond, “keerden ze van knuppels voorzien terug”. In het politieverslag voegt hij hieraan toe: “achter zich hebbende eene groote menigte van menschen”. Zo togen de op wraak beluste Lexmonders omstreeks twee uur naar Vianen.
Onderweg kwamen ze hun burgemeester Van Slijpe tegen, die het ook maar voor gezien hield en weer op weg was naar Lexmond. Hij werd ook bedreigd door de Vianezen en het heeft maar weinig gescheeld of ze hadden hem ook een pak slaag gegeven. Over zijn terugreis schrijft hij aan de Commissaris van de Koning: “Op mijn terugreis naar Lexmond ben ik een groot aantal (vermoedelijk meer dan 100) mannen van verschillende leeftijd tegen gekomen, welke allen op het gerucht dat men mij had willen slaan, naar Vianen gingen om wraak te nemen. Velen zijn daarna op mijn aanmaning weder naar huis gegaan, doch anderen hebben toch de reis naar Vianen doorgezet, met het doel andere Lexmondsche ingezetenen te ontzetten, waardoor een aanzienlijke oploop ontstond”.
De Vianezen zagen hun buren terug komen, “waarop die van Vianen weder gewapend met knuppels(2) hen tegemoet gingen”. Er waren volgens Alers op dat moment op het terrein van de brand en bij De Herderin zo’n 500 personen aanwezig, dus zo’n 5 à 10 maal zoveel als er oprukkende Lexmonders waren. (Als Alers tenminste niet overdreven heeft (3)).
Natuurlijk begonnen de gevechten nu opnieuw en ook deze keer werden de Lexmonders verdreven. Burgemeester Alers van Vianen schrijft hierover: “Toen de ingezetenen mijner gemeente de Lexmonders hadden teruggedrongen, dreigden dezen in grooter getale en beter bewapend te zullen terug keeren”.
Voor de derde keer dus dreigden gevechten uit te breken. De toestand dreigde geheel uit de hand te lopen en burgemeester Alers besloot daarom militairen uit het garnizoen Utrecht te hulp te roepen. Hij schrijft hierover: “In ‘t onzekere of aan deze bedreiging gevolg zou worden gegeven en de onmogelijkheid inziende om met het beperkt politie-personeel de orde te kunnen handhaven, telegrafeerde ik naar Utrecht om 25 man cavalerie. Dit geschiedde te 2 uur”. Het twee jaar daarvoor in gebruik genomen telegraafkantoor in het stadhuis van Vianen bewees hiermee zijn nut weer eens (a).
Intussen waren de gemoederen al wat bedaard, had de politie “van een groot deel der oproerigen de knuppels afgenomen” en waren “die van Lexmond met geweld de herberg uitgezet”.
De eigenaar van Vreugderijk, de Utrechter P.H.C. van den Broeke, was intussen ook aangekomen en heeft door zijn overredingskracht en geholpen door het gerucht dat er militairen op weg waren naar het strijdtoneel, “de manschappen van Lexmond naar hunne gemeente heengeleid”.
De rust keert terug
Om half zes was alles weer rustig en waren ook de Vianezen weer naar hun stadje teruggekeerd. De militairen waren toen niet meer nodig en Alers “zond een tegenbevel naar Utrecht”. De militairen, die toen reeds in aantocht waren, maakten rechtsomkeert en trokken weer af, richting Utrecht.
Intussen was het nablussen van het hooi nog in volle gang. “Al het hooi uit den berg moest verplaatst en bij kleine gedeelten nat gespoten worden en dat vorderde veel tijd, veel water en vooral veel inspanning van krachten, bij moedige arbeiders”.
Het achterhuis was geheel uitgebrand. Het woonhuis en een met riet gedekte schuur die daar dichtbij stond, waren door de inspanning van de Viaanse en Lexmondse brandweerlieden behouden gebleven. Dat was een geluk voor Timmers en Van den Broeke, want het hooi en de gebouwen waren niet tegen brand verzekerd. De oorzaak van de brand is niet bekend.
Om tien uur was alles klaar en vertrok Alers met de laatste spuitgasten. Hiermee was een einde gekomen aan een dag vol actie.
De spanning tussen Vianezen en Lexmonders was echter zo snel niet verdwenen. Dat begreep burgemeester Alers ook en hij belegde een paar dagen later een speciale raadsvergadering om de “rel van Helsdingen” te bespreken. Op 4 augustus, dus 1 week na de brand, zou de kermis in Helsdingen beginnen en hij vreesde dan nieuwe rellen. Op zijn voorstel werd toen met algemene stemmen besloten de kermis maar niet te houden. Dit was een tegenvaller voor de Vianezen, maar waarschijnlijk was het toch een goede beslissing.
In Lexmond werd in dat jaar ook geen kermis gehouden. Dit had echter een andere oorzaak, want tegenstanders van de kermis, die van ouds her eind augustus gehouden werd, hadden in 1871 al hun zin gekregen en ook in 1872 was dat het geval (b).
De nasleep
Voor Lexmond zou deze burenhulp ook nog een staartje krijgen. Burgemeester Van Slijpe vond dat Vianen best wel aan “de 140 brandspuitgasten, welke zo buitengewoon trouw hun plicht hebben gedaan, een kleine beloning te kunnen uitreiken”. Hier voelde Vianen niet veel voor, en alles wat Lexmond kreeg was een dankbetuiging voor de bewezen diensten.
Was ze ook kregen, was een nota van de Helsdingse tapper Ruitenbeek wegens geleverde dranken, groot fl. 22,90, waarvan Vianen fl. 2,50 voor zijn rekening nam en de rest (fl. 20,40) ter betaling doorschoof naar Lexmond. Maar omdat er geen nota’s van waren en het niet bekend was door wie dat besteld was, en bovendien of het alleen maar Lexmonders waren die de drank geconsumeerd hadden, zond Lexmond de rekening weer door naar Vianen. Per slot van rekening had de brand op grondgebied van Vianen gewoed en was het de gewoonte dat alle kosten dan ook door Vianen gedragen moesten worden.
De totale kosten (incl. de fl. 20,40) van het aan de Lexmonders geleverde bier en jenever bedroegen volgens burgemeester Van Slijpe “hoogstens fl. 30,-, dus niet teveel voor meer dan 150 manschappen, die flink gewerkt hebben in de brandende zon”.
Vianen bleef echter weigeren de fl. 20,40 te betalen. Een reden hiervoor zal wel zijn geweest, dat burgemeester Alers met z’n brandmeesters al fl. 141,96 hadden uitgegeven aan de brandspuitgasten en hiervoor van de Viaanse gemeenteraad een terechtwijzing in ontvangst moest nemen. De Viaanse raad wilde voortaan “wat minder kostbaar zijn”. Geprobeerd werd zelfs van de in Utrecht wonende eigenaar P.H.C. v.d. Broeke een vrijwillige bijdrage in de kosten te krijgen. Of dit van Vianen lukte is niet bekend.
Wel bekend is dat Lexmond ongevraagd fl. 15,- van hem kreeg om onder de spuitgasten te verdelen. De Lexmondse gemeenteraad doet nog een poging om met dit geld de rekening van Ruitenbeek te betalen, maar omdat V.d. Broeke (en ook burgemeester Van Slijpe) hier op tegen zijn, wordt dit toch maar niet gedaan. Ruitenbeek krijgt fl. 15,- uit de gemeentekas en de rest moet hij zelf bijpassen.
Het resultaat van de spontaan geboden burenhulp was jammer genoeg, dat de altijd al aanwezige spanningen tussen Vianen en Lexmond nog meer toegenomen waren en het de Lexmonders alleen maar geld gekost en veel ergernis en letsel opgeleverd had.
De volgende branden
Een maand later, op zaterdag 31 augustus, sloeg ‘s middags om vier uur de bliksem in een schuur van de boerderij van de weduwe Van Dieren te Helsdingen en zette hem in lichterlaaie. Buren en arbeiders die aan het werk waren aan de draaibrug over het Zederikkanaal waren snel ter plaatse. Ze doofden met wei en melk de brandende steunen van twee dichtbij de schuur staande hooibergen. Gelukkig waren “de brandspuiten van Vianen betrekkelijk spoedig op de plaats van den brand”. Ze konden echter niet verhinderen dat de schuur geheel afbrandde. De Lexmondse brandweer liet zich dit keer niet zien. Gelukkig maar!
De Lexmondse brandweerlieden konden op 10 september, dus ruim een maand na de rellen in Helsdingen, weer in hun eigen dorp in actie komen bij het blussen van een brand in een arbeiderswoning. Alles verliep ordelijk en burgemeester Van Slijpe was daar zo tevreden over, dat hij een publicatie liet aanplakken, waarin hij de blussers bedankte voor hun hulp (c).
Noten
– Volgens een brief van burgemeester Alers aan de Commissaris des Konings, 29 juli 1872. Volgens een brief van 3 augustus 1872 (Politiezaken) van Alers waren er 4 brandspuiten.
– Later verbeterd in: “en zich mede met knuppels wapende”. Citaat uit de brief Politiezaken.
– Het is best mogelijk dat Alers dit overdrijft, omdat het een citaat is uit een brief (Politiezaken), waarin hij zich kennelijk probeert te rechtvaardigen voor het inroepen van de militaire hulp.
Bronnen
a. In- en uit het Stadhuis van Vianen
J.A..L.. de Meyere en J.M.M. de Ruijter, Vianen, 1984
b. Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, Jaarboek 1986
– De kermis van Lexmond, blz. 32. W. van Zijderveld
– Matrijs, Utrecht, 1986
c. In het Land van Brederode, Brand in Lexmond, W. van Zijderveld
Hist. Ver. “Het Land van Brederode”, Vianen, 10e jaargang nr. 2/3/4, 1985
– Gemeentearchief Lexmond
– Gemeentearchief Vianen