De Huibert

KRONIEK
2001-1

Joh. de With

De naam van het periodiek van de Vereniging Historisch Lexmond en Hei- en Boeicop,  de Lek en Huibert Kroniek, verwijst naar twee wateren, waarvan de Lek staat voor Lexmond. Deze rivier zal bij een ieder bekend zijn. Voor Hei- en Boeicop is de keus gevallen op de Huibert. Over dit boezemwater gaat dit verhaal.

Waarvoor dient deze watergang?

Deze vliet was bedoeld voor de afvoer van overtollig polderwater van de polders Everdingen, Over en Neder Zijderveld en Overheicop, een polder behorende tot Schoonrewoerd. Dit polderwater werd via deze Huibert, die liep vanaf de zuidwesthoek van de polder Ever-dingen ten oosten van de Graaf Huibert laan en vanaf de zuidwest-hoek van de polder Neder Zijderveld ten westen van die weg, afgevoerd via Schoonrewoerd en vervolgens via een haakse bocht tussen de polders Overheicop en Hoog Middelkoop en tussen Nederheicop en Laag Mïddelkoop door tot aan de Zederik, nu Merwedekanaal. De Zederik loosde zijn water vroeger te Arkel in de Linge en deze weer te Gorkum in de Merwede. Nu loopt het water vanaf Gorkum door het kanaal van Stenenhoek, dat te Hardinxveld zonodig op de Merwede kan worden afgemalen. Deze waterafvoer door de Huibert dateert niet vanaf de ontginningen. Toen in 1284 de gezaghebbers in de latere Vijfheerenlanden te Everdingen bij de kerk bijeen kwamen om maatregelen te treffen tegen de steeds toenemende wateroverlast1, werd, door het sluiten van de gaten tussen en het verhogen van de rivierdijken en de aanleg van de Dief-dijk, de waterafvoer van polder Everdingen afgesloten en moest voor deze polder een andere afvoer worden gezocht.

Hoe dit werd gerealiseerd kunnen we lezen in het bekende charter dat in de paasweek van 1284 werd opgesteld2.

Naast andere zaken op waterstaatkundig gebied regelde men in die overeenkomst ook de aanleg van de Huibert. Johan van Arkel stond toe een waterweg door zijn gebied te graven van “beneden de steeg van Everdingen” (Poldersteeg, nu Graaf Huibertlaan en Dorpsweg) tot Schoonrewoerd en vandaar westwaarts naar de Zederik.
Gelijkertijd werd afgesproken dat tussen dit water en de Zederik een sluis zou worden gelegd. In het charter staat: “dar zy comen in die Zerike, dar selen zy houden hare slusen end hare dammen”.
Waarschijnlijk was deze sluis alleen bedoeld om de waterafvoer te re-guleren en is eerst later van belang geworden voor de lokale scheepvaart.
Tussen de Kalverweg te Schoonrewoerd en de Overheicopseweg was een zogenaamde overhaal of overtocht gemaakt waarmee schouwen konden worden overgetrokken vanuit de Huibert naar de Schaykse wetering.

Naar het orginele bouwbestek gebouwde model van de overhaal aan de Blauwbijl te Schoonrewoerd.

Een zelfde inrichting had men gemaakt aan de Blauwbijl tussen de Huibert en de Boeicopper voorwetering. Evenzo aan het westeinde van die wetering aan het Zwaanskuiken, waar weer de Zederik kon worden bereikt. Hieruit blijkt wel het belang dat men aan de verbindingen te water hechtte. Dat was ook wel nodig, want de wegen waren onverhard en bij nat weer onbegaanbaar en dan veelal met draaibomen afgesloten. R. de Jong3 meent dat er in 1284 sprake was van een andere watergang en de Huibert eerst in 1312 is aangelegd. Hij baseert zijn mening op het gegeven dat er in het stuk van 1284 gesproken wordt van “beneden ter Stege theverdingen”. Zoals we boven hebben gezien ligt de Huibert daar aan de oostzijde en niet ten westen van de weg. Omdat in de overeenkomst met name Schoonrewoerd wordt genoemd en daar geen andere waterafvoer bekend is, zal bedoeld zijn vanaf het zuideinde van de Poldersteeg, dat is op de grens van Neder Zijderveld en de polder Kortgerecht. Het ten noorden gelegen land behoorde niet tot het grondgebied van Arkel. Zijderveld behoorde onder Culemborg en daar had Arkel niets te verkopen of weg te geven en dat deel van de Huibert konden de plaatselijke gezaghebbers zelf regelen. In de overeenkomst van 1312 werd aan de polders Over en Neder Zijderveld toegestaan hun water via de Huibert af te voeren4. Hoogst waarschijnlijk hebben die polders hun water tot dan toe geloosd via een wetering ten zuiden van de Zijderveldselaan op het nog niet ontgonnen westelijke deel van Bolgarijen. Langs de Zijderveldselaan zijn nog enige restanten van de zuidkade van die wetering te vinden.

In 1613 kwam nog een polder zijn wateroverschot op de Huibert lozen, namelijk Overheicop, dat voorheen via de Schaykse wetering, via Leerdam, op de Linge afwaterde.
Langs de Zijderveldselaan zijn nog enige restanten van de zuidkade van die wetering te vinden.
In 1613 kwam nog een polder zijn wateroverschot op de Huibert lozen, namelijk Overheicop, dat voorheen via de Schaykse wetering, via Leerdam, op de Linge afwaterde.
Hierover was reeds in 1581 overeenstemming bereikt met dijkgraaf en hoogheemraden te Vianen, Hagestein en Everdingen. Het pro-bleem waarom de realisering zo lang op zich heeft laten wachten, kan gelegen zijn geweest in de extra kosten die men van Overheicop wilde onvangen. Immers, de polders die al op de Zederik loosden, hadden grote investeringen gepleegd om de waterafvoer te verbete-ren en dat werd er met het extra water van Overheicop natuurlijk niet beter op. Men verwachtte dan ook dat Overheicop een redelijk deel van die kosten zou vergoeden.

Bovendien was de ene wipwatermolen die de Huibert op de Zederik moest afmalen, niet meer toereikend, zodat een tweede molen moest worden toegevoegd, de zogenaamde. Overheicopse molen, die echter eerst 13 jaar later schijnt te zijn gebouwd5. Doordat Overheicop voorheen in oostelijke richting afwaterde, was er tussen die polder en Hoog Middelkoop geen wetering nodig geweest, zodat de Huibert kort na 1284 geheel nieuw moest worden gegraven. Nog kan dit worden gezien bij de Overheicopse weg onder Schoon-rewoerd, omdat deze weg bij het graven van de Huibert iets naar het noorden moest opschuiven en kwam te lopen over de al iets opgehoogde huiserven van de oude bebouwing, zodat de weg daar ter plekke hoger is dan elders. Dit zal ook de reden zijn waarom de oude bebouwing daar korter aan de weg staat dan gebruikelijk.

Een der initiatiefnemers en zeker belanghebbende, was Huibert van Everdingen, die zijn naam aan deze uitwatering heeft gegeven. Wanneer men is overgegaan op bemaling van de Huibert is niet bekend. Dat zal vroeg zijn geweest, omdat zijn polders alleen op de Huibert konden aflopen bij voldoende lage waterstand6. Dat gold ook voor Overheicop. Zoals we hebben gezien dateert de tweede molen van 1626. Deze molen is in 1795 afgebrand en herbouwd. Zijn standplaats was waar nu de woning Kanaaldijk 20 te Leerbroek staat. De oude molen stond onmiddellijk ten noorden van het huidige elektrisch gemaaltje, dat ter plekke staat van de hierna nog te noemen sluis. (Zie foto voorpagina)

Deze bemaling hield stand tot 1895 toen de oude molen werd afgebroken om zijn standplaats af te staan aan het nieuw te bouwen stoomgemaal van 25 PK7. Toen kon de Overheicopse molen worden gemist. Hij werd gesloopt in 1902 om plaats te maken voor de bovengenoemde woning ten behoeve van de machinist. In 1824 werd de Zederik vergraven tot Zederikkanaal. Van rijkswege zijn toen de diverse overhalen en uitlaatsluisjes vervangen, sommige door een sluis met twee deuren. Zo ook aan de mond van de Huibert. De passage over de uitvliet geschiedde door middel van een ophaalbrug. Een sluis had twee voordelen. Scheepjes konden worden geschut en de sluis kon ook een belangrijk deel van het overstromingswater helpen afvoeren. In 1854 is de staat van onderhoud die voor rekening van het waterschap was gebleven, zo slecht dat het bestuur door de Waterstaat werd gemaand hier iets aan te doen.


In haar antwoord stelde het waterschap dat hunnerzijds het sluisje mocht vervallen en zo de gemeente Schoonrewoerd het wel in stand wilde houden, zij ook de kosten maar moest betalen8. Eerder had Schoonrewoerd namelijk verzocht, zo het ophaalbrugje aan ver-nieuwing toe was, de doorvaartbreedte wat te vergroten. Na onder-zoek had Waterstaat al bericht dat de doorvaartopening altijd al groter was dan die van de sluis, namelijk respectievelijk 3.90 en 3.69 meter9.

Kennelijk wilde Schoonrewoerd niet met geld over de brug komen, want de sluis is in 1854 gedicht. Van deze nalatigheid kreeg Schoon-rewoerd later spijt en verzocht alsnog heropening, echter zonder resultaat.

Toen in 1954 het stoomgemaal werd verlaten en het huidige elektri-sche gemaal werd gesticht, zijn de resten van de sluis nog aangetrof-fen en geheel verwijderd.

In mijn jeugd was de noordoever van de Huibert over een grote lengte begroeid (zie foto hiernaast) en bood in de winter aan de liefhebbers van de schaatssport een heerlijke beschutting tegen de noordenwind. Er werd dan ook veelvuldig gebruik van gemaakt door de bewoners van Middelkoop, Schoonrewoerd en Hei- en Boeicop.

Het noodzakelijke baggerwerk was jarenlang gedaan door de machinist, die de uitkomende specie per aak naar de voormalige uitvliet van de Over-heicopse molen bracht en deze daarmee geheel heeft gedempt. Enige tientallen jaren terug beriep het waterschap zich op zijn recht van opstal en gaf opdracht aan de aangelande eigenaren alle houtopslag te verwijderen, aan welk verzoek onder protest werd voldaan10.

Inmiddels is de functie van de Huibert veranderd van waterafvoer-kanaal tot waterinlaat ten behoeve van diverse polders die er hun water mee verversen. Het gemaaltje dient nu dus ook om zonodig water op de Huibert te brengen.

De Huibert met zijn vroegere rijke vegatatie.

Noten.

  1. de Jong, Inter Leccam et Ligniam, blz. 126. In de overeenkomst staat: “Ommate scade die het land totnutte makede”; J. Buisman, Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen, deel I, blz. 527 en volgend. Aan 1284 ging een aantal erg natte jaren vooraf.
  2. a. Jhr. L.F. Teixeira de Mattos. De Waterkeringen, Waterschappen en Polders van Zuid-Holland. Het Land tussen Lek en Merwede, onderafdeling IV, blz. 643 en volgend. Ook R. de Jong, blz. 126.
  3. de Jong, blz. 81.
  4. a. Jhr. L.F. Teixeira de Mattos. De Waterkeringen, Waterschappen en Polders van Zuid-Holland. Het Land tussen Lek en Merwede, onderafdeling IV, blz. 643 en volgend. Ook R. de Jong, blz. 126.
  5. R. de Jong, blz. 81.
  6. R. de Jong, blz. 687.
  7. Teixeira de Mattos, blz. 687.
  8.  R. de Jong, blz. 146: 1460. Ruerende ende Spruytende van zeecker watermoelen, die voors heern van Brederode en van Cuylenborch mit huere medeplegers geset hadden op us Zieryck etc..
  9. Teixeira de Mattos, blz. 664.
  10.  Gem.Archief Leerdam, Archief Schoonrewoerd, Ingekomen stukken. Niet geïnventariseerd.
  11.  Idem.
  12.  In de akte van 1284: “Die opstal van den waterganc sal wesen also groet alse dien landen orbar is”.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *