Draadjesvlees onder de kerstboom

KRONIEK
2000-2

J. van Rijn
Terug naar de jaren dertig

Welke schoolknaap ging in de jaren waarin ik mijn levenslente beleefde de grens over met vakantie, vrijwel niemand toch? Je was al blij familie buiten de stad te hebben, anders kon je mooi thuis blijven. Voor ik over enkele dagen aan mijn tachtigste kerst begin (in 1999, red.), wil ik graag nog een simpel verhaal aan u kwijt. Veel jongeren van nu, wellicht opgegroeid met het bezoeken van verre werelddelen, zullen daar misschien hun neus voor ophalen. Maar ik verzeker u dat ik in mijn schooljaren met weinig middelen mateloos van mijn vrije tijd heb genoten.
Voor de Tweede Wereldoorlog bracht ik mijn kerstvakanties regelmatig door bij mijn opa en tante Marie in Lexmond. Ik ging daar met de boot vanuit Rotterdam naartoe. Op school wist niemand waar Lexmond lag en daar was ik best een beetje trots op. Ik heb lang gedacht dat het ver van huis was. Tegenwoordig wordt dit mooie Lekdorp vaak op de radio genoemd als op de rijksweg Utrecht-Breda verkeersopstoppingen zijn. Die vakanties van toen zou ik voor geen geld hebben willen ruilen voor alle toerisme-luxe van nu.

Willem Zoom, Jaap van Rijn en Marie den Burger-Speijer.
Mestlucht

Mijn opa was zijn tijd ver vooruit door in de jaren twintig in het polderland bij zijn schoonzus in te trekken, nadat hij al een tijdje weduwnaar was. Ome Gerrit was al veel eerder overleden. Opa wist dat de zuster van zijn vrouw in het dorp haar leven alleen sleet en best wat gezelschap om zich heen kon gebruiken. Ome Gerrit, die bij de post was geweest en als barbier schnabbelde, had tante niet onbemiddeld achtergelaten. Opa bracht ook iets mee en die twee oudjes konden zo samen van een plezierige levensavond genieten.

Zodra ik van de boot op de steiger stapte, waande ik me in een andere wereld. De rust van het rivierenland, de lucht van koemest en het gestamp van de rijnaken die de Lek op- en afzwoegden, dat had je niet in de grote stad. Als de schemer bezit nam van het land en op de hofsteden de kaarsjes vlamden, was het een verrukking in de eenzaamheid een ommetje over de dijk te maken. In die tijd zag je in de verte op de deining van de rivier de lichtjes van de scheepjesbrug Vianen-Vreeswijk flonkeren. Op zulke momenten behoorde een klein stukje Nederland mij toe.

Deftig

Tante Marie was een struise vrouw van boerenafkomst. Ze straalde een aangeboren deftigheid uit. De ietwat muffe lucht in haar oude huis had iets aparts, dat hoorde bij de logeerpartij. Op het tafelzeil in de woonkeuken prijkten meestal een brillendoos, een theelichtje en opa’s asbak. Op het oude hoektafeltje in de pronkkamer lag een stukgelezen bijbel. Tante had mooie antieke spullen, zoals een enkele eeuwen oud kabinet en een notenhouten etagère met familieportretten in zilveren lijsten. Opa vond altijd dat de schaal met afschuwelijk imitatiefruit niet bij die mooie dingen paste. Hij had natuurlijk gelijk.
De kerstboom naast de divan was opgetuigd met kleurige snuisterijen, engelenhaar en echte kaarsjes. Elektrische lichtjes waren nog niet voor middenstanders en het gewone volk bestemd. Tante hield van versieren: engeltjes op de schoorsteen, in bijna alle vertrekken roodpapieren kerstklokken en hier en daar een vleugje mistletoe, waarvan overigens geen gebruik werd gemaakt.
In de kelder sloeg tante de weck op, die werd aangesproken als de groente duur of schaars was. Tante was behoudend: ze hield op vaste tijden stop- en naaiavonden en werkte met maasbal en vingerhoed. De rust in zo’n boerenbuurtschap was volkomen. Ik heb me trouwens altijd met een klein stukje wereld kunnen vermaken. Tussen het boerenvolk, de blaarkoppen en de lakenvelders had de verveling nooit grip op mij. Van de agrariërs heb ik veel opgestoken.

Draadjesvlees

Televisie bestond niet en de knop van de radio werd alleen beroerd als er nieuwsberichten of kerkdiensten waren. Bij het openhaardvuur kon je de slagen van de torenklok en het tikken van de pendule horen. Op hoogtijdagen kwam het goudkistje uit de linnenkast. Tante pronkte graag met haar sieraden.
Opa had een hekel aan kerels die met klompen goud aan hun vingers rondliepen. Hij had een prachtige gekrulde snor en hij koesterde zijn snorrenkom. Voor hij een sigaar opstak beet hij er eerst een puntje af en voor de middagmaaltijd nam hij steevast een scheutje Hulstkamp. Tante vatte alleen op zon- en feestdagen een citroentje met suiker, zoals dat toen gebruikelijk was. De niet opgeloste suiker likte ze na afloop uit het lege glaasje. Bij de thee prefereerde ze zandkoekjes. Opa snoepte het liefst chocolade-halvemaantjes met suiker. Hij moest daarvoor naar Utrecht, omdat in Lexmond geen Jamin was.

Tante Marie was soms wel eens wat lastig, maar dat vergat je als zij eten kookte. Haar kookkunst was simpel, maar smakelijk. Met kerst maakte ze altijd draadjesvlees, lekker gaar gesudderd op een oliestel. Het lof en de spruiten kwamen van opa’s stukje land. Het toetje bestond vaak uit zelfgemaakte chocoladepudding met slagroom. Opa had de slagroom met twee vorken geklopt. Doordeweeks kwam er karnemelksepap op tafel.

In stijl

Tante wilde graag in hoog aanzien staan en droeg met kerstmis altijd een chique en stemmige japon. Dan troonde zij trots als een pauw op een hoge stoel voor het raam, met de gordijnen open. Zij wilde bekeken en besproken worden. Opa zwoegde op zulke dagen in zijn zwartlaken trouwpak door het huis. De stakker kroop dan uit verveling in zijn zorgstoel met hoge kuif, de duimen in de armsgaten van zijn vest, tabak en sigaren binnen handbereik. Hij slaakte een zucht van verlichting als hij ‘s avonds uit zijn dwangbuis kon stappen. Het liefst had hij zijn boezeroen met boordenknoopje aangehouden.
Ik denk nog vaak aan de kerstkrans met echte boter en de chocoladekerstkransen met die afschuwelijke witte pitjes die tante altijd in huis had. Ik heb met volle teugen genoten van die simpele vakanties.

Kom Lekdijk 22.

Iets over de achtergronden
Bovenstaand artikel van Jaap van Rijn is verschenen in het streekblad De Postiljon van 22 december 1999, editie Boskoop-Hazerswoude-Dorp. Het geeft een prachtige beschrijving van het leven in Lexmond in de dertiger jaren van een ‘middenstands’ gezin.
Tante Marie was de weduwe van Gerrit den Burger, de postbode die ook kapper was. Ze woonde in het huis Kom Lekdijk 22, nu bewoond door A. Spek. Marie den Burger-Speijer was geboren in Meerkerk.
Een postbode in Lexmond behoorde in de dertiger jaren tot de middenstand.
Opa uit het verhaal heette Willem Zoom. Hij was getrouwd geweest met de zus van Marie Speijer. Hij was geboren in Dirksland en had daarna gewoond en gewerkt in Den Haag. Na het overlijden van zijn vrouw is hij weer naar Dirksland teruggekeerd en vandaar naar Lexmond vertrokken, waar hij omtrent 1931 ging inwonen bij zijn schoonzus Marie. Toen zij omtrent 1937 overleed bleef hij nog een tijdje in Lexmond wonen en vertrok nog vóór de Tweede Wereldoorlog uitbrak naar Scheveningen, waar hij ook is overleden.
Zoals ook uit het verhaal blijkt hadden Marie en Willem het niet arm. Ze konden zich luxe dingen permitteren waarvan de daggelders in het dorp alleen maar konden dromen. Dat Marie zich daarop graag liet voorstaan blijkt wel uit de volgende anekdote. Op een dag waren ze samen in een groentewinkel. Willem twijfelde of hij wel bananen zou kopen. Dat was in die tijd nog een hele luxe. Marie zei toen hardop: we hebben toch geld!, waarop de bananen werden gekocht.
Met dank aan de heer Van Rijn uit Zoetermeer voor het mogen plaatsen van het artikel en het leveren van aanvullende informatie. (WvZ)

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *