Een goede onderwijzer voor Heicop

KRONIEK
2004-1

Walter van Zijderveld

In het archief van Hei- en Boeicop bevinden zich een drietal raadselachtige documenten1 uit 1818.
De drie voorbladen zijn voorzien van een tekst, geschreven in hetzelfde schoonschrift, die luidt: De schrijfkunst schildert de spraak en spreekt voor de oogen, met daaronder in hetzelfde schoonschrift een naam, die voor elke omslag anders is. De namen zijn:

Arie Monné
Lot van Beest
Johanna Reinhard van den Bohm

Het zijn geen Heicopse namen.

Het voorblad van Lot van Beest.

Elke omslag is gedateerd 11 juli 1818, in het handschrift van degene die ook de rest heeft geschreven. Alle drie kregen ze de vraag voorgelegd: Welke moeijelijkheden zijn er gewoonlijk aan het schoolonderwijs verbonden en hoe komt een schoolonderwijzer die te boven. Het lijkt erop alsof de drie personen de vraag moesten beantwoorden in een brief, die gezonden moest worden naar een fictieve onderwijzer die moeilijkheden met het lesgeven had. Ze moesten tevens een goede raad geven om zijn problemen op te lossen.

Waarschijnlijk was het een test om de meest geschikte kandidaat voor de onderwijzerspost te selecteren, omdat ze op dezelfde dag in Heicop zijn geschreven. Elk heeft ook drie sommen gemaakt.

Arie Monné schreef:
Een hoofdig (koppig, eigenzinnig) kind dat men gebied aan zijn werk te gaan, waartegen hij zich verzet, door met de hand onder het hoofd te gaan zitten en niet werkt. Om dit dan te boven te komen ontneemt den onderwijzer hem zijn werk tot zoo lang hij zelfs (zelf) voelt dat hij verkeert gehandelt en er zelfs (zelf) om koomt verzoekt, en hem op eene zachte manier hem dit onder het oog te brengen en meer andere voorbeelden die den onderwijzer in de school kan ontdekken.

Het is een nogal krom geschreven stukje, maar dat zijn de andere drie ook.

Lot van Beest schreef:
Goede vriend!
Ter beantwoording dezer vraag dient dat ik daardoor versta om de kinderen eene behoorlijke opvoeding te geven, gepaard met zoodanig onderwijs, waardoor de kinderen in korten tijd tot nuttige leden van de zamenleving worden opgeleid. Om deze moeijelijke taak op de gemakkelijkste wijze te boven te komen, is noodig dat men daartoe van zoodanige methode van onderwijs gebruik make, als welk thans voor de beste wordt gehouden, bij voorbeeld het klassikale onderwijs. En vooral benevens eene tafel van werkzaam-heden, waardoor èn onderwijzer èn leerling weten welk werk er in elken schooltijd, ja zelfs van uur tot uur te verrichten is, een hulpmiddel welke wel gebezigd al de moeijelijkheden welke men anders zoude hebben, om zoo te zeggen afweert.

Na groeten, etc.

Hieruit kunnen we opmaken dat het klassikale onderwijs in 1818 een moderne leermethode was. Voor die tijd werd ieder kind apart geholpen, waarbij intussen geen aandacht aan de andere kinderen kon worden besteed. Geen wonder dat het er in de scholen uit die tijd nogal rommelig aan toe ging en de kinderen ook niet veel en snel leerden. Van Beest vond vooral een lesrooster zeer belangrijk om goede resultaten te krijgen.

Johanna Reinhard van den Bohm schreef:
Amice!
Daar gij een vriend van mij en een opregt  behartiger van uwen zoo belangrijken post vind ik mij genegen UED nog een letter ter opbeuring toe te zenden. Het spijt mij dat gij de bezwaren zoo zeer treffend moet verduren; doch zij zijn alle ongegrond. De hoofdbezwaren zijn mijns dunkens, wanneer een welmeenend onderwijzer ziet dat zijne lessen zoo dikwijls als met den voet getreden worden; het is ook eene moeijelijkheid dat de kleinste in zulk eene gedurige rusteloosheid zijn; dat zij dit zijn zonder nut en het is eene moeijelijkheid wanneer een onderwijzer zijne belooning niet erlangen kan. Mij dunkt gij zult vooral op het laatste h..tsten dan is het zoo zamen zeer lastig en de beste middelen ter herstelling zijn: standvastige moed en een taai geduld.

Ik heb de eer mij met alle toegenegenheid te noemen
Amice!
UED. DW. Dienaar
N.N.
H., den — 1818.

Deze brief is erg onsamenhangend en in een tante Betjesstijl geschreven. Het advies van Johanna is echter: hou vol en geef niet op. Hoe de onderwijzer zijn problemen moest oplossen, staat er echter niet bij.

Al met al krijgen we uit de ‘brieven’ de beste indruk van Lot van Beest. Of deze ook onderwijzer in Heicop is geweest of geworden, is niet bekend.

De drie sommen waren kennelijk nogal lastig, want de drie personen maakten er niet veel van. Voor ons zijn ze ook lastig, omdat ze anders geformuleerd worden dan we dat tegenwoordig zouden doen.

De eerste som was: Hoe wordt 54273 door 32168 op de kortste wijs  vermenigvuldigd? Het antwoord moet zijn een gewone staartvermenigvuldiging. Dat klinkt voor ouderen vertrouwd, maar onze jongere generatie weet waarschijnlijk niet wat ermee wordt bedoeld. Dat komt omdat tegenwoordig op school geen staartvermenigvuldigingen en delingen meer worden geleerd. Arie Monné had het waarschijnlijk wel geleerd, maar ondanks dat deed hij het helemaal fout. Lot had wel de goede methode, maar vergat een stukje van de vermenigvuldiging en van Johanna is niets terug gevonden.

De sommen die Lot van Beest maakte.

De tweede opgave was: Op de kortste wijze 2500 worp zesthalven van 5 in een worp tot guldens?
Hierbij kwamen ze alle drie tot een verschillende uitkomst.

De derde opgave was: De gewone breuk van de decimale breuk 0,12.
Het antwoord is: 12/100 = 3/25.
Arie heeft de som niet gemaakt en Lot en Johanna hadden hem goed.

Lot van Beest had de beste resultaten en zou de meeste kans maken om te slagen.

Noot

1. Gemeentearchief Zederik, Oud Archief Hei- en Boeicop, nr. 275A

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *