KRONIEK
2002-2
RIJKE BOEREN EN NOG RIJKERE BLOMMEN
Peter de Pater
In mijn verhaal over de bewoners van Lakerveld 89; de tegen-woordige cactuskwekerij van Hans Biesheuvel, heb ik ooit vermeld dat drie geslachten zo rond 1860 eens tot de rijke Lakerveldse boeren behoorden. Ik heb toen de DE JONGEN, DE U(Y)ITEN-BOOGAARDEN en de VERHOEF(F)EN genoemd. De laatste zullen we eens kort volgen. De Verhoef(f)en waren al rond 1790 zeer rijke Lakerveldse boeren. Ze beschikten over twee boerderijen, een “armswoning” (voor het personeel?); en iets meer dan 33 mergen
(ruim 28 hectare) grond. Veel dus, maar grond blijft grond, en vooral deze “armswoning” blijkt historisch interessant te zijn. Aan het eind van dit verhaal zullen er weinig mensen zijn, die dit bouwwerk nooit gekend hebben. Dit heeft iets merkwaardigs in zich; maar het idee dat het huisje van het “Kleine Aaigie” op Lakerveld 236, het “huisje” dat uiteindelijk uit dit verhaal zal rollen, en café “Halfweg” tot Laker-velds bekendste adressen behoren vind ik toch wel opvallend: je hoeft niet groot te zijn om bekend te worden. Menige touringcar-chauffeur liet ooit deze drie adressen in Lakerveld aan zijn pas-sagiers zien. De bewoners vonden dit over het algemeen maar niets.
We gaan verder met de familie Verhoef; hun nakomelingen, erf-genamen, aangetrouwde rijkdommen en bezittingen van de familie zijn tot het Lakerveld van 2001 te volgen. Zelfs de grond onder de voeten van deze schrijver heeft met de familie Verhoef te maken. Het is niet de bedoeling van dit verhaal dat allemaal te vertellen. Ik wil slechts een korte schets geven van een Lakerveldse familie en haar bezittingen en leven in het Lakerveld zo rond 1800. Alleen de naam Verhoef is al interessant genoeg. In 1627 dook in Lakerveld ene JACOB JANS HOEVEN op, hij noemde zich ook wel JACOB JANS VERHOEF; dit is een mooie naam, omdat deze ontleend is aan het woord “HOEVE”. De term “HOEVE” was een oppervlaktemaat, die 16 morgen of wel ongeveer 14,5 hectare groot was. Hierbij een aardig verhaal over de familie Verhoef(f)); bewoners van “twee hoeven”. De plaats van handeling, misschien maar twee boerderijen: Lakerveld 79 en 71. Het zijn niet de minste twee boerderijen in Lakerveld. Bovendien zijn ze beiden op een woonheuvel gebouwd. Dit betekent dat deze twee adressen tot de eerste vestigingsplaatsen in Lakerveld behoorden.
Lexmondse en ook Lakerveldse geschiedschrijving is soms niet eenvoudig: dat het Lexmondse archief eens als pakpapier aan winkeliers verkocht werd door de derde vrouw van de toenmalige schout Dirck van Ambueren is een bekend gegeven (1703). Dat stukken uit de Lexmondse doop- en trouwregisters verdwenen zijn constateerde ook onze vervangend burgemeester tijdens de Tweede Wereldoorlog de heer Jacob de Jong in zijn geschiedschrijving uit 1963. Dat de doop- en trouwregisters van Lexmond soms in tegen-spraak zijn met allerlei eigendomsbewijzen moet ook deze Lakervelder vaststellen. Misschien ben ik de laatste wie dit opvalt. De Lexmondse predikant Julius Aysonius Husinga (“stond in ons durp” van 1609 tot 1657 (48 jaar dus!)) constateerde in 1639 dat: “door die veel mijner absentie van dizen plaatse, in de zes na-volgende jaren is die optekeninge van kinderen die nu bij die eene dan bij die anderen predikant gedoopt werden achterwege ge-bleven” (dit volgens het archief van wijlen Jacob de Jong). Misschien was hij de eerste Lexmonder die het nauwkeurig opschrijven van zulke gegevens belangrijk vond!
Hierbij 5 interessante dopen uit het Lakerveldse:
23 februari 1749: AALTJE
Vader: CORNELIS VERHOEF
Moeder: STIJNTJE DE BRUIN
Get: GERBRECHT COPIER
(Dit is een foute vermelding, want in een akte uit 1799 blijkt AALTJE opeens een dochter van HENDRIK VERHOEF te zijn.)
28 juni 1750: ARIE
Vader: HENDRIK VERHOEF
Moeder: LAMBERTJE DE BRUIN
Get: MIJNTJE DE BRUIN
28 januari 1752: LIJSBETH
Vader: HENDRIK DE BRUIN
Moeder: LAMBERTJE VERHOEF
Get: STIJNTJE DE BRUIN
(Conclusie: Dit is een foute vermelding; de vader was HENDRIK VERHOEF en de moeder LAMBERTJE DE BRUIN. Het kind werd ook wel LIJSJE genoemd.)
11 april 1756: ARIAANTJE
Vader: HENDRIK VERHOEF
Moeder: LAMBERTJE DE BRUIN
Get: STIJNTJE DE BRUIN
12 augustus 1759: PIETER
Vader: HENDRIK VERHOEF
Moeder: LAMBERTJE DE BRUIN
Get: JANNIGJE DE BRUIN
De twee onderstreepte zonen van Hendrik Verhoef (2 en 5) zullen we verder volgen. Hun zusters Aaltje (1), Lijsbeth (3) en Ariaantje (4), verdienen een speciale vermelding. Ze waren in 1798 alle drie getrouwd. (Voor de liefhebbers van stambomen resp. met Aalbert Boer, Jasper Bogaerd en Ruth Steenbaak) De drie dames Verhoef zouden al hun aanspraken op het bedrijf op 31 december 1798 prijs geven.
Hoewel ik graag een gedeelte uit dit stuk als illustratiemateriaal had gebruikt, is dit door de slechte kwaliteit van deze “Acte” niet mogelijk. Hierbij de opening en het slot.
Toch aardig van de dames VERHOEF dat ze afstand deden van hun erfrecht. Ik ben in een eerder stadium wel eens grote Lakerveldse boerderijen tegen gekomen die door vererving naar de knoppen gingen. (Burggraef(f) in 1740 b.v.) De drie gezusters Verhoef zouden dit probleem nog een poosje uitstellen, maar hun nakomelingen zouden uiteindelijk ook buigen voor “het slijk der aarde”.
” ’t Waoren niet de èènigste in de Lakerveldse geschiedenis”.
* Voor Lijsbeth Verhoef was dit haar tweede huwelijk, zij was eerst getrouwd met de uit Lopikerkapel afkomstige Willem Scherpenzeel. Willem zat niet zonder geld; Lijsje ook niet, en ze vestigden zich in mei 1777 op Lakerveld 49. Zo kwamen de Scherpenzeelen Lakerveld en Lexmond binnen. Hun nazaten zitten niet meer op Lakerveld 49, maar zijn inmiddels verspreid over de hele Vijfheerenlanden en ver daarbuiten. Allemaal afstammelingen van die ene Willem Scherpenzeel geboren in 1740 te Lopikerkapel, en overleden 1786 te Lexmond. De geschiedenis van de boerderij op Lakerveld 49 is alleen al een verhaal waard.
Tot zover LIJSBETH VERHOEF; naamgeefster van menige SCHERPENZEEL. We gaan verder met haar twee broers:
- ARIE (ARIJ) VERHOEF, geboren in 1750.
- PIETER (PETER) VERHOEF, geboren in 1759.
ARIE (ARIJ) VERHOEF.
We zullen Arij Verhoef eens een poosje volgen. Hij trouwde met Jannigje den Benschupper, en liet op 3 februari 1788 hun kind Maijke dopen. Getuige was Dingena den Benschupper. Op 2 augustus 1789 liet hij een kind met de naam Lambertha dopen. Getuige Lijsje Verhoef.
Ook aan rijke Lakerveldse boeren als Arij Verhoef ging het leven niet ongemerkt voorbij, en overleed zijn vrouw Jannigje den Benschupper jong. Hierbij moet ik helaas vaststellen dat zulke rijke weduwnaren in die tijd zeer gewilde huwelijkspartners waren (de “huishoudsters”, de “integere” uitgezonderd stonden in de rij) en Arij Verhoef hertrouwde met Niesje Kortenhoever.
Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen bekend:
- Gijsbert, gedoopt op 14 mei 1795
- Hendrik, gedoopt op 22 januari 1797. Get.: Aaltje Verhoef
- Pieter, gedoopt op 28 juni 1801. Get.: Lijsje Verhoef
- Cornelis, gedoopt op 1 juli 1804.
- Nijs, gedoopt op 23 november 1806.
- Jan, gedoopt op 4 september 1808.
Zes zonen dus: mooi toch?, maar voor een groot agrarisch bedrijf in vroeger tijden meestal het begin van het eind.
PIETER (PETER) VERHOEF.
Zijn broer Pieter (Peter) Verhoef had misschien een andere visie op het huwelijk; of wat waarschijnlijker is, het zat even tegen. Zoiets kan gebeuren natuurlijk, maar op 15 juli 1798 vermeldde het Lexmondse doopregister het volgende: Pieter Verhoef liet een kind met de naam Lambertje (dus genoemd naar de moeder van Pieter) dopen, en trouwde daarna terstond met Willempje Schup. (Volgens mij zijn buurmeisje; maar dit kan ik (nog) niet bewijzen) Misschien zijn Pieter en Willempje ook “ernstig vermaand” door den Lexmondschen Kerkenraad, zat de schrik er daarna goed in, of gebeurde er iets anders? Meer kinderen uit dit huwelijk zijn mij niet bekend.
De relatie met zijn broer Arij (Arie) heeft er in ieder geval niet onder geleden, ook al een groot goed. Op 23 februari 1799 werd het bedrijf op een heel eerlijke manier gesplitst:
- Voor Arie Verhoef was Lakerveld 79 met 15½ mergen grond.
- Pieter Verhoef kreeg Lakerveld 71 met 15½ mergen grond.
2½ mergen (gelegen op Scherperswijk) hielden ze gezamenlijk.
Een interessant stuk grond dat Pieter kreeg, was een hont boomgaard op Lakerveld – Oost; tegenover zijn boerderij; dit stuk boomgaard had de bijnaam “Het Hol”. Anno 2001 is dit perceel weer boomgaard, en eigendom van M. van Dijk en zijn zoon
M. van Dijk jr.
Pieter kreeg nog meer interessants: behalve Lakerveld 71 kwam ook ” de armswoning” onder zijn beheer. Deze “armswoning” bestaat nog steeds; en is beter bekend onder de naam “Het Blommenhuisje”.
De bekendste bewoonster van dit huisje was mevr. Janna Westerhout. Al in 1936 was dit adres zo beroemd, dat er een artikel aan gewijd werd in een voor mij onbekend blad. Als mogelijkheid circuleert dat het verhaal geschreven is, in een blad met de naam: “De Open Poort.” De titel luidde “Het Bloemenvrouwtje”. Het artikel is ondertekend met de letters Fl. de R., volgens het verhaal was hij een chauffeur van de firma Schraap en Co., maar dit neem ik met een korreltje zout, omdat het hele verhaal nogal filosofisch van aard is.
Het slot van dit verhaal uit 1936 wil ik toch letterlijk overnemen. Fl. de R. zou het me niet kwalijk genomen hebben.
“Maar hier is elke bloem een klein levend schepsel. Hij denkt nu aan het bewaarschooltje waar zijn kleine jongen op is. ’n Ronde kring om de juffrouw, die met de kleuters kind kan zijn….
Het vrouwtje noemt hem de namen van de planten en hij moet denken aan de gelijkenis van de schaapjes, die de herder alle bij name kent. Hij zoekt een vriendelijk woord voor deze trouwe bloemenverzorgster.
– “Een heel onderhoud zeker” zegt hij.
De woorden zijn er nog niet uit of het is al of hij een veeg in het gezicht krijgt. Ze glimlacht medelijdend terug. Kan iemand zoo weinig begrip ergens van hebben?
– “Werk dat je met plezier doet valt niet zwaar. Vindt u wel meneer?”
Achter de ruitjes van het lage huisje drinkt de reiziger ’n geurige kop koffie. Het bouwsel is hecht, maar de balken zijn scheef en de zolder is laag. Zijn artikel gebiedt hem vaak het woord comfort in de mond te nemen. Van al dat comfort is hier niets aanwezig. Wel is er een bedstee, waarin een zacht kreunen klinkt. Het bloemenvrouwtje trippelt er snel henen en geeft den zieke te drinken. Ze vertelt van de ziekte van haar ouden vader op een toon, welke den reiziger doet besluiten: haar liefste plant.
Weer op den breeden straatweg, die de hoofdsteden Amsterdam en Brussel verbindt, ziet de handelsreiziger de wereld met andere oogen.
“Rijen” fluistert hij tegen den chauffeur.
Dan begint het in hem te zingen:
Waar liefde woont gebiedt de Heer Zijn zegen.
Daar woont Hij zelf, daar wordt zijn heil verkregen.
En ’t leven tot in eeuwigheid”.
Eigenlijk heeft P. de P. hier niets meer aan toe te voegen.
Bronnen:
– D.T. registers Lexmond.
– Archief K. Slagboom te Lexmond.
– Archief J. de Jong te Lexmond.
– Archief C. Bassa te Lexmond.
– Mevrouw G. de Leeuw-van den Berg te Leerbroek.
– De heer H. Hoogendoorn te Wageningen.