Kroniek februari 1999
KRONIEK
1999-2
Door het oog van de naald
Door Joh. de With
Regelmatig kunnen we in de pers een bericht lezen dat ergens in
den lande een projectiel uit de tweede wereldoorlog is gevonden,
welk explosief door de Explosieven Opruimings Dienst uit Culemborg
op deskundige wijze onschadelijk moet worden gemaakt.
Hoewel onze streek in genoemde oorlog gelukkig nooit frontgebied
is geweest, wil dat niet zeggen dat hier geen gevaarlijk oorlogstuig
kan worden aangetroffen, zoals onlangs bleek in Lexmond.
Tijdens de eerste wereldoorlog, die duurde van 1914 tot 1918, voerde
de Nederlandse regering een strenge neutraliteitspolitiek, waardoor
ons land toen buiten het directe oorlogsgeweld is gebleven.
Wat echter niet inhield dat ons leger in die jaren niet zou hebben
geoefend.
Zo was er in 1917 een schietoefening met scherpe granaten voor de
zogenaamde vestingartillerie georganiseerd. In Schoonrewoerd op
de Kortgerechtseweg nabij de Blauwbijl stond een batterij veldgeschut
opgesteld, waarmee brisantgranaten van 12 centimeter konden
worden afgevuurd over de polder “Over Heicop”, richting Zevenhoeven,
dat is de uiterste zuid-oost hoek van de polder “Neder
Heicop” onder Hei- en Boeicop.
Deze granaten bestonden uit een gietstalen mantel, waarin een
krans van loden kogels ter grootte van een knikker, bijeen gehouden
door een dun reepje lood, en natuurlijk springstof. In de neus van het
projectiel had men een ontsteker gemonteerd, waarvan de bedoeling
was dat de granaat bij aanraking met de grond, zou exploderen, om
met zijn scherven en loden kogels zoveel mogelijk vijanden uit te
schakelen.
Onnodig te vermelden dat er maatregelen waren genomen om de
veiligheid van mens en dier te waarborgen.
Echter liggen in genoemde polder niet alleen weilanden, maar ook
sloten en in water ontploften deze granaten niet of niet altijd, waardoor
verschillende exemplaren zich in de modder konden schuilhouden.
Maar landslieden hebben de gewoonte hun sloten minstens een maal per jaar schoon te maken. In de dertiger jaren was dat volledig
handwerk, dat met steekmes en himphamp of met het baggernet
werd verricht.
Niet denkbeeldig dus dat er een granaat kon worden opgevist.
Dat overkwam Govert de With zelfs twee maal en onkundig van het
gevaar, nam hij het oorlogstuig onder de arm mee naar huis. Daar
trof hij zijn vrouw aan de overzijde van de sloot, op de waterstoep
bezig met schoonmaakwerkzaamheden.
Komt goed uit, zal Govert gedacht hebben en gooide de granaten
over de sloot, waar zijn vrouw ze met een boender en kalk en zand,
grondig reinigde. Zelfs de koperen banden waarmee het projectiel in
de loop van het kanon zijn roterende beweging had gekregen, waren
er van gaan glimmen. Waarna ze als sieraad een plaatsje kregen op
zolder.
Na het overlijden van Govert kwam zijn neef daar wonen, die ze op
zolder aantrof. Doch deze was in militaire dienst geweest en doorzag
het gevaar. Maar hoe los je dit op, want in huis hebben van
granaten was ook toen verboden en zijn tante leefde nog. De
oplossing werd gevonden door de explosieven weer voorzichtig een
eind de polder in te dragen, ze onder te baggeren en na een paar
weken als gevonden aan te geven.
Tot zover zijn deze gegevens ons door overlevering bekend
gebleven, maar nu komt het streekblad “De Leerdammer” ons te
hulp. Op 17 december 1931, zo bericht men, zijn in Hei- en Boeicop
door militairen uit Gorkum 2 granaten opgeblazen.
Twee jaar eerder had landarbeider B. van Dijk in diezelfde
polderhoek ook een granaat boven water gehaald, die hij mee naar
huis nam en in zijn schuurtje met hamer en beitel heeft getracht te
openen. Het oorlogstuig werd in beslag genomen en afgevoerd.
Mijn vader bracht in 1934 de vierde granaat aan het daglicht, die
eveneens door militairen onschadelijk werd gemaakt. Aan deze plof
heb ik herinneringen overgehouden. Na het opblazen hebben we in
het gras naar loden knikkers gezocht, waarmee we nog jaren
hebben gespeeld.
Wat er zoal kwam kijken om een granaat onschadelijk te maken,
kunnen we eveneens in “De Leerdammer” lezen. Dertien militairen
kwamen per boot naar Zwaanskuiken, waarna elf officieren en
manschappen te paard naar de vindplaats reden, vergezeld van Rijks- en Gemeentepolitie, zodat in redelijkheid kan worden gesteld
dat het opblazen duurder zal zijn geweest dan de aankoop. Hierbij
dient nog te worden opgeteld het vindersloon, per granaat fl. 2,50.