Geschiedenis van Lakerveld (14)

KRONIEK
2002-4

Drinkwater

Peter de Pater

Wat deed een Lakerveldse boer in vroeger eeuwen als hij dorstig werd van het maaien met de zeis, of het sloten met de himphamp en de schoef? Wel, hij pakte zijn al of niet bezwete klomp en schepte wat water uit de sloot om zijn tong weer los te krijgen. En hij maaide of slootte verder. In de Lakerveldse polder liep dit waarschijnlijk goed af. Maar in de wat meer verstedelijkte gebieden kon het drinken van oppervlaktewater grote gevolgen hebben. Veel afval werd in het oppervlaktewater gegooid, en het drinken van dit water leverde zo diverse besmettelijke ziektes als b.v. cholera en typhus op. De wetenschap stond ook niet stil, en men ontdekte dat er een verband was tussen diverse ziekten en het drinken van oppervlaktewater. Menig dorp bouwde een dorpspomp en de boeren een eigen pomp in de boerderij, met loden pijpen tot op 15 meter diepte. De Lexmondse gemeenteraad besloot op 7 september 1909 tot het plaatsen van een dorpspomp; dit werk werd uitgevoerd door de firma de Boer te Leeuwarden.

Dorpspomp te Lexmond

Ook dit bleek geen oplossing; want op sommige dagen werd het zo druk bij de dorpspompen, dat er ruzies ontstonden. (Vooral op vrijdag: schrobdag.) Zo’n dorpspomp had ook “prettige” kanten: met het water nam men ook het laatste dorpsnieuws, en de laatste roddels mee naar huis. Voor de dorpsjeugd was het leuk speelgoed: wie kon de pomp met zijn hand zo lang dichthouden, dat het water eruit spatte? Of wie kreeg de grootste straal uit de pomp? Ook dit zou geschiedenis worden. Dat dorpspompen geen oplossing waren, blijkt ook uit het feit dat leden van de Lexmondse gemeenteraad al in 1915 en 1916 een verzoek deden tot de aanleg van een water-leiding. Dit verzoek werd afgewezen.

Op 15 december 1926 om 16.00 uur promoveerde de Lekkerkerker T. Vink tot Dr. in de Wis- en Natuurkunde op een proefschrift getiteld “De Lekstreek, een aardrijkskundige verkenning van een bewoond deltagebied”. Als dank voor dit promoveren schreef hij een boek voor de mensen die het materiaal voor zijn proefschrift geleverd hadden. Als u op een avond een leuk boekje wilt lezen, moet ik u dit geval absoluut ontraden. Wel heb ik er kort samengevat een stuk uitge-haald:

Er bestaat een slingerende zandrug vanaf Zijderveld, die door Neder-Heicop, de Vijfhoeven, over de Hei- en Boeicopse weg, door Kraaijendaal uiteindelijk Lakerveld bereikt, om in de buurt van de Lakerveldse tol, de cactuskwekerij van Hans Biesheuvel, en de boerderij van L.W. de Jong bijna de oppervlakte te bereiken, waarna deze zandrug in de West-Lakerveldse polder verdwijnt. Maar deze loop is interessant.

In 1929 begon men in Den Haag na te denken over het aanleggen van een drinkwaterleiding in o.a. de Vijfheerenlanden en de Alblasserwaard. In datzelfde jaar werd een regionale commissie gevormd, die tot 1932 een soort slapend bestaan leidde. Pas in 1932 werd vooral onder aanvoering van G. Slob; burgemeester van Meerkerk, en in zijn kielzog J. Pot, burgemeester van Lexmond, de commissie actief. (Hoewel deze drinkwaterleiding was bedoeld voor het grootste deel van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, zal ik me in dit verhaal toch beperken tot Lexmond en Meerkerk.)

Burgemeester G. Slob
Burgemeester J. Pot.

Na diverse vergaderingen werd besloten om aan de provincie Zuid-Holland het volgende verzoek te doen: bouw een pompstation in Lakerveld en een watertoren in Meerkerk om druk op de leidingen te kunnen uitoefenen. Waarom een pompstation in Lakerveld? Wel, in 1932 werd ontdekt dat zich op een diepte van circa 90 meter onder het maaiveld water bevond dat door enkelvoudige beluchting en een eenvoudige snelfiltratie aan alle eisen van perfect drinkwater voldeed. Ik ben geen geoloog, maar water onder een zandrug is bijna altijd van een goede kwaliteit. (Zo ook het beroemde duinwater.) Het feit dat het voorgestelde pompstation zich vlakbij de eerder genoemde zandrug bevond, was natuurlijk geen toeval.

Op 14 december 1932 bracht de provincie Zuid-Holland een rapport uit waarin het voorstel van de commissie werd overgenomen. Totale stichtingskosten werden beraamd op fl. 984.665,00.

Voor de commissie braken nu moeilijke tijden aan; ze stonden voor de ondankbare taak om de gemeenten in onze regio te overtuigen van de noodzaak van de waterleiding. De term “bloed, zweet en tranen” is misschien wat overdreven, maar het scheelde niet veel. Over deze onderhandelingen is misschien een compleet verhaal te schrijven. Ik zal het niet doen.
Uiteindelijk kon op 28 juni 1934 het groene licht worden gegeven.

Jac. de Jong

Ondertussen vonden er wat verschuivingen in deze commissie plaats, burgemeester J. Pot van Lexmond ging met pensioen, en namens Lexmond nam Jac. de Jong op 24 oktober 1934 zijn plaats in. Deze commissie was na 28 juni van dat jaar in een dagelijks bestuur veranderd. Begin 1935 werd gestart met alle bouwactiviteiten. Het klinkt merkwaardig, maar voor Meerkerk en Lexmond kon het niet op een beter tijdstip vallen: we zaten midden in de crisisjaren en vele plaatsgenoten zaten zonder werk. Alle arbeidskrachten werden voor zover mogelijk uit de eigen gemeenten gehaald. Volgens mijn gegevens bezorgde dit enkele honderden mensen werk. De bouw ging snel, en op 16 juli 1936 kon Zijne Excellentie Jonkheer, Meester, Doctor H.A. van Karnebeek, Minister van Staat en Commissaris der Koningin in de Provincie Zuid-Holland, onder grote belangstel-ling van de plaatselijke bevolking het Lakerveldse pompstation en de Meerkerkse water-toren in bedrijf stellen.

Jhr. Mr. Dr. H.A. van Karnebeek

De Meerkerkse watertoren, met een reservoir van 650 kubieke meter water, blijft voor mij een blikvanger in ons landschap, al hebben toch sommige bewoners in onze streek dit fenomeen van 60 meter hoogte gezien als een technische ontwikkeling waar ze niet op zaten te wachten. Alhoewel de aansluiting op het waternet verplicht was, was er toch wel wat tegenwerking van de bevolking. Een bewoner van onze regio bond b.v. een papieren zak om zijn pas aangelegde kraan, om dat verschrikkelijke ding maar niet hoeven te zien. Maar ja, alle binnenleidingen werden gratis aangelegd, dus gingen veel bewoners overstag.

Watertoren met ambtswoning te Meerkerk.
Pompstation met ambtswoning te Lexmond

Het pompstation op Lakerveld bleek toch een technisch wonder. En zo moest menig Lexmonds schoolkind onder aanvoering van meester Haafkens of meester van Overhagen daar een kijkje komen nemen. Mijn moeder Corrie de Pater – den Hartog ging op 27 oktober 1941 met een “trossel andere keinders” ook kijken; geheel in de traditie van meester Haafkens moest van dit bezoek ook nog wel even een verslag geschreven worden. Meester schreef dit verslag op het bord en de leerlingen schreven dit over. “Frontaal onderwijs” heet dit, geloof ik. En zo schreef mijn moeder op 12-jarige leeftijd het volgende verhaal, met bijbehorende tekening:

De waterleiding

Uit een aantal bronnen, soms meer dan 100 meter diep, wordt het water door een zuigpomp in de windketel gezogen. In dat water zijn nog gassen en andere stoffen opgelost en fijn verdeeld vuil aanwezig. Om dit alles te verwijderen door een lage drukpomp naar de 2de zolder geperst. En spuit het in zeer fijne straaltjes boven de zuiveringsbakken op. Daardoor verdwijnen de gassen in de lucht en slaat het ijzer in de bak neer. Daarna loopt het water in de filters waardoor het door 4 lagen grof en fijn grind grof en fijn zand moet trekken. Het nog aanwezige vuil blijft in de filters achter en het water loopt naar de reinwaterkelders waardoor het door de hogedruk-pompen naar de bak bovenin de watertoren wordt geperst. Alle pompen en leidingen worden electrisch gecontroleerd door de controlekast die met bellen en lichtjes waarschuwen als er iets niet in orde is.

Tekening Mevr. C.A. de Pater-den Hartog

Meester Haafkens waardeerde het geheel met het cijfer 7.

Tot zover lijkt het pompgebouw met de Meerkerkse watertoren een redelijk succesverhaal. Helaas was de werkelijkheid iets anders. Na de ingebruikname ontstonden er diverse problemen:

  1. De bekleding van het stalen hoofdbuizennet bleek ondeugdelijk. De bouwers hadden hier tijdens het aanleggen al voor gewaarschuwd. Maar ja, dat waren maar arbeiders.
  2. Ook de bekleding van de dienstleidingen bleken niet echt geweldig. Het Nederlandse bedrijf dat dit materiaal had geleverd, bleek niet veel verstand van waterleidingen te hebben.
    Samengevat betekende dit dat van het opgepompte water tussen de 40 en 50% verloren ging door lekkage. In 1960 was dit verlies gedaald tot 18,5 %.
  3. Tot overmaat van ramp bleken veel bewoners niet bereid om zomaar hun “watergeld” te betalen. Nu was er wel een erg merkwaardig systeem bedacht om dit geld binnen te krijgen. Het bedrag dat men moest betalen werd gerelateerd aan de waarde van het huis dat men bezat. (De zgn. personele belasting.) En veel aangesloten bewoners (ongeveer 1/3 deel) wensten dit bedrag per week te betalen. Dit kostte veel administratieve organisatie. Na het inzetten van een deurwaarder waren de meeste moeilijkheden verholpen. Na het installeren van de watermeter op 1 januari 1957 bijna alle. De heer D. Kooijman uit Noordeloos was een stimulerend man achter het idee van het invoeren van een watermeter voor alle aangeslotenen.

Om een beeld te geven van de capaciteit van het pompstation de volgende gegevens over het het opgepompte water:
1939: 540.000 kubieke meter.
1940: 656.000 kubieke meter.
1941: 611.000 kubieke meter.
1942: 695.000 kubieke meter.
1946: 980.000 kubieke meter.

Op 30 september 1941 overleed één van de grondleggers van het waterleidingbedrijf; burgemeester G. Slob van Meerkerk, precies één dag voor hij met pensioen zou gaan. Hij overleed dus in de eerste jaren van “de oorlog”. Hoe merkwaardig het misschien ook klinkt, het Lakerveldse “pompstation” bewees zijn waarde aan het eind van de Tweede Wereldoorlog: op 19 april 1945 viel het waterleidingnet door gebrek aan brandstof stil, pas op 7 mei 1945 werd de watertoevoer hersteld. Misschien heeft menige inwoner pas toen beseft welk een waarde het waterleidingnet had. Dit had een mooi einde aan dit verhaal kunnen zijn, toch ga ik nog even verder. Na 1945 startte Nederland zijn wederopbouw, ook de behoefte aan water nam toe. In 1949 werd besloten tot uitbreiding van de capaciteit en werden nieuwe grondboringen op het terrein van het pompstation verricht; deze boringen leverden zeer interessante gegevens op:

Citaat: “Direct onder het maaiveld bevindt zich ter plaatse een moeilijk doordringbare laag klei, afgewisseld met veenlagen, ter dikte van 10 tot ca. 15 meter, waaronder op een diepte van 30 tot 40 meter grove zandlagen liggen welke zich voor wateronttrekking zeer goed lenen. Tussen ongeveer 60 en 70 meter treft men vervolgens een tweede zeer dikke kleilaag aan, waaronder zich wederom zandlagen bevinden, die voor wateronttrekking in aanmerking komen. Laatstgenoemde kleilaag vormt een volkomen scheiding tussen beide waterlagen, zodat het mogelijk was in de onmiddellijke nabijheid van de reeds op het terrein aanwezige diepe bronnen, boringen te maken, waarin filters aangebracht konden worden tussen 30 en 40 meter. Het water uit deze lagen bevatte weliswaar meer ijzer en mangaan dan uit de dieper gelegen formaties en was lichtelijk agressief, doch een mengsel van dit “ondiepe” en “diepe” water kon een product leveren, dat na filtrering voor distributie geschikt was.”

Is dit nou net zoiets als anno 2002 gebruikt wordt: je vermengt schone grond met vervuilde grond, en zo heb je lichtvervuilde grond, dat je kunt gebruiken? Er is niets ……

Hoewel over ons waterleidingsysteem nog veel meer te vertellen valt, wil ik dit verhaal afsluiten met de volgende gegevens:

In 1953 was de pompcapaciteit in Lakerveld gestegen tot het getal van 1.254.000 kubieke meter per jaar.

Zoals eerder vermeld werd op 1 januari 1957 de watermeter per woning in gebruik genomen; het eerste tarief was het volgende: een vastrecht van fl. 15,00 per jaar voor elke aansluiting. Tot een afname van 1000 kubieke meter water gold een bedrag van fl. 0,30. Dit tarief werd per trap verlaagd. Nam men meer dan 16.000 kubieke meter water af, dan gold een tarief van fl. 0,15 per kubieke meter. Onze landbouwers hadden al eerder een meter in gebruik; omdat het vee voor nogal wat waterverbruik zorgde. (Hoewel de Lakerveldse boer voor zijn vee oppervlaktewater, pompwater en het nieuwe leiding-water kon gebruiken bleek men al snel te kiezen voor het wat duurdere maar vooral gemakkelijke leidingwater.) De Lexmondse burger kon de kraan dus eindeloos opendraaien. Na 1 januari 1957 was dit afgelopen.

Het pompstation zou nog menige vernieuwing en uitbreiding onder-gaan. De beeldengroep voor het gebouw werd op een oudejaars-avond door een groep “kuise” Lexmonders van kleding voorzien. Waarschijnlijk hadden ze een fles “gerstesap”, gebrouwen uit goed bronwater in de hand. Gezien de water kwaliteit had het in Lakerveld vervaardigd kunnen worden.
(Joost, een Lakesmünder graag!)

Tenslotte nog een foto uit 1973 van het pompstation.

Br0nnen: (Leuk woord trouwens in dit verband.)
  • De Lekstreek, door T. Vink (1927)
  • Drinkwaterleiding de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden Meerkerk 1936 – 16 juli 1961. Diverse schrijvers.
  • A. de Pater – den Hartog.
  • Archief Jac. de Jong.
Kunstwerk bij het pompstation

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *