KRONIEK
2004-1
Criminaliteit
Peter de Pater
In ons blad wordt regelmatig gemijmerd over het teloor gaan van historisch erfgoed. Ik wil in dit verhaal ook zo’n verdwenen historisch erfgoed aan de orde stellen. Het betreft geen oude boerderij of zoiets, maar die ouderwetse dorpsagent die zijn mensen kende, had nooit mogen verdwijnen. Ik hoef slechts o.a. de namen Ippel, van den Berg, Nijssen, Schrijvershof en Beckerman te noemen, en elke Lexmonder, van welke generatie dan ook, heeft haar of zijn herinneringen bij één van deze namen. Natuurlijk weet ik dat er andere agenten geweest zijn; maar dit zijn de namen, die toch het meest bekend zijn. Zelfs de door de Duitse bezetter aangestelde agent De Letter, opgeleid op de beruchte Duitse politieacademie te Schalkhaar, bleek begrip te hebben voor de verhoudingen in het Lexmondse. De meningen over deze man zijn niet bepaald negatief. Nu is het absoluut niet de bedoeling van dit verhaal om eens uit te leggen wat nu een rijkspolitieagent, een gemeenteagent of een staatsagent (De Letter) was. Het hele ambtenarenapparaat was en is al zo vermoeiend.
Feiten ?:
Een kleindochter van Frederik Hendrick Beckerman wist mij te vertellen dat haar opa in 1911 promoveerde van gemeenteveld-wachter te Buren tot rijksveldwachter te Lexmond. De beste man werd ondanks deze promotie slecht betaald. Tot zover deze bron. De woningbouwvereniging in Lexmond dacht hier in 1928 echter iets anders over, en verhoogde de huishuur van Beckerman. Zwaar beledigd verliet Beckerman in 1933 Lexmond, en verhuisde naar de Bommelerwaard, waar hij ook al niet tevreden bleek over zijn huisvesting in Zuilichem. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog zou de naam F.H. Beckerman echter tot grote hoogte stijgen. Voor zijn inzet kreeg hij een door Prins Bernhard persoonlijk ondertekende bedankbrief.
In 1926 kreeg Beckerman assistentie van Nicolaas Schrijvershof uit Oud-Beijerland. Zijn functie? Gemeenteveldwachter alsmede (onbezoldigd) rijksveldwachter. Door dit laatste kon hij ook buiten de gemeente Lexmond ingezet worden. B.v. in Hei- en Boeicop waar ook gebeurtenissen plaatsvonden die niet door de beugel konden. Trouwens; ook Nicolaas Schrijvershof had volgens mij wel een bedankbrief verdiend voor het volbrengen van zijn moeilijke taak in de Tweede Wereldoorlog.
Die ouderwetse dorpsagent is toch wat anders dan al die auto’s van de politieregio Zuid-Holland Zuid, die met onbekende inzittenden tegenwoordig door Lakerveld racen om de misdaad te bestrijden. Ondergetekende kan zelfs uit eigen ervaring spreken. Ik was al vroeg op het criminele pad, zullen we maar zeggen. Op 17 jarige leeftijd beging ik een zware overtreding: Ik was zomaar aan het vissen in water in de Lakerveldse polder, waar ik blijkbaar niet mocht komen; althans volgens een passerende rijkspolitieagent. Dit vergrijp kwam mij op een dagvaarding voor het toen nog bestaande Viaanse Kantongerecht te staan. De toenmalige Lexmondse gemeenteagent werd uiteraard op de hoogte gesteld van deze misdaad. De beste man kwam op visite bij mijn vader en zei: “Als uw zoon nu even fl. 20,00 betaalt, en schriftelijke toestemming aan de boeren vraagt om in hun water te vissen, is hij wat mij betreft van alle problemen af”. Het meest heb ik er nog van langs gekregen van de boer, in wiens water ik aan het vissen was. Niet om het vissen, maar ik had die rijkspolitieagent onmiddellijk naar zijn huis moeten sturen om de zaak te regelen.
Ik zou nog meer van dit soort verhalen over wederzijds begrip tussen de Lakerveldse inwoners en de Lexmondse dorpsagent kunnen vertellen. Maar sommige feiten zijn te recent of te gevoelig om te vermelden.
Nu moeten we natuurlijk niet denken dat er in Lakerveld alleen wat overtredingen tegen de Jacht en Viswetten plaatsvonden. De Lakerveldse geschiedenis heeft ook zijn ernstige misdaden gekend. Het meest berucht uit de recente geschiedenis is waarschijnlijk de datum van zondag 1 augustus 1915. Deze datum is met 5 juli 1905, 10 en 15 mei 1940 en 3 juli 1952 toch een dag waarop Lakerveld even stilstond.
Over de op die zondag in 1915 gepleegde misdaad doen zoveel overleveringen de ronde, dat het interessant was om deze zaak eens uit te zoeken. De wreedheid van deze daad, en het gegeven dat de 34-jarige Lexmondse rijkspolitieagent Frederik Hendrik Beckerman er alleen voorstond, hebben me altijd verbaasd. Tegenwoordig zou zo’n misdaad een peloton politie mobiliseren en de politiehelicopter de lucht in jagen. Beckerman klaarde de klus alleen en op zijn eigen wijze. Hier komen de feiten:
Het Lakerveld van 1915 was een boerenstreek, met grote en kleine boerderijen en diverse kleine daggeldershuisjes. Het huisje van “klein Aagie” op Lakerveld 236 was niet het enige kleine huisje; er waren er talloze. Er viel misschien weinig te beleven, maar in een aantal huizen bevond zich een zgn. “stille kroeg”. In deze clandes-tiene gelegenheden schonk men de “jonge klare” ofwel de “janneever”, en het zelf gebrouwen bier. Menig Lakervelder wist zijn weg naar één van deze gelegenheden te vinden. Zo ook op zondagmiddag 1 augustus 1915. In het Lakerveldse “benedenend” bevond zich zo’n kroeg. Deze werd beheerd door Hendrik van Bezooijen. De foto hieronder toont het gebied waarin de verschrikkelijke gebeurtenissen plaatsvonden. Links het huis van M. van der Hoven, (Lakerveld 149). Hier bevond zich de stille kroeg. Rechts het huis van J.J.G.M. Klinkenberg (Lakerveld 147). De sloot die verder in dit verhaal genoemd wordt, bestaat niet meer, maar bevond zich aan de rechterkant van deze oude boerderij.
Op die zondagmiddag waren vier mensen in de kroeg aanwezig: de gebroeders Jan en Adriaan van Vliet, Teunis de Jong en Jan van Bezooijen. Uiteraard was “kroegbaas” Hendrik ook present. Ze speelden een spelletje kaart en dronken een borreltje. Op een gegeven moment ontstond een woordenwisseling tussen Hendrik van Bezooijen en Teunis de Jong over de schuld die Teunis aan de kroegbaas had. Om zijn woorden wat kracht bij te zetten haalde Hendrik van Bezooijen de bijl. Voor de broeders Van Vliet en Jan van Bezooijen was dit de reden om het hazenpad te kiezen. Teunis liep diverse verwondingen op, maar bemachtigde de bijl en maakte een eind aan het leven van Hendrik van Bezooijen. Voor alle zekerheid diende Teunis het dode lichaam nog een aantal messteken toe, wierp het in de sloot, en sprong er bovenop. Mocht de lezer(es) deze details gruwelijk vinden, dan spijt het me. De plaatselijke correspondent van “De Schoonhovensche Courant” maakte het echter nog veel bonter. Blijkbaar was hij overweldigd door dit gebeuren.
In normale omstandigheden diende hij wat verhalen in over o.a. de prijzen van fruit, kleine ongevalletjes met de fiets, een bijtgrage hond en een nieuwe wethouder. Nu ging het om een verhaal dat via “De Schoonhovensche Courant” ook in “De Nieuwe Rotterdamsche Courant” (NRC) en “De Rotterdammer” gepubliceerd werd. Deze twee versies spreken elkaar trouwens tegen. Volgens de ene krant zat het gezelschap buiten; volgens de andere binnen. Hier volgen wat willekeurige citaten uit genoemde bladen:
- Even buiten Meerkerk in de buurtschap Lakerveld staat aan den rijksweg het huisje van H. van Besoyen, waarin clandestien bier en sterke drank verkocht worden.
- De “tapper”, zekere H. van B., niet geheel nuchter, kreeg woorden met een der aanwezigen: een zekere Th. de J. Daarop haalde van B. een bijl; waarop drie der mannen vluchtten, doch genoemde de J. aan handen en voeten verwondingen ontving. Deze viel van B. aan en dreef hem naar buiten, waar een verwoed gevecht plaats greep.
- Zondag zat de 22-jarige T. de J., die schuin tegenover hem woont, in gezelschap van de gebroeders van Vliet en een anderen van Besoyen aan den weg langs de straat, toen H. van Besoyen met een bijl gewapend op hem toeliep. De J. stond op en ging hem tegemoet. Deze kreeg een slag over den arm, waarop hij van Besoyen aangreep. Samen geraakten zij in de sloot, waaruit later van Besoyen, overdekt met wonden, dood werd opgehaald. De politie inmiddels gewaarschuwd, vond het lijk en haalde den moordenaar uit diens woning. Kalm en schijnbaar onaangedaan volgde hij den politieagent en werd voorloopig opgesloten.
Met de in de laatste regels van dit citaat uit “De Schoonhovensche Courant” genoemde politieagent, wordt dus Beckerman bedoeld.
Het stoffelijk overschot van Hendrik van Bezooijen werd op Lakerveld 143 verzorgd, en daarna onder grote belangstelling van de Lakerveldse bevolking vervoerd naar het Lexmondse kerkhof. Dit is een overlevering, maar een aantal overleveringen in deze zaak, blijken zeer dicht bij de waarheid te komen. Hoe ingrijpender de gebeurtenissen, hoe betrouwbaarder de overlevering denk ik. Een Lakervelder wist mij te vertellen welke woorden Teunis de Jong gesproken had na de doodslag. Ze bleken woordelijk juist.
Teunis de Jong moet er met een relatief lichte straf vanaf gekomen zijn. Het feit dat Hendrik van Bezooijen met de bijl de aanval opende zal als verzachtende omstandigheid gegolden hebben. Hoewel het gedrag van Teunis, nadat Hendrik al overleden was, voor mij een verzwarende omstandigheid lijkt. Hoeveel straf hij heeft gekregen is mij niet bekend. Maar na zijn vrijlating sloot hij zich aan bij het Franse Vreemdelingen Legioen. (Ook deze overlevering wordt door diverse bronnen bevestigd.) Zo rond 1930 was hij terug in Lakerveld en begon een nieuw crimineel leven. Nu als souteneur (“pooier” voor alle duidelijkheid.) De dames Versluis werden door hem uitgebuit. De rest van Teunis’ leven zullen we in de geschiedenis laten verdwijnen. In 1959 werd zijn voormalige woning gesloopt.
Een opmerkelijk detail aan de hele affaire wil ik niet onvermeld laten. De eerder genoemde Adriaan van Vliet, die op die zondagmiddag aanwezig was, en de benen nam, werd door de rechtbank te Dordrecht als getuige opgeroepen. Hij kon toen nog niet weten, dat hij 29 jaar later met nog een misdaad te maken kreeg, waarvan de wreedheid de moord op Hendrik van Bezooijen ver overtrof. Ik bedoel hiermee de door godsdienstwaanzin gepleegde Weverwijk-moord te Meerkerk op 1 februari 1944.
Citaat Korterink: Na de moord wordt de boerderij officieel overgedragen aan o.a. een zwager van vader Gijs (Adriaan van Vliet uit Lexmond.) (pag. 183.) Adriaan was een vriend van mijn grootvader en ik heb hem goed gekend. Wat me vooral is bijgebleven was zijn geweldig gevoel voor humor. Merkwaardig idee als je het voorgaande leest.
Anekdote: Toen de spreeuwen eens Adriaans kersenboom plunderden, hakte hij de boom om, en sleepte deze in de schuur. “Ik geen kersen, jullie ook geen kersen” sprak Adriaan. Ook hij is zo’n persoon die in de Lakerveldse geschiedschrijving niet mag ontbreken. (In een ander verhaal hoop ik nog eens wat over hem te vertellen.)
We duiken verder in het verleden om wat Lakerveldse criminaliteit of verwachte criminaliteit te melden. De volgende gegevens roepen ook wat verbazing op. Lakerveld kreeg net als alle dorpen en buurtschappen zo af en toe met grote boerderijbranden te maken. Van sommige branden zijn alle rekeningen bewaard gebleven. Op 31 augustus 1835 brandde de hofsteede (“hosstee” in het Lakervelds) van Sijmen van Toor te Lakerveld af. Op 2 en 3 september werd het bedrag van fl.10,00 betaald aan de vijf man die de wacht hielden bij de geredde spullen.
Op 10 februari 1873 sloeg de brand in de boerderij van D. Westerhoud Gzn. te Lakerveld. Het archief vermeldt het volgende:
Ongeveer te 10 a 11 uren heeft de burgemeester een dertigtal manschappen bestemd, om tegen betaling aan de blussching en wegruiming van verbrand hout en puin werkzaam te blijven en nadat ook dezen twee uren hadden gearbeid is ten verderen bewaking een zestal manschappen door hem achter gelaten en het verdere personeel heeft den burgemeester doen inrukken. Laatst genoemde 6 manschappen hebben tot den volgenden morgen bij het verbrande perseel gewaakt. Dezen 6 manschappen kregen fl 15,00 betaald.
Het is anno 2003 toch nauwelijks te geloven dat er personen op een brand afkwamen om spullen te stelen. Het was zo. Wie deze personen waren, weet ik niet. Maar ik heb zo mijn vermoedens. Dit blijkt misschien uit het takenpakket van de in een eerder artikel door mij genoemde Steven van Pappelendam, dienaar van Justitie te Lexmond en Lakerveld, in 1778 aangesteld. Een aantal taken worden hierbij afgebeeld en geciteerd.
Indien hij in de Jurisdictie van Lexmond, off Lakerveld een groot getal vagabonden, Landloopers, en moedwillige, soude mogen bevinden, en op houden, sodanig, dat hij niet magtig was, deselve alleen te weren ofte verdrijven, sal hij daar van kennisse geeven aan den schout, omme na gelegentheid van saken, ten spoedigsten te versoeken tot verdrijvinge van de deselve, de assistentie van de Dienaars van de Justitie tot Vianen, ende van de andre Dorpen in den Lande van Vianen.
Zouden het misschien die zwervers geweest zijn die op zo’n brand afkwamen? Het zou kunnen, want de zwervers waren niet alleen in 1778 actief in Lakerveld. Ze zijn tot kort voor de Tweede Wereldoorlog in de Lakerveldse polder aanwezig geweest. (En een paar goede dekens b.v. konden deze, om verschillende redenen aan lager wal geraakte mensen, natuurlijk wel gebruiken.)
Het is zaterdag 1 november 2003, en zojuist hoor ik in het nieuws dat minister Remkes van Binnenlandse Zaken een plan ontwikkelt om agenten alleen te laten surveilleren. Dit tot grote woede van allerlei organisaties. Och, Steven van Pappelendam deed het in 1778 al “in z’n uppie”. En zijn opvolgers zouden het in Lakerveld ook vaak alleen moeten klaren. De mobiele éénling werd ingezet, zullen we maar zeggen.
Bronnen:
Particulieren*:
Mevr. J. van Bezooijen – Lakerveld te Meerkerk.
Mevr. I. Kuiper – Beckerman te Nieuwegein.
Mevr. H. Slappendel – Lakerveld te Reeuwijk.
De heer G. van Bezooijen te Meerkerk.
De heer H. Huisman te Schoonhoven.
De heer P. Scherpenzeel te Lexmond.
De heer W. Schrijvershof te Bodegraven.
De heer K. Slagboom te Lexmond.
De heer A. de With te Brakel.
Archief:
Jac. de Jong te Lexmond.
Schoonhovensche Courant 3 augustus 1915.
Boeken:
- Moordenaars op zwarte kousen. Godsdienstwaanzin in Nederland door H.J. Korterink. Uitgave Verba b.v., Hoevelaken; 2000.
- De Goede Woning. 81 Jaar woningbouwvereniging te Lexmond door W. van Zijderveld. Uitgave Woningbouwvereniging De Goede Woning, Lexmond; 2001.
* Veel van mijn bijdragen in “De Lek en Huibert Kroniek” waren onmogelijk geweest zonder de gegevens van die oude Lexmonders en Lakervelders. Bij dezen wil ik hen bedanken voor al hun verhalen. Een deel daarvan en ook van gegevens heb ik trouwens nog niet eens gebruikt; maar in de toekomst hoop ik hieruit te putten voor verdere vertellingen over een streek, waar ik erg aan gehecht ben.