KRONIEK
2005-4
HET TWEEDE OORLOGSJAAR, midden 1941 – midden 1942
Walter van Zijderveld
De gemeenteraad werd opgeheven
Langzaam maar zeker begon de Duitse bezetter Nederland onder controle te krijgen. Het land werd hoe langer hoe meer centraal geleid en alles werd steeds meer in regels en verordeningen vastgelegd. In zo’n staat paste een democratisch instituut als de gemeenteraad niet meer. Om die reden werden per 1 september 1941 de gemeenteraden door de Duitsers opgeheven.
In Hei- en Boeicop bleven beide wethouders, Jan de Heer en Dirk Jan Brouwer, op hun post, evenals burgemeester A.J. de Wolff, die tevens burgemeester van Schoonrewoerd was en daar meestal verbleef. Alleen in het laatste oorlogsjaar was hij ondergedoken.
De wethouders De Heer en Brouwer vormden na 1 september 1941 het dagelijks bestuur. Ze zijn in de jaren daarna nog enkele malen door de Duitsers opgepakt, maar steeds spoedig weer vrijgelaten.
Persoonsbewijzen
Het duurde lang voordat de identiteitskaarten vervangen werden door de persoonsbewijzen. Pas in april 1941 werd hiermee landelijk begonnen. Opnieuw reisden verschillende fotografen het platteland af om de nalatigen van een pasfoto te voorzien. In Hei- en Boeicop werden de eerste persoonsbewijzen op 25 augustus 1941 uitgereikt, maar enkele Hei- en Boeicoppers liepen niet zo hard. In de krant werd herhaaldelijk een oproep geplaatst om toch maar vooral de persoonsbewijzen op te halen, maar pas in de eerste dagen van december 1941 werden de laatste persoonsbewijzen uitgereikt aan de ouden van dagen1.
Er was echter één Hei- en Boeicopper, een al wat oudere vrouw, die gedurende de gehele oorlog steeds heeft geweigerd een persoons-bewijs aan te vragen. Zij deed dat uit haar geloofsovertuiging en beriep zich daarbij op het gedeelte van het tweede gebod van de Tien Geboden: Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, en daar hoorde volgens haar ook het maken van een pasfoto bij. Ze wilde zich letterlijk aan dit gedeelte van het gebod houden, maar vergat daarbij dat het laatste deel van dit gebod vertelde waarom dat niet mocht, namelijk: gij zult u voor die niet buigen noch hen dienen, dus er geen afgod van maken. De vrouw, die een arbeidersvrouw was, kreeg daardoor ook geen bonnen. Dat grote nadeel nam ze voor lief, maar door hulp van anderen is ze toch goed de oorlog doorgekomen. Principieel was ze in elk geval wel!
De distributiedienst
Medio september 1941 werd de distributiekring, die bestond uit Schoonrewoerd en Hei- en Boeicop, bij Leerdam gevoegd. Het kantoor in Hei- en Boeicop bleef gewoon open, nu alleen op maandag en woensdag van 9-10 uur. Voor zwaar werk, zoals het rooien van aardappelen, bieten enz., kreeg men nog steeds extra broodbonnen2.
In bijgaande tabel zijn de hoeveelheden aangegeven die men eind januari – begin februari 1942 op de bonnen kon krijgen. Zo kreeg een volwassene per week 1800 gram brood en 2½ ons vlees en per vier weken
1 kg suiker, 500 gram kaas en 14 liter melk.
De oorlog was toen nog geen twee jaar oud en er moesten nog drie jaren volgen.
Banden werden schaarser
Voor fietsbanden en schoenen moesten aanvragen worden ingediend. Hoe verder men in de tijd kwam, des te moeilijker was het om aan zo’n bon te komen. Zo was medio augustus 1941 de gehele beschikbare voorraad voor die maand al op en konden de aanvragen niet meer worden gehonoreerd.
Dat was voor de veeboeren niet leuk, want rond 1940 waren de meeste van hen voor het vervoer van melkbussen overgestapt van een kar met een trekhond op een melkwagentje op luchtbanden, dat achteraan de fiets werd vastgemaakt.
Banden werden nu weliswaar schaars, maar fietsen kon men nog wel, zoals blijkt uit volgend krantenbericht uit augustus 1941. Met de tandem erop uit. Zoo dachten een tweetal dames uit onze gemeente er ook over. Een heerlijke tocht maken per tandem. Doch voordat zij ons dorpje achter den rug hadden, zouden zij ondervinden dat goede stuurmanskunst ook een vereischte is. Toen het tweetal in opgeruimde stemming de grens bijna genaderd was, liep daar voor hen op den weg de niets vermoedende arbeider G.’t L., met op zijn schouders een juk, waaraan twee met wei gevulde emmers. Opeens zagen de dames dat zij zoo kort den arbeider genaderd waren, dat noch het stuur omgewend, noch de remmen erop gezet konden worden. Met een flinke gang en luid gillend reden zij den man van achteren aan, met ’t gevolg dat het heele gevalletje over den weg kwam te rollen, terwijl de kostelijke wei verloren ging. Gelukkig liep dit ongeval nog bijzonder goed af, daar alleen de arbeider over pijn in den rug klaagde. Bij geneeskundig onderzoek bleek het een lichte kneuzing van een der ribben te zijn3. Wie voor de schade aan verloren gegane wei en mogelijk ziekteverzuim opdraaide, vertelt de historie niet.
Opnieuw bonnen voor oude kleding
Evenals in 1940 was er in de herfst van 1941 een landelijke actie om gedragen kleding, wollen dekens, enz. in te leveren tegen bonnen. In Hei- en Boeicop was daartoe een kleding-comité opgericht, bestaande uit J.H. v.d. Land, voorz., J. de Heer, J. Bikker, F. de Jong en P.J.J. v.d. Hagen. Ingeleverd konden worden: herenkostuums, herenwinterjassen, wollen of halfwollen herenregenjassen, dames-wintermantels, wollen of halfwollen damesregenjassen, jongens-winterjassen, meisjeswintermantels en wollen dekens. Aan andere kledingstukken was kennelijk geen behoefte.
Voor elke twee stuks uit bovenstaand lijstje, kreeg men een ontvangstbewijs en hiermee kon men bij een winkelier een kledingstuk uit het lijstje aanschaffen, waarbij men ook nog de helft van het benodigde aantal kledingpunten moest inleveren. Uiteraard moest dan ook nog de volle prijs worden betaald. Het comité hield op 30 oktober 1941 zitting in de raadkamer van 14,30-16,30 uur, maar of er gegadigden zijn geweest is niet bekend4.
De Luchtbeschermingsdienst
Om goed bij de Luchtbeschermingsdienst te kunnen functioneren, moesten cursussen worden gevolgd. In augustus 1941 werd in Leerdam zo’n cursus gegeven en voor Hei- en Boeicop werden hiervoor aangewezen H.K. Schuitemaker, hoofd van de openbare lagere school, en J. de Kogel voor de cursus gasverkenners en N. Spronk en D. de Jong Fz voor de cursus gasontsmetters. De laatste twee waren ook lid van de EHBO.
De restauratie van de kerk was intussen van start gegaan en omdat er ook in de consistoriekamer moest worden gewerkt, werd het onderkomen van de Luchtbeschermingsdienst medio september 1941 verplaatst naar de raadkamer.
Evenals in het voorjaar, werd het loon van de vaste kern ook in december 1941 verhoogd van ruim f 14,- tot ruim f 21,- per week en een maand daarna kreeg men zelfs een extra weekloon, omdat de kosten van levensonderhoud flink waren gestegen.
Wie lid waren van de vaste kern is niet bekend, maar in juni 1942 verliet C. Steysiger de dienst om plaats te maken voor A. den Hartog Czn5. In het volgende verhaal is ook sprake van ene Van W. die lid van de Luchtbeschermingsdienst was.
Wel, maar meer wee, van de verduistering
De verduistering gaf de nodige problemen.
Op zondagavond (14 december 1941) omstreeks half acht zou het lid van de vaste kern van de Luchtbeschermings-dienst Van W., alhier, zich naar zijn post begeven. Het was op dat moment zoo donker, dat men geen hand voor oogen kon zien. Van W. nam daarom het wijze besluit om in plaats van op zijn rijwiel te gaan zitten, er voorloopig bij te loopen. Ook dit werd hem nog noodlottig, daar hij nog maar enkele meters van huis, ongemerkt zoo kort langs den berm van het Zederikkanaal kwam, dat hij eraf gleed en met zijn rijwiel en al in het kanaal terecht kwam. Zijn hulpgeroep werd, mede door den sterken wind, door niemand gehoord, doch gelukkig wist hij den kant te bereiken, maar kon toen vanwege de beslibde betonschoeiing zich niet uit het water bevrijden. Nadat hij zich eerst nog een poosje langs den kant had voortbewogen, had hij het geluk zich aan een oneffenheid vast te klampen en zich daarna op den kant te werken. Geheel verschrikt en verkleumd begaf hij zich daarop naar zijn woning, om weer op verhaal te komen, waarna hij zijn rijwiel opvischte en zijn wacht betrok.
Van W. gehoorzaamde dus aan de verduisteringsregels, maar veel kerkgangers deden dat niet. Het was namelijk al heel lang ten strengste verboden om zaklantaarns te gebruiken, tenzij ze waren voorzien van een blauw verduisteringslampje. Maar vooral bij het verlaten van de godsdienstoefening in de Ned. Herv. avondkerk wordt hiertegen nogal gezondigd.
De politie zei daar kennelijk niets van, maar dat wil niet zeggen dat ze alle ontduikingen van de verduistering voor lief nam. Een maand later gingen er ’s morgens vroeg namelijk twee fietsers op de bon die met onafgeschermde lichten reden6.
Bleekneusjes
In het voorjaar van 1942 was in Hei- en Boeicop een afdeling opgericht van het Centraal Genootschap voor Kinderherstellingsoorden. Dat ge-nootschap stelde zich ten doel om kinderen die het arm hadden, in een gezonde omgeving te laten aan-sterken. Meestal waren dat stads-kinderen, die, behalve onvoldoende eten, ook een gebrek aan frisse lucht hadden. In het landelijke Hei- en Boeicop met zijn overwegend wel-varende ingezetenen bleken er toch nog twee bleekneusjes te wonen die voor uitzending in aanmerking kwamen. Ze gingen eind juni 1941 naar Heelsum, bij Arnhem. Na zes weken kwamen ze gezond terug, beiden 2,5 kg gegroeid7.
Er was ook een landelijke actie aan de gang om Rotterdamse kinderen onder te brengen op het platteland. Er werden in Hei- en Boeicop gastgezinnen gezocht en velen hadden zich opgegeven om één of meerdere kinderen op te nemen. Er zouden maar liefst twaalf kinderen komen! De pleegouders verheugden zich er al op en groot was dan ook de teleurstelling, toen vlak voor hun komst bleek dat aan Hei- en Boeicop slechts twee kinderen werden toegewezen. Ze zijn van begin augustus tot midden september gebleven8. Zouden de teleurgestelde pleegouders zich nu ontfermd hebben over andere bleekneusjes uit Hei- en Boeicop?
Vitaminegebrek
Engelse ziekte of rachitis was een veel voorkomende ziekte. Het was een kinderziekte, een verweking van het beendergestel. Het werd veroorzaakt door een tekort aan vitamine D. Kinderen moesten levertraan slikken om dit tekort op te heffen. Door de oorlogs-handelingen was levertraan echter niet meer voorradig en door de slechtere voeding nam de kans op Engelse ziekte toe. De regering verstrekte daarom in de winter gratis vitamine-D tabletten aan kinderen in de leeftijd van drie maanden tot drie jaar. Ook aan-staande moeders kregen vitamine-D tabletten.
De eerste maal dat ze in Hei- en Boeicop werden uitgereikt, was op 10 november 1941 in de raadzaal. Veel Heicoppers zagen de tabletten waarschijnlijk niet zo zitten, want nog geen tweederde deel van de beschikbare gratis tabletten werd afgehaald. Dat veranderde geleidelijk en in maart was de belangstelling zo groot dat 36 kinderen en enkele zwangere vrouwen de tabletten kregen en er zelfs moeders waren die ze wilden hebben voor kinderen die ouder waren dan drie jaar. Die kregen uiteraard niets. Tot april kon op elke eerste maandag van de maand een gratis portie worden opgehaald9.
De lagere scholen
Het jaarlijkse schoolreisje voor de leerlingen van de openbare lagere school was in 1940 niet doorgegaan. Het onderwijzend personeel zette alles op alles om dat evenement in 1941 niet te missen. Op 24 juli werd de schoolreis gehouden voor de vier hoogste klassen. Om half zeven ’s morgens vertrokken ze per hit en wagen, waarop voor alle eenentwintig kinderen en drie geleiders plaats was. Het was dus kennelijk een soort Jan Plezier. Na twee uur kwamen ze in Utrecht aan. Met de tram van half tien vertrokken ze om via Zeist, Driebergen, Doorn en Amerongen om ongeveer twaalf uur in Rhenen aan te komen, het einddoel van de reis.
De magen werden gevuld en daarna ging het naar Ouwehands Dierenpark met niet te vergeten, de bijbehorende speeltuin. Toen ze waren uitgedold werden de dorstige kelen gelaafd, terwijl intusschen de gebruikelijke ansichten werden verzonden aan ouders, kennissen, enz. Om ongeveer vijf uur vertrokken ze weer per tram, waarna ze om ongeveer half acht in Utrecht aankwamen. Daar stonden paard en wagen al weer gereed en na onderweg nog een verfrissing te hebben gebruikt, kwam het gezelschap rond half elf ’s avonds weer in Hei- en Boeicop aan. Dat was geen schoolreisje geweest, maar een schoolreis! Ze boften dat het die dag bijzonder mooi weer was10.
Om kolen te sparen werd door de openbare lagere school vanaf 10 november 1941 geen school gehouden op maandag en zaterdag, maar op woensdag dan de gehele dag. Op 19 januari 1942 werd de openbare lagere school door de strenge kou en het gebrek aan kolen geheel gesloten. De temperatuur in de lokalen bedroeg niet minder dan zeven graden onder nul! Op maandag 2 februari 1942 waren er weer kolen en werden de lessen hervat. De jeugd zal het vrijaf wel niet erg hebben gevonden, want juist in die periode was er zware sneeuwval geweest. Er was zoveel sneeuw gevallen dat de wegen geblokkeerd waren en alle vervoer stillag. Alleen de post functio-neerde op halve kracht.
Alles konden de Duitsers gebruiken. Ook kastanjes, beukennootjes en eikels. Door de gemeente was de arbeider J. den Hartog uit Schoonrewoerd belast met het verzamelen daarvan. Ze brachten bij hem nog vier cent per kilo op. Schuitemaker, het hoofd van de openbare lagere school, zag daar wel iets in en liet de kinderen van zijn school een flinke hoeveelheid kastanjes verzamelen. Dat leverde een aardig bedrag op.
Over de bijzondere lagere school is (nog) niet veel bekend. Op 13 december 1941 werd de kwekeling J. Waardenburg uit Vianen aangesteld om schoolhoofd H.C. Boerboom te assisteren. Tien dagen later kreeg Boerboom twee maanden ziekteverlof11.
Inleveren oude metalen
Voor het maken van hun oorlogstuig hadden de Duitsers veel verschillende metalen nodig en veel daarvan moesten ze invoeren. Dat was in die tijd een moeizame gebeurtenis en metalen werden daarom schaars. De Duitsers besloten toen om alle beschikbare metalen, zoals koper, messing, zink, lood en dergelijke te vorderen. Rond 30 juli 1941 moesten de inwoners van Hei- en Boeicop hun metalen inleveren. Alles werd keurig op lijsten genoteerd. Totaal werd ingeleverd: 21,8 kg koper, 47,4 kg messing, 2,2 kg tin, 14,3 kg lood en 1,9 kg legering. Het totale gewicht bedroeg 87,6 kg. Men kreeg ook een vergoeding, maar die was natuurlijk niet hoog. In totaal werd uitgekeerd voor koper
f 8,12, messing f 10,425, nikkel -, tin f 2,24, lood f 6,25 en legering
f 0,18, zodat het totaal f 22, 215 werd. De Hei- en Boeicoppers zijn er niet rijk van geworden!12.
Winterhulp en andere collecten
De collecten voor Winterhulp Nederland gingen in het najaar van 1941 weer gewoon van start. De volgende opbrengsten konden worden achterhaald. Over april en mei zijn geen gegevens gevonden.
4 okt. 1941 f 3,20 lijst
18 okt. 1941 – 7,66
8 nov. 1941 – -, – –
15 nov. 1941 – 5,31 bus
13 dec. 1941 – 8,15 lijst
27 dec. 1941 – 6,85 bus
3 jan. 1942 – 7,40 bus
24 jan. 1942 – 6,47 bus
28 febr. 1942 – 5,15
7 mrt. 1942 – 3,61 lijst
21 mrt. 1942 – 4,70 lijst
Totale opbrengst f 58,50
Zoals uit bovenstaand lijstje is op te maken, was de animo voor de Winterhulp-collecten niet groot. Die van 8 november 1941 kon zelfs niet doorgaan omdat er onvoldoende collectanten waren. De totale opbrengst was slechts een derde van die van het jaar daarvoor.
Getracht was nog om door het aantal collecten te vergroten en door af en toe met lijstcollecten te werken de opbrengsten op te krikken, maar be-halve op 13 december had dat niet veel effect. In latere jaren komen we over de Winterhulp geen gegevens meer tegen. De baten loonden de moeiten niet meer. Het werd ook steeds moeilijker om collectanten te vinden. In principe waren velen het eens met de sociale doelstellingen van Winter-hulp Nederland, maar omdat de NSB reclame maakte voor Winterhulp Nederland, haakten velen af. Vaak kregen de collectanten te horen: “Ik geef geen knoop van mijn gulp aan de Winterhulp”. Geen wonder dus dat de collectanten afhaakten.
Toch is Hei- en Boeicop er ook deze winter beter van geworden. In november 1941 kreeg de gemeente f 190,-. Dit bedrag werd op 10 december 1941 in de raadkamer uitgedeeld. Er kon aan vele behoeftige gezinnen een ruime geldelijke steun ter hand worden gesteld. Dat was nog voor de Kerstdagen, dus konden ze het wel gebruiken. Waarschijnlijk was er eerder dat jaar nog een uitkering geweest. Op 14 januari 1942 volgde nog een uitkering, maar de hoogte van dit bedrag is niet bekend (f 302,-?). Op 11 februari werd weer f 180,- aan waardebonnen uitgekeerd, waardoor het totaal van die winter tot dat moment f 672,- werd. De collecten hadden nog geen 10% hiervan opgebracht, dus Hei- en Boeicop is flink beter geworden van de Winterhulp Nederland.
Een collecte voor het Rode Kruis bracht eind oktober 1941 ruim negen gulden op, wat maar iets meer was dan voor de Winterhulp13.
Bij beoordeling van deze bedragen moet men bedenken dat het aantal inwoners op 31 december 1941 652 personen was, waarvan 332 van het mannelijk en 320 van het vrouwelijke geslacht waren14.
Ruzie om een aanplakbord
De gemeente gebruikte sinds jaar en dag een bord aan de gevel van de raadkamer (voor afbeelding zie foto op het voorblad) voor haar aankondigingen. In de loop der tijd waren daar de mededelingen van de distributiedienst bijgekomen en daarop werden ook de maatregelen aangekondigd die op last van de Duitsers moesten worden genomen. Nu wilde de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) overal in het land per duizend inwoners een aanplakbord hebben om hun propaganda-affiches op te kunnen hangen. De NSB-groepsleider W. van Leer uit Leerdam moest erop toezien dat er ook in Hei- en Boeicop zo’n gelegenheid kwam. Het bestaande mededelingenbord was daar veel te klein voor, dus wilde hij in januari 1942 dat de gemeente een apart aanplakbord bij de raadkamer zou plaatsen. De gemeente had daar echter niet veel zin in en antwoordde dat ze de raadkamer huurde van de kastelein van Het Oude Rechthuis, De With, en dat de huidige borden daar hingen met zijn stilzwijgende toestemming. De With was echter niet van plan toestemming te geven voor een propagandabord en was daar door de gemeente ook niet toe te dwingen. Van Leer moest zelf maar een betere plaats aanwijzen, waarvoor de eigenaar dan toestemming zou moeten verlenen. Zo gauw die plaats bekend was, zou burgemeester De Wolff onmiddellijk het benoodigde hout bij het Rijksbureau voor Hout doen aanvragen.
De NSB- groepsleider zocht daarop steun bij de hogere autoriteiten. Het Departement van Binnenlandse Zaken ging zich ermee bemoeien, maar de gemeente hield haar poot stijf en antwoordde dat er geen geschikte plaats voor het bord te vinden was.
Ondubbelzinnig schreef ze: Gezien de mentaliteit van de bevolking, is het wel als zeker aan te nemen, dat geen enkel inwoner mede wil werken om tot oprichting van een aanplakbord voor politieke propaganda te geraken. Voor een dorp met 650 inwoners, zonder kom en gelegen aan een stille landweg, zou de propagandistische waarde bovendien zeer gering zijn15. Of het bord er toen kwam, is niet bekend. Twee jaar later was er wel een groter aanplakbord.
In Hei- en Boeicop waren één of meerdere NSB’ers, dit in tegen-stelling tot wat in het eerste deel in de Inleiding is gesteld.
Een rustig Oud en Nieuw
De jaarwisseling 1941/1942 verliep buitengewoon kalm. In den avond en zelfs bij klokslag twaalf werd geen enkel geluid vernomen. Ook in café’s, waar anders een gezellige drukte kon heerschen, bleek wel de sfeer van de tijd te overheerschen. De tijd van het verbod van het zijn in de open lucht werd eveneens op bijzondere wijze in acht genomen16.
Er werd meer gestolen
Door het schaarser worden van alles en nog wat, werd er ook meer gestolen, zelfs in het vredige Hei- en Boeicop met zijn grote sociale controle. Zo werden in oktober 1941 van de Hei- en Boeicopse beroepsvisser S. drie schakels onvreemd, die naast zijn woning hingen te drogen. Hierdoor kan S. zijn beroep met die vischtuigen niet meer uitoefenen, daar deze niet meer te verkrijgen zijn, wat voor hem een groote schadepost beteekent.
In diezelfde maand werd er wasgoed gestolen bij S. Er hingen een paar stukken ondergoed aan de drooglijnen, die ’s avonds misschien wel droog, maar zeker verdwenen waren. De politie waarschuwde daarna om in de avond of nacht niets meer buiten te laten. Of dit dezelfde man S. was, is niet bekend.
De familie S. was in elk geval wel erg onfortuinlijk, want een half jaar later, in april 1942, kwam de arbeider S. tot de onaangename ontdekking dat zijn aardappelenkuil langs den Kanaaldijk alhier was leeggehaald. De politie werd ingeschakeld, die een grondig onderzoek heeft ingesteld, maar resultaat werd niet geboekt.
Een paar weken later, in mei 1942, was het weer raak. In de polder werd opnieuw een aardappelkuil leeggehaald, nu bij de veehouder v.H. De gehele voorraad, 4 hl (mud) totaal, was plotsklaps verdwenen. De veehouder had nu zelf geen aardappelen meer en noodgedwongen zal hij op het distributiekantoor om aardappel-bonnen hebben moeten vragen. Ook hier stelde de politie een onderzoek in, maar ook daar zal wel niets uitgekomen zijn17.
Een nobel gebaar
Dat er ook een ander slag mensen in Hei- en Boeicop woonde of verbleef, bewijst het volgende bericht uit de krant van 23 april 1942: Den arbeider H. alhier, die door ziekte de laatste jaren veel tegenslag ondervonden heeft, trof de vorige week andermaal een ernstige slag. De melkkoe (geit) werd hem plotseling door den dood ontnomen, waardoor alle hoop den bodem was ingeslagen. Onbekende gevers echter, met het lot van den arbeider begaan, zorgden ervoor dat in het laatst der vorige week nog een andere goede melkgeit de plaats der oude innam. Onnoodig te vermelden dat deze menschlievende daad door den H. op zeer hoogen prijs werd gesteld18.
Huis- en noodslachtingen
In de zomer werden geen huisslachtingen uitgevoerd, maar tegen de winter wilden de boeren wel weer slachten. Men moest nog steeds een vergunning aanvragen. Dat ging als volgt: Men moest eerst op dinsdag of donderdagmiddag de vleesbonnen van de familie inleveren op het distributiekantoor en kreeg dan in ruil daarvoor een ontvangstbewijs. Met dit bewijs, samen met de mestvergunning, moest men dan naar het kantoor van het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd (VVO) te Schoonrewoerd om de vergunning aan te vragen. Werd die verleend, dan kon men die bij de gemeenteveldwachter ophalen, waarbij de legeskosten tien cent bedroegen.
Het aantal uitgegeven vergunningen voor huisslachtingen bedroeg in:
4e kwartaal 1941: 69 varkens, 2 schapen en 4 geiten
1e kwartaal 1942: 26 varkens, 2 schapen en 1 geit19.
In de tweede oorlogswinter waren enkele malen berichten in de krant verschenen dat koeien zich hadden verhangen of op een andere manier aan hun eind moesten worden geholpen. Tot februari 1942 ging dat zonder verdere poespas en kon het geslachte dier zonder formaliteiten naar het keuringslokaal te Vianen worden vervoerd. Daar kwam begin februari 1942 in verband met de tijdsomstandig-heden verandering in. De Nederlandsche Veehouderijcentrale had bepaald dat, wanneer men een noodslachting van een varken, rund, vet kalf, graskalf, nuchter kalf of schaap wilde uitvoeren, men eerst bij de gemeenteveldwachter, die tevens gemeentebode was, een formulier moest halen om ontheffing te kunnen krijgen. Bij een noodslachting mocht men het dier de hals afsnijden, de buik openen en de ingewanden eruit nemen. Die moesten echter met de andere edele organen aan het dier bevestigd blijven, tot het was gekeurd.
Er gingen ook beesten dood, die niet voor menselijke consumptie geschikt waren. Die werden opgehaald door de GEKRO. Door de buitengewone omstandigheden waren ze achterop geraakt met het weghalen. Naar verluidt liggen tal van kadavers bij veehouders alhier en in de omgeving, die vanwege het bedrijf moesten worden weg-gehaald. Doordat het thans door de vorst niet doenlijk is in den grond te graven, kunnen de veehouders zich dus ook niet door middel van begraven van de gestorven dieren ontdoen
Om de controle op het vee uit te kunnen voeren, werd per 1 december het blikmerk voor rundvee ingevoerd, dat in het linkeroor moest worden aangebracht. De huidige oormerken zijn dus niets nieuws. Toen trouwens ook al niet, want bij varkens waren oor-merken al voor de oorlog verplicht20.
En de boer, hij ploegde voort
Aardappels werden door menige boer verbouwd, maar dat betekende nog niet dat hij aardappels van eigen land kon eten. De kans op aardappelziekten en schade door de coloradokever was namelijk groot. Van hogerhand was daarom al voor de oorlog bepaald dat de planten bespoten moesten worden met calcium-arsenaat. Dat moest in bepaalde tijdvakken gebeuren, die aan de boer persoonlijk werden medegedeeld. Dit gemoedelijke systeem werd door de Duitsers vervangen door een meer centralistisch en beter controleerbaar systeem. Voortaan werden de tijdvakken per publicatie bekend gemaakt en op het niet naleven daarvan stonden straffen. De spuitperiodes waren 30 juni t/m 8 juli, 17 t/m 26 juli en 1 t/m 9 augustus 1941. Het calcium-arsenaat kon worden afgehaald bij L. de Jong Dzn. De Vianees H. den Hartog uit Vianen zou, samen met de gemeenteveldwachter, controleren of alles wel volgens de regels verliep. Dat was de eerste twee keer niet het geval, want toen waren er een paar aardappeltelers die dachten dat het niet zo nauw kwam en begonnen te laat met spuiten. De volgende periode zullen ze wel beter opgelet hebben, want ze kregen een bon aan hun broek. Alle moeite heeft niet veel geholpen, want het was dat jaar een slechte oogst.
Toch hoefden de mensen die een klein stukje grond hadden die winter niet zonder aardappelen te zitten, want iedereen die minder dan 5 are (35 roeden) kleigrond of minder dan 10 are (70 roeden) zandgrond met aardappelen had bebouwd, kon op 26 september 1941 aardappelkaarten komen halen. Normaal kregen de ver-bouwers van aardappelen die niet21.
Veeziekten
Veeziekten kwamen dit tweede oorlogsjaar gelukkig niet veel voor. In juli 1941 brak de varkenspest uit onder de varkensstapel van veehouder V., waardoor een aantal dieren bezweek. Een half jaar later, begin januari 1942, werd de hoeve weer ontsmet verklaard.
Bij veehouder De J. was intussen ook mond- en klauwzeer uitgebroken, maar dat was in januari 1942 ook weer voorbij. Begin maart 1942 brak het bij hem nogmaals uit onder het jongvee, maar ook dat was niet ernstig. In april kwam de ziekte voor bij de koeien van de veehouders B. en V. Het mond- en klauwzeer was dus nog lang niet uitgebannen22.
Het boerenbedrijf
Van hogerhand werd bepaald dat grasland moest worden gescheurd, dat wil zeggen omgeploegd, om als bouwland te kunnen gebruiken. Dat gebeurde in december 1941 door verschillende boeren. Ze ontvingen daarvoor als scheurpremie f 100,- per hectare. Normaal waren er in de winter altijd enkele werklozen in Hei- en Boeicop, maar omdat de boeren het scheuren met de spa lieten doen, hadden ze die winter toch werk23.
De boeren gingen ook met hun tijd mee. In Schoonrewoerd werd in het voorjaar van 1941 een grasdrogerij in gebruik genomen. In Hei- en Boeicop was D.B. de eerste veehouder die begin juni 1941 van die grasdrogerij zijn gedroogde gras in pakken thuis kreeg.
Gewicht ging een grote rol spelen. Bijna alles wat de boeren vrijwillig of gedwongen aan de overheid of de Duitsers leverden, ging per gewicht. De weegbrug, die op de hoek van de kanaaldijk lag, was al geruime tijd buiten werking, maar een nieuwe eigenaar zag er wel brood in, liet hem nakijken en vanaf oktober 1941 konden de boeren daar hun spullen weer wegen24.
Duiven en geiten
Postduiven konden worden gebruikt om berichten over te brengen. Dat wilden de Duitsers voorkomen. Alle duiven, ook sierduiven, moesten daarom worden geregistreerd. In Hei- en Boeicop moest dat op woensdagmorgen 21 januari 1942 in de raadkamer. Wilde men de duiven houden, dan moest men verplicht lid worden van de sierduivenvereniging. Er waren kennelijk nogal wat duivenliefhebbers in het dorp, want niet minder dan dertig personen gaven op één of meer duiven te bezitten.
De jaarlijkse geitenkeuring door de geitenfokvereniging ‘Verbetering zij ons doel’ vond ook weer plaats. Nu op 23 augustus 1941, op het terrein van G. van Es aan de Kanaaldijk. Er werden 38 dieren aangevoerd, plus de bondsbok. Er was veel publieke belang-stelling25.
Huiszoekingen en controles
De Duitsers wilden alles van de voedselketen controleren, dus niet alleen de productie en de afname, maar ook de distributie. Het vervoer van land- en tuinbouwproducten, meer in het algemeen de voedingsmiddelen, was gebonden aan vergunningen. Ook in Hei- en Boeicop werd hierop gecontroleerd. Zo werden in oktober 1941 door de ambtenaren van de Crisis-Controle Dienst (CCD) enkele personen aangehouden, waarbij bleek dat zij op ongeoorloofde wijze levensmiddelen vervoerden. Na verhoor zijn zij weer in vrijheid gesteld.
De CCD-ambtenaren keken niet alleen wat er op de weg gebeurde, maar verrichtten ook huiszoekingen. Eind februari 1942 deed een aantal controleurs nachtelijke huiszoekingen bij verschillende Hei- en Boeicoppers. Ze vonden enkele stukken gerookt spek en namen dat mee. Waarschijnlijk was het een vergeefse tocht van de controleurs, want, naar men verneemt hebben de eigenaars van dit spek dit zoo begeerde artikel weer teruggekregen, daar het vermoedelijk van huisslachting afkomstig was.
Twee weken later hadden de ambtenaren meer succes. Bij vee-houder De J. deden de controleurs, samen met de marechaussee, een huiszoeking, omdat ze vermoedden dat hij de Hamsterwet overtrad. Naar verluidt werden een tweetal zakken gevonden en in beslag genomen. Wat er in die zakken zat, vermeldt de historie niet, maar dat zal vermoedelijk koren zijn geweest, dat toen al schaars was26.
Bronnen
- Archieven:
Gemeentearchief Zederik, archief Hei- en Boeicop
Particulier archief
Stadsarchief Leerdam, archief Schoonrewoerd
- Interviews met diverse personen
- Kranten:
De Gecombineerde
De Geldermalser
De Leerdammer
De Schoonhovensche Courant
Het Nieuws
- Sijes, B.A., De Arbeidsinzet. De gedwongen arbeid van Nederlanders in Duitsland, 1940-1945, Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Monografieën Nr. 11, SDU Uitgeverij, ’s-Gravenhage, 1990
Met dank aan:
Dhr. G.C. Brouwer
Mevr. A.C. Brouwer-Middelkoop †
Dhr. D. de Jong
Mevr. M.E. de Jong-de Jong
Dhr. A. Kool
Dhr. J.P. de Leeuw
Noten
Gebruikte afkortingen
DG – De Gecombineerde
DGel – De Geldermalser
DL – De Leerdammer
GAZ-HB – Gemeentearchief Zederik, archief Hei- en Boeicop
HN – Het Nieuws
SAL-S – Stadsarchief Leerdam, archief Schoonrewoerd
SC – Schoonhovensche Courant
- DGel 12 april, 26 aug., 4 dec. 1941
- SAL-S, inv. 13.5, 8 aug. 1941; DL 30 aug. en 9 sept. 1941
- DGel 9 juli 1940, DL 21 aug., 25 okt. 1941
- DL 25 okt. 1941
- DL 31 juli, 18 sept., 4 en 18 dec. 1941; DG 15 jan. 1942; HN 3 juni 1942
- DL 18 dec. 1941; DG 20 jan. 1942
- DGel 26 juni 1941; DL 5 aug. 1941
- DL 24 en 31 juli, 19 aug. en 18 sept. 1941
- DL 6 en 15 nov. 1941; DG 3, 20 en 31 jan., 3 en 10 mrt. en 4 apr. 1942
- DL 24 en 29 juli 1941
- DL 30 sept., 9 okt., 6 nov., 13 en 23 dec. 1941; DG 22 en 29 jan. en 7 febr. 1942
- GAZ-HB, inv. 11-6, aug. 1941; DL 22 juli en 5 aug. 1941; SC 30 juni 1941
- DL 21 en 23 okt., 1, 11, 18 en 20 nov., 9, 13, 16,18 en 30 dec. 1941; DG 8, 13 en 29 jan., 10, 12 en 17 febr., 5, 12 en 26 mrt. 1942
- DG 10 febr. 1942
- GAZ-HB, inv. 52-11, 20, 22, 23 jan. en 19 febr. 1942
- DG 3 jan. 1942
- DL 16 en 28 okt. 1941; DG 16 apr. en 7 mei 1942
- DG 23 apr. 1942
- DL 8 juli en 6 nov. 1941; DG 3 jan. en 9 apr. 1942
- DG 3 en 12 febr. 1942; Sijes, p. 77
- DGel 21 juni 1941; DL 1 en 24 juli, 25 sept. en 2 okt. 1941
- DL 22 juli 1941; DG 8 en 13 jan., 10 mrt., 16, 21 en 30 april 1942
- DL 9 dec. 1941
- DGel 14 juni 1941; DL 21 okt. 1941
- DL 12 en 28 aug. 1941; DG 15 en 27 jan. 1942
- DL 21 okt. 1941; DG 3 en 19 mrt. 1942