Hei- en Boeicop in de Tweede Wereldoorlog (6)

KRONIEK
2006-5

HET LAATSTE DEEL VAN HET VIJFDE OORLOGSJAAR

Walter van Zijderveld

Periode januari 1945 – 5 mei 1945

De Strassenwacht

Ook in het laatste halfjaar van de oorlog werden nog gedwongen werkzaamheden voor de Duitsers uitgevoerd. In opdracht van de Wehrmacht moest ’s nachts worden gepatrouilleerd om na te gaan of er soms obstakels op de weg lagen, zoals kromme spijkers of glasscherven, die de doortocht van Duitse voertuigen konden belemmeren of vertragen. Deze dienst heette Strassenwacht.

Van 31 december 1944 tot 24 maart 1945 waren ook in Hei- en Boeicop een aantal mannen hiermede belast. Het was wel de bedoeling dat ze daarvoor werden betaald, maar het duurde nog tot 1948 voordat er in totaal f 898,89 werd uitgekeerd.
Of, zoals in Lexmond, de Strassenwacht ook reeds na september 1944 bestond, is niet bekend.
In Hei- en Boeicop moesten in het begin van 1945 voor de Wehr-macht twee waarschuwingsborden worden geplaatst en daar verdiende M. van Beek f 4,10 mee. Dat bedrag ontving hij pas in 19461.

De vermoorde Duitser

De Leerdammer Jan Nieuwboer, die de verzetsnaam Paul had, verhaalt in het boekje Kom eens met verhalen… Het verzet in Leerdam in de jaren ‘40-’45, de volgende gebeurtenis. Hij was lid van het Strijdend Gedeelte (SG) van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) en was ingedeeld bij de 7e compagnie van het District Dordrecht, die onder bevel stond van de Gorcumse dr. H.C. Sauer.

De laatste overval die wij pleegden was voor twee groepen gepland. Henk Iking zou met zijn groep naar een berucht zwart handelaar in Middelkoop gaan, terwijl mijn groep een onvaderlandse boer aldaar zou bezoeken. Na afloop zouden we allemaal in Hei- en Boeicop bij boer Stravers samenkomen. Nu wil het geval dat een van de jongens de zaak overdag zou verkennen en kwansuis zou proberen daar wat melk te kopen. Dat is gebeurd, maar het muisje zou nog een staartje krijgen.

Die nacht sloegen wij een beste slag en gingen welgemoed op weg naar Stravers, waar wij de vracht zouden afleveren en blijven tot de spertijd voorbij was. Voor het zover was, moest er nog een lelijke hindernis genomen worden en dat was de Zwaanskuikenbrug bij Hei- en Boeicop. Daar stond een Duitse schildwacht en aan de overkant was het wachtlokaal. Om die reden was ik zonder bagage alvast vooruit gereden om de brug te verkennen. Ik werd prompt aangehouden en begon een verhaal over mijn zieke moeder. Terwijl ik aan het vertellen was, wilde de soldaat zijn geweer van zijn schouder halen. Ik greep hem vast, want ik wilde niet dat hij alarm sloeg en er voor onze groepen een grote rotzooi van zou komen. Onder het gevecht verloor hij zijn helm, waarop ik hem een stomp tegen zijn hoofd gaf. Hij sloeg met zijn hoofd tegen de brugleuning aan en zakte in elkaar. De linkerkant van zijn hoofd was helemaal ingedeukt, hij was dood.

Het is het verschrikkelijkste moment in mijn leven geweest. Jaren later kwam het steeds in mijn dromen terug en ben ik tenslotte in de kliniek van professor Bastiaanse terechtgekomen. Daar ben ik weer in de goede richting gezet, maar nog steeds ga ik met gesloten ogen over die brug.

De soldaat heb ik met zijn geweer in het water laten glijden en toen Henk Iking naderde en vroeg of alles in orde was, heb ik dat kortaf bevestigd.

Wel en wee van de evacués

Na de grote golf evacués die eind december 1944 in Hei- en Boeicop was aangekomen, kwam enkele weken later nog een klein golfje. Rond half januari 1945 kwamen er nog twee evacués uit Meteren bij en een maand later, rond half februari 1945, nog een aantal, zodat op dat moment in Hei- en Boeicop 240 evacués waren. De nieuwkomers kwamen veelal uit het gebied onder de grote rivieren: Alem (7), Hurwenen (7), Kerkdriel (4), Rossum (11) en Tiel (5). Op een bevolking van ongeveer 650 personen, was een aantal van 240 evacués vrij groot, maar met wat passen en meten kon voor allen een plaatsje worden gevonden. Er is, zover bekend, slechts één evacué overleden. Dat was een zeventigjarige vrouw die begin februari 1945 aan een hartverlamming overleed. Ze was gehuisvest bij veehouder De W.

Kennelijk waren nog niet alle evacués (goed) onderdak.

Wanneer men evacués in huis kreeg, moest men maar afwachten hoe men op elkaar reageerde. Vaak bewoonden de evacués een deel van het huis en men zat dus vaak op elkaars lip. Kleinigheden konden dan snel gaan irriteren. De Hei- en Boeicoppers hadden een andere manier van leven dan hun gasten en ook de omgangsvormen konden mijlenver uit elkaar liggen. Dat gaf spanningen, maar over het algemeen ging het wel goed. Men accepteerde de situatie maar zoals hij was.

Zo kwam er bij Kool op de Arina Hoeve een gezin uit Dodewaard dat op de zolder sliep. Het waren bepaald niet de zindelijkste mensen, want ze leegden de pispot zomaar vanuit het zolderraam op het erf. Later kwamen er bij Kool nog twee gezinnen bij, zodat daar drie gezinnen tegelijk gehuisvest waren. Eén van die gezinnen kwam uit Alem, waarvan de man boer was en een koe had meegebracht. De twee laatste gezinnen verbleven in de half ingegraven pekelkelder onder de schuur, die in 1973 afbrandde. Kaasmaken, dus pekelen, deed men officieel niet meer, dus stond de pekelkelder leeg. Met deze twee gezinnen zijn geen problemen geweest.

Niet goed ging het bij Van A. Hij had een achttienjarige jongen uit Tiel in huis en deze beloonde de verleende gastvrijheid door een flink geldbedrag te stelen en er daarmee vandoor te gaan. De marechaussee wist hem aan te houden, maar toen was al een flink deel van het geld opgemaakt2.

Er waren echter ook evacués die zich zeer verdienstelijk maakten. Zo was er bij F. de Jong een evacué uit Echteld die er verschillende malen per fiets op uittrok en dan met een zak tarwe terugkwam.

Vlees voor de niet-boeren

Door het grote aantal evacués was de hoeveelheid inwoners met ongeveer 37% toegenomen en al die mensen moesten worden gevoed. Nu waren de meesten wel ondergebracht bij boeren, maar ook bij hen begon het eten schaarser te worden. Om de evacués en de autochtone inwoners, die geen boerenbedrijf hadden, aan eten te helpen, werd er het een en ander georganiseerd. De heer Brands, het hoofd van de openbare lagere school, was in Hei- en Boeicop de drijvende kracht achter een soort voedselvoorzieningdienst. Brands kwam uit een handelaarsfamilie en dit zal bij zijn optreden zeker een rol hebben gespeeld. Het was ook een felle man.

Sam en met een veekoper ging hij alle boeren af. Hij eiste dat ze om beurten een koe leverden. Drachtige en erg oude koeien kwamen niet in aanmerking. Alleen gezonde en vlezige koeien en kalfjes kwamen aan bod. Deze werden geslacht en onder de inwoners en de evacués verdeeld. Hiervoor was een verdeelsysteem opgezet, dat waarschijnlijk met bonnen gebeurde.

Het vlees van gestolen schapen werd toch nog wel eens achterhaald

Het vlees moest  wel worden betaald, want ook de boer moest schadeloos worden gesteld. De prijzen die door de burgers betaald moesten worden, waren redelijk. Getracht werd wekelijks een beest te slachten.

Geslacht werd door Gerrit de Jong, Hei- en Boeicopseweg 164 in een oud, nog bestaand schuurtje. Het was voorzien van een rail en een haak om de koeien en het vlees aan op te hangen.

Het eten van de boeren

De komst van de evacués kwam voor de boeren onverwachts. De evacués hadden weliswaar bonnen, maar daar konden ze niet goed van leven. De boeren moesten dus ook voor hen zorgen. Bovendien waren er die aan de deur vrijgevig waren wanneer mensen van elders om etenswaren kwamen vragen. Daardoor waren er boeren die toen zelf tekort kwamen. Dat betekende niet dat ze honger moesten lijden, maar ze moesten gewoon andere dingen eten. Tarwe, dus ook brood, was schaars geworden, maar in plaats daarvan at men nu tweemaal per dag aardappels en eenmaal brood. Was men in het bezit van tarwebloem, dan werd daar ook wel tarwepap van gemaakt. Suikerbieten werden ook wel gegeten, maar aan bloembollen zal geen enkele Hei- en Boeicopper zich hebben gewaagd!

Er waren ook Hei- en Boeicoppers die elders op de fiets tarwe gingen halen, dat ruilden ze dan voor boter of kaas.

Aardappelen en dieren verdwenen

Er verdween nog steeds het nodige uit Hei- en Boeicop en dat gebeurde uiteraard ‘s nachts. Midden februari 1945 werd een kuil met 6 à 7 mud aardappels van de veehouders gebr. B. leeggehaald. De kuil lag vlakbij de woning.

Er was genoeg te ruilen voor mensen die etenswaar hadden, zoals de boeren.

In diezelfde tijd verdwenen bij de gebr. den B. aan de Kanaaldijk twee jonge geiten en een roeiboot. Waarschijnlijk zijn de geiten met de roeiboot naar de andere kant van het Merwedekanaal vervoerd, want daar werd de roeiboot teruggevonden.

Een week later werd er bij de veehouder de W. zes mud ongeschoonde tarwe uit zijn schuur gestolen en bij veehouder de B. verdween een gehele hoenderstapel.

Begin maart 1945 was de buit nog groter. Toen werd bij veehouder Elias de W. zijn kuil leeggehaald, die naast zijn huis lag. Hierin lag ruim 13 hl aardappels en zijn pootgoed. Vermoedelijk waren de aardappels per schouw naar de Kanaaldijk vervoerd, want daar vond De W. zijn schouw later terug.

Weer een paar weken later werden bij veehouder De W. (Zou dat dezelfde zijn?) uit een afgesloten schuur twee fietsen en een paar rubberlaarzen gestolen. In diezelfde nacht verdwenen bij de arbeider De W. zijn twee kippen, terwijl bij enkele anderen een konijn verdween3.

 

Hongerige medeburgers
Een kinderwagen met een verdiepte bodem. Het deksel is van een oud schilderijtje. Verzameling I.Schep-Bosch.

De hongertochten gingen onverminderd door, ondanks de beperkingen die de Duitsers en hun handlangers de mensen oplegden. De boeren bleven verkopen en ruilen en bijna altijd was de andere partij dankbaar. Dat was niet altijd het geval. Zo had mevrouw Middelkoop een paar klompjes laten maken voor een kind van een evacué, uiteraard tegen ruiling van boter, kaas of iets dergelijks. Juist die dag kwam er een vrouw met een kinderwagen uit Vianen om eten vragen. Ze kreeg wat mee, maar al ras ontdekte men dat de nieuwe klompjes verdwenen waren. De dochter van mevrouw Middelkoop ging op zoek naar de vrouw en trof ze aan bij een andere boerderij. De vrouw ontkende dat ze ook maar iets wist van de klompjes en zei dat ze maar in de kinderwagen moest kijken. Ogenschijnlijk lag daar niets in, maar toen ze onder het matrasje keek, zag ze daar een verdiepte bodem met een deksel en daarin lagen de klompjes. Zo kreeg het kind van de evacués toch nog haar klompjes terug.

Boerenzaken

Eind februari waren er nog steeds enkele gevallen van mond- en klauwzeer, maar ernstig waren ze niet.
Er ging ook wel eens een koe op een bijzondere manier dood, zoals blijkt uit het volgende bericht: Toen de gebr. van H. alhier in hun veeschuur kwamen, zagen zij dat een hunner beste melkkoeien was losgebroken en zich eens extra tegoed had gedaan aan den aldaar aanwezigen voorraad voederbieten. Bij het melken bleef het beest, tot niet geringe verbazing van den melker, plotseling dood. Bij onderzoek bleek dat het dier teveel van het goede had gehad (een unieke gebeurtenis in dezen tijd), waardoor de maag gebarsten was.

Ook voor de geitenfokkers kwam er een verandering. De bokkenhouder A. den Braven, die aan de kanaaldijk woonde, stopte ermee wegens zijn hoge leeftijd. Sinds mensenheugenis had de familie Den Braven dit beroep uitgeoefend, maar door gebrek aan een opvolger kwam daar nu een eind aan. In zijn plaats werd toen C. de Wildt benoemd, zodat de geitenfokvereniging weer gerust kon zijn4.

Varia

Met de kerk ging het steeds beter. De kerkcollecte voor de weduwen en wezen van predikanten bracht begin februari 1945 f 243,23 op en die in maart tijdens de biddag f 728,44. Voor die tijd enorme bedragen5.

Op maandag 19 maart werd de Zwaanskuikenbrug aangevaren door het 1000 ton grote sleepschip Pelikaan. De brug was zodanig beschadigd, dat ze voor alle verkeer werd gesloten. Twee weken later werd de brug weer voor voetgangers en lichte voertuigen opengesteld. Er zal wel niet veel gebruik van zijn gemaakt6.

De eerste maanden na de oorlog

Periode na 5 mei 1945

 De nasleep

Van een intocht van de geallieerde troepen heeft men in Hei- en Boeicop niets gemerkt. Er reden wel eens geallieerde militairen door het dorp, maar daar bleef het bij.

Overal in Nederland werden personen opgepakt die op een of andere manier met de Duitsers hadden geheuld en grof geld hadden verdiend met de zwarte handel. In Hei- en Boeicop werden maar twee personen opgepakt, die echter na korte tijd weer vrij kwamen.

In Leerdam was weer cement verkrijgbaar, maar dan moest men wel een briefje van de burgemeester hebben.

Er waren ook twee jonge mannen uit Hei- en Boeicop die zich opgaven als vrijwilliger bij het Nederlandse leger.

De heren J. Rolloos, A.W. Mulder en G. de Jong kregen in november 1945 te horen dat hun radiotoestellen in het pand van V&D te Utrecht waren aangetroffen en konden worden opgehaald. L. Holl en E.A. de Munnik hoorden dat pas eind januari 1946. Op 18 februari werden de radio’s door D. de Hoog opgehaald7.

De evacués vertrokken weer

In april 1945, nog voor de bevrijding, waren er al evacués terug gegaan. Dat waren mensen uit Hurwenen, Kerk Avezaath, Rossum, Tiel en Oosterbeek. Op 1 mei 1945 waren er nog maar 187 evacués over van de 240 die er op 1 maart waren. Het duurde echter nog tot juni 1945 tot de grote meute vertrok. Op 1 juli 1945 waren er nog maar 22 evacués, maar dat aantal verminderde niet snel. Op 1 september waren er nog achttien8. Hoe lang die zijn gebleven is niet bekend.

Langzaam maar zeker kwamen er meer producten in de winkels, maar de meeste waren nog altijd op de bon.

De vertrekkende evacués gingen op eigen gelegenheid of ze werden met een paard en wagen, bijvoorbeeld een kaasbrik, door een Hei- en Boeicopper teruggebracht naar huis.

De bevrijding werd gevierd

Op zaterdag 28 juli 1945 werd een bevrijdingsconcert gegeven door het Lexmondse fanfarecorps Excelsior. Het concert vond plaats op het weiland van G.J. den Hertog en trok veel publiek.

De advertentie voor het concert.

Het programma bestond uit de volgende nummers:

  1. Het Engelse volkslied
  2. Wilhelmus
  3. Lippe Detmold mars
  4. Daar komen ze aan
  5. De vrolijke gasten
  6. Marslied

Pauze

  1. Wie Neêrlands bloed
  2. Wilt heden nu treden
  3. Nederlandse school- en volkspotpourri
  4. Je Maintiendrai
  5. Holland Jubelt
  6. Lang zal hij leven
  7. Nu dankt allen God

Anderhalve maand later, op 13 september 1945, vond een bevrijdingsfeest plaats, waar zelfs het geringste incident zich niet heeft voorgedaan. Het was die dag prachtig zomerweer, wat de feestvreugde alleen maar versterkte. De dag begon echter niet met vreugde, maar met een herdenking van hen die deze dag mede mogelijk hadden gemaakt. ’s Morgens om 7.15 uur werd op de algemene begraafplaats een krans gelegd bij de graven van de vijf Engelse en de ene Canadese vlieger, die op 23 augustus 1943 in de polder Heicop om het leven waren gekomen. Burgemeester De Wolff hield daarbij een plechtige toespraak. Dit was de eerste herdenking in een reeks die tot op heden voortduurt, maar dan op de avond van 4 mei.

Om acht uur begon men met het feestprogramma. Rond die tijd werd op de Hei- en Boeicopseweg, op de grens met Schoonrewoerd, de allegorische optocht opgesteld. Onder begeleiding van de muziekverenigingen De Bazuin en Aurora uit Leerdam trok de stoet daarna door het dorp, richting Zwaanskuiken. Daarna ging het via de Kanaaldijk, de Achterkade en de Nieuweweg weer terug naar de dorpskern, waar de stoet op het feestterrein werd ontbonden. Van dezen optocht, die enorme belangstelling trok langs de geheele route, was veel werk gemaakt en was dan ook àf.

Hierna kregen de schoolkinderen een traktatie, werden er kinder-spelen gehouden en werden de versierde fietsen gekeurd. Alle evenementen, ook die ’s middags werden gehouden, werden opgeluisterd door de muziek.

Om half elf begon men met het ringrijden op fietsen voor mannen en vrouwen, waarvoor een flinke belangstelling bestond. De Hei- en Boeicoppers hadden hun fietsen tijdens de oorlog kennelijk goed verborgen kunnen houden.

Er volgde een pauze, maar om één uur werd het feest hervat met de keuring van versierde tweewielige rijtuigen, waarna daarmee een ringrijwedstrijd werd gehouden. Hiervoor was eveneens een groote deelname.

Het dorp was versierd en er waren enkele mooie bogen opgericht. Het mooist versierd was echter het bebouwde deel van de Kanaaldijk. Er was niet alleen versiering aangebracht, maar vooral de schitterende verlichting en de verlichte boog oogsten veel lof. Het was daar bij de Kanaaldijk een hechte gemeenschap, want na afloop van het officiële feest hebben ze nog in een apart ‘onder onsje’ dit bevrijdingsfeest op een gezellige wijze herdacht9.

Het gewone leven begon weer

Het was na de bevrijding wel even wennen, maar de dagelijkse gang bleef er in. De distributie van alles bleef bestaan en pas na verloop van lange tijd werd die langzamerhand opgeheven. Er kwamen blikjes groenten, vlees en kaakjes beschikbaar uit de legervoorraden en het rantsoen werd langzamerhand ruimer.

Er was, ondanks de sigaretten die de geallieerden uitdeelden, toch nog bijna geen tabak verkrijgbaar. In de oorlog hadden velen zelf tabaksplanten verbouwd en verwerkt tot tabak, ook in Hei- en Boeicop. Die tabak moest voor gebruik gedroogd worden en omdat het dievengilde in de oorlog niet ten onder was gegaan, werd begin september 1945 uit het schuurtje aan de kanaaldijk van de veehouder V., zes pond tabak gestolen, met droogstokken en al10.

De naoorlogse tijd bleek geen paradijs te zijn. Temeer niet, omdat de in de oorlog heersende saamhorigheid als bij donderslag was verdwenen. Het werd al spoedig: Ieder voor zich. Velen waren hierover zeer teleurgesteld.

De herdenkingen

Jaarlijks wordt op 4 mei de dodenherdenking gehouden bij de graven van de zes omgekomen bemanningsleden van de Lancaster DV 228, die op 23 augustus 1943 neerstortte bij de Achterwetering. Aanvankelijk was er van de zijde van de bevolking niet veel belangstelling en werd er maar door ongeveer vijf personen een bosje bloemen bij de graven gelegd. Later groeide de belangstelling.

De herdenking op 4 mei 1995.

De graven werden onderhouden door de gemeente, maar op haar verzoek heeft de in 1968 heropgerichte Oranjevereniging de zorg daarvoor overgenomen. Op 31 december 1985 werd de gemeente Hei- en Boeicop opgeheven en ging toen op in de gemeente Zederik. Daarna werd de officiële dodenherdenking van de gemeente Zederik altijd op 4 mei op de begraafplaats van Hei- en Boeicop gehouden, bij het graf van de omgekomen bemanningsleden.

Met dank aan:

Dhr. G.C. Brouwer
Mevr. A.C. Brouwer-Middelkoop
Dhr. D. de Jong
Mevr. M.E. de Jong-de Jong
Dhr. A. Kool
Dhr. J.P. de Leeuw
Mevr. Nieuwboer 

Bronnen
  • Archieven:

Gemeentearchief Zederik, archief Hei- en Boeicop

Particulier archief

  • Interviews met diverse personen
  • Kranten: De Voorlichter
  • Nieuwboer, Jan, Een veelbewogen tijd, in: Kom met verhalen…… Het verzet in Leerdam in de jaren ‘40-’45, uitgave Gemeente Leerdam, 1990, p. 12-20
  • With, Joh. de, Met het oog op de kerk, Ver. Historisch Lexmond en Hei- en Boeicop, Lexmond, 2005
Noten
  1. GAZ-HB, inv. 1-6, 22 aug. 1945 en 14 febr. 1946
  2. GAZ-HB, inv. 10-2; DT 3 en 10 febr. 1945
  3. DT 24 febr., 3, 17 en 31 mrt. 1945
  4. DT 24 febr., 3 en 10 mrt. 1945
  5. DT 10 febr. en 24 mrt. 1945
  6. DT 24 mrt. en 7 apr. 1945
  7. With, Kerk, p. 61; DV 14 juli 1946; GAZ-HB, inv.11-6, 5 nov. 1945 en 17 jan. 1946
  8. GAZ-HB, inv. 10-2
  9. DV 25 en 28 juli, 4 aug., 8 en 19 sept. 1945
  10. DV 8 sept. 1945
Gebruikte afkortingen

DT          – De Teisterbander
DV          – De Voorlichter
GAZ-HB- Gemeentearchief Zederik, archief Hei- en Boeicop

Wat in de laatste week van de oorlog op de bonnen nog verkrijgbaar was.

 

I

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *