Herinneringen aan de oorlog

Oorlog- en Bezettingstijd 1940-1945

Door Arie de Jong

Al langer was ik wat vaag van plan om mijn persoonlijke herinneringen aan de oorlog- en bezettingstijd 1940-1945 op te schrijven. Het kwam er niet van. Maar dit jaar zou voor de 75e keer op 4 mei de dodenherdenking  plaatsvinden en op 5 mei de bevrijding worden gevierd. En er zijn niet zoveel mensen meer in leven, die de oorlog- en bezettingstijd bewust mee gemaakt hebben.Om die redenen meende ik alsnog dat het, in de eerste plaats voor kinderen en kleinkinderen,  interessant zou kunnen zijn als ik uit mijn geheugen wat op papier zet. Daarbij kwam dat kort geleden besloten werd om vanwege het coronavirus de 75-jarige herdenking niet te laten door gaan.

– Het gaat om herinnering van gebeurtenissen en persoonlijke beleving en gevoelens, die grotendeels van meet af aan en de jaren door zijn blijven hangen en sommige later zijn opgekomen.
– In het gezin van Opa Joost de Jong en opvolgend ons gezin werd van de oprichting af het dagblad De Standaard gelezen. En we hadden sinds begin van de jaren ’30 radio.
Dat was toen in Lexmond een uitzondering. Mijn vader was erg geïnteresseerd in het landelijk en het wereldgebeuren. En in mijn beleving vond het hij het prettig dat ik de krant las en de belangstelling – op mijn schaal –deelde.

  1. Een concreet beeld van de gebeurtenissen in de jaren 30 heb ik niet. Wel zorg om de ontwikkelingen in Duitsland: Hitler, bewapening. Maar vooral ook binnenlands, behalve de economische crisis en de grote werkloosheid, de opkomende NSB.
    Ik herinner me berichten uit 1938 over:
    – de z.g. Anschluss, de militaire inval in en bezetting van Oostenrijk door het Duitse leger;
    – het Verdrag van München;
    – de z.g. Kristallnacht, door de nazi’s georganiseerde progrom tegen de Joden in Duitsland.
  2. 1939.
    Eind augustus mobilisatie van het Nederlandse leger.
    Vordering van paarden, ook van mijn ooms.
    Voorbereiding distributie van levensmiddelen.
    Begin september Duitse inval in Polen. Oorlogsverklaring van Engeland en Frankrijk aan Duitsland.
    Het nieuws maakt veel indruk. Het gewone schoolleven gaat door.
  1. 10 mei 1940.
    Sinds 1 april 1940 was ik leerling van de chr.  m.u.l.o. in Vianen. Na enkele weken kregen we opdracht om thuis een opstel te schrijven (onderwerp?), dat op vrijdag 10 mei ingeleverd moest worden.Het was mijn hobby niet en ik stelde het schrijven steeds uit, met als voornemen om het donderdagavond 9 mei te maken. Op die avond liet ik me door broer Jan overhalen om mee te gaan voetballen op het trapveldje vlak bij ons huis. Op mijn bezwaar/aarzeling reageerde hij met: dan schrijf je dat opstel morgenochtend vroeg.
    De volgende ochtend om ongeveer vijf uur kwam mijn vader naar onze slaapkamer; met sombere stem zei hij  één zin: jongens, het is oorlog.
    En mijn gedachte was: dus niet naar school en geen opstel inleveren.
  1. 10 tot 14 mei 1940.
    Onwezenlijk.
    Fragmentarisch radioberichten. Geen overzicht.
    12 en 13 mei 1940, Pinksteren. Prachtig weer.
  1. Dinsdag 14 mei 1940.
    – Middag. Het leek of “de zon verduisterde”. Angstig. Later bleek het veroorzaakt te zijn door de walm van brandende olieraffinaderijen in Rotterdam als gevolg van het opzettelijke Duitse bombardement.
    – Mevrouw Van der Giessen uit Gorcum kwam met twee dochtertjes, Anneke en Truus, bij ons. Burgemeester Ridder van Rappard had de burgerbevolking van Gorcum bevolen/dringend aanbevolen om de stad te verlaten. Hij vreesde dat de stad, eindpunt van de Waterlinie, ook gebombardeerd zou worden. Wat niet gebeurd is. De heer Van der Giessen was bij de Luchtbescherming en moest in Gorcum blijven.
    Hij was vóór zijn vertrek naar Gorcum hoofd van de openbare lagere school in Lexmond en zijn vrouw en hij waren huisvrienden van mijn vader en moeder.
    – ’s Avonds radiotoespraak van opperbevelhebber Generaal Winkelman. Hij kondigt de capitulatie van het Nederlandse leger aan.
  1. 16 (?) mei 1940. De eerste Duitse legerauto’s rijden voorbij ons huis aan de Kortenhoevense weg. Niet over de Nieuwe Rijksweg. Is het de bedoeling om door het dorp te rijden en zo zichtbaar te zijn?
  2. Enkele dagen later krijgen we korte tijd (1 of 2 weken?) inkwartiering van twee Nederlandse officieren. In afwachting van?
  3. In juli/augustus 1940 een paar weken inkwartiering van twee Duitse officieren. Gedragen zich correct.
  4. Na 10 mei 1940 ben ik niet meer of misschien een paar weken naar school geweest. Het schoolgebouw werd na de capitulatie gebruikt voor inkwartiering van Nederlandse militairen.
  5. Ik herinner me niet helder hoe het gewone leven na de capitulatie doorging of veranderde. Een paar dingen:
    – het werd meteen of heel gauw verboden om te vlaggen of oranje te dragen bij verjaardagen van leden van het Koninklijk Huis. De eerste verjaardag was op 29 juni, van Prins Bernhard. Hij droeg altijd een anjer op zijn revers. En was in die tijd erg gezien. Nogal wat mensen droegen op 29 juni 1940 ook een anjer. Dit gebruik heeft later (1953) geleid tot oprichting van het Prins Bernhardfonds voor culturele instellingen.
    – Engeland stond alleen tegenover de Duitse Wehrmacht. De Duitse propaganda werd meermalen/regelmatig verwoord met “Duitsland wint op alle fronten”.
    We hoorden van de luchtslag (de battle of Britain) om Engeland te dwingen overgave of onderhandelen..
    De eerste tijd was er geen betrouwbare berichtgeving.
    Radio Oranje (“de stem van strijdend Nederland”) begon m.i. aan het eind van de zomer van 1940. En via die zender hoorden we de beroemde uitspraak van Churchill toen de Engelse  RAF het Duitse Luftwaffe  had verslagen: ”Nooit in de geschiedenis van de oorlogvoering hebben zovelen zoveel te danken gehad aan zo weinigen”.
    Het was een enorme opsteker.
  6. In juni 1940 deed ik twee dagen toelatingsexamen voor de Rijks HBS in Gorcum.
    – Eind augustus 1940 naar 1e klas van de Rijks HBS in Gorcum.
    Meteen waren er een paar gevolgen van de Duitse bezetting herkenbaar:
    * Voorheen onderwijs Engelse taal vanaf 1e klas en Duitse taal vanaf 2e klas.
    Nu Duits vanaf de 1e klas en Engels vanaf de 2e klas.
    * ons leerboek Geschiedenis was geschreven door Dr.M.O. Albers, directeur van de RHBS Gorcum. Was prominent lid van de NSB. Later Hoofd van het “Opvoedersgilde”.
    In zijn leerboek was (tenminste) één correctie aangebracht, zichtbaar
    door een ingeplakt blad. Het betrof de Duitse inlijving (zogenaamde Anschluss)
    van Oostenrijk in 1938. In het oorspronkelijke boek stond dat de Oostenrijkse Kanselier
    Dolfusz daarbij was “vermoord”. Dit woord bleek vervangen door “gedood”.
  7. In de eerste klas hadden we als leraar Duits Mijnheer Straus. Een aardige man, maar van de eerste schooldag af sprak hij geen Nederlands; uitsluitend Duits, m.i. zijn moedertaal. Ik kon dat niet woord voor woord volgen, m.i. net als vrijwel alle klasgenoten. Een intelligente, misschien ook wat perfectionistische jongen (Nico de Graaf) had daar blijkbaar te veel moeite mee en hij verliet huilend de klas. Mijnheer Straus begeleidde hem, zei na terugkeer in de klas “er ist etwas nervös” en vervolgde de les in Duits.
    In het voorjaar van 1941 of 1942, nam Mijnheer Straus bij het eind van het lesuur (het laatste op die dag) afscheid van ons. Met als reden “ik ga/moet me morgen melden” Zijn toevoeging waarom hij zich moest melden herinner ik me niet precies, maar het ligt me bij dat het verband hield met zo genaamde tewerkstelling. Mijnheer Strauss was Jood. Hij is niet teruggekeerd. Via Westerbork is hij afgevoerd naar een concentratiekamp in Duitsland en daar omgebracht.
  1. Zondag 22 juni 1941. De Duitse Wehrmacht valt Rusland binnen. Later bekend als Operatie Barbarossa. We hoorden ’s middags het nieuws. Mijn vader zei: “dit wordt zijn (Hitlers) einde”, doelend op de mislukte aanval op en tocht naar Rusland door het leger van Napoleon.
  2.  7 december 1941. Japanse aanval op de Amerikaanse vloot in Pearl Harbour. We hoorden berichten, maar het was te ver weg om te weten wat er gebeurde. Wel, dat de Verenigde Staten in oorlog met Japan en met Duitsland waren. Dat laatste betekende dat de VS militair actief aan de strijd tegen Hitler-Duitsland zouden deelnemen. Positief bericht. Tot dan steunde de VS Engeland alleen door wapenleveranties (de Leen- en Pachtwet).
    – Eind februari 1942. Berichten over de slag in de Javazee. Weer ver weg, maar ernstige domper want onze “onverslaanbare” Koninklijke Marine verslagen. Gevoelens van antipathie/wrok tegen de “onbetrouwbare” Japanners. Gekrenkte trots?
  1. 2 januari 1942 overleed mijn vader plotseling. Het was een strenge winter met sterk ijs en er werd veel geschaatst. Wij deden daar niet aan mee. Uit rouwbeklag, dat was toen gebruikelijk.
  2. 1942.
    – De krijgskans lijkt te keren. In Noord-Afrika worden de Duitsers (onder leiding van Generaal Rommel) verslagen en het  Suez-kanaal wordt behouden.
    – Geen speciale persoonlijke herinneringen.
    Behalve toenemende schaarste. Dat is vooral de zorg van mijn moeder.
    Zelf veel lekke fietsbanden, want geen nieuwe te koop. Later (1944) record: 10 keer lek in één week. Versleten luchtband voorwiel vervangen door een massieve band, gesneden uit een oude autoband. Betekende zwaar fietsen, maar het was te doen. Anders dan met twee massieve banden en dagelijks 18 kilometer heen en terug.
  1. Eind april 1943 stakingen als verzet tegen het bevel dat Nederlandse militairen van mei 1940 zich moesten melden voor de Arbeitseinsatz. Begon bij industrie in Twente (Stork), en verspreidde zich breed (behalve in steden). Ook “boerenstaking”: weigering om melk aan de zuivelfabrieken te leveren. Duurde ongeveer vijf dagen.
    Het aantal “stakende” boeren in Lexmond weet ik niet. Wel Cees Bos (vader van Bastiaan). Heeft als principiële, individuele verzet-actie zijn weigering tot melklevering tot de Bevrijding volgehouden. Zijn echtgenote (“Vrouw Bos”) maakte van de melk kaas die aan dorpsgenoten – op de duur vaste klanten – werd verkocht. Tegen de normale prijs, geen verhoging wegens schaarste (later verworden tot “zwarte handel”). Bos is vanwege zijn niet-leveren een aantal keren beboet. Deze boetes werden door de gezamenlijke klanten betaald. Bos inde de bijdragen van de klanten persoonlijk, uiteraard zonder nota of kwitantie.
  1. Van de 3e klas af hadden we als leraar Engels de heer Van der Laan. Hij was zeer pro-Engels en anti-Duits en gaf daar ook duidelijk blijk van. Zo gaf hij nogal eens de nieuwsberichten door die hij via Radio Oranje beluisterde.
    Bij zijn opmars door Rusland had de Duitse Wehrmacht in 1941 de stad Smolensk, een belangrijk strategisch knooppunt, ingenomen. Begin 1943 was met de slag om Stalingrad de Duitse opmars tot staan gebracht en was het Russische tegenoffensief ingezet. Begin augustus 1943 begon de Russchische aanval om Smolensk te heroveren. Maar door enorme Duitse weerstand wekenlang zonder resultaat. Een grote domper.
    Op of rond 3 oktober 1943 kwamen twee Nederlandse politieagenten onze klas binnen om Mijnheer Van der Laan mee naar het politiebureau in Gorcum te nemen. Hij pakte zijn tas, liep met (of tussen?) de twee agenten mee naar de deur van het lokaal, draaide zich daar om en zei “maar Smolensk is gevallen”.
    Hoe het Mijnheer Van der Laan verder is vergaan, weet ik niet (meer), maar later gaf hij weer gewoon les.
  1. De sfeer op school had in mijn beleving twee kanten:
    -Wat betreft de leerlingen/klasgenoten onder elkaar prima.
    In de klassen 1,2 en 3 waren er twee parallelgroepen, een met leerlingen afkomstig van een lagere school in Gorcum en een met enkele uit Gorcum en verder leerlingen van buiten Gorcum.
    In klas 4 en 5 was dit onderscheid naar woonplaats er niet meer, maar was de klasvorming naar de keus van de leerlingen voor diploma A of B.
    Er was geen kantine in de school en tussen de middag was het gebouw gesloten. Bij goed weer aten we met enkele jongens van buiten Gorcum vaak ons meegebrachte brood op buiten de Waterpoort bij de Merwede met de aanlegplaatsen voor het pontveer naar Sleeuwijk en het veerbootje naar Woudrichem.
    Van tijd tot tijd gingen we naar een melksalon in de Bornsteeg, waar zonder bon taptemelk te koop was. Dit is afgeroomde melk met minder dan 3% vet. Het kostte 7 cent per (klein) glas.
    Bij slecht weer bleven we wel eens onder het afdak van de fietsenstalling. Of we veel over het verloop van de oorlog praatten, weet ik niet meer. Maar we vertrouwden elkaar.
  1. Een sfeer van wantrouwen was er wel ten opzichte van sommige leraren.
    Directeur Albers was prominent lid van de NSB en behoorde bij de WA.
    Tenminste twee leraren waren ook lid van de NSB en droegen hun lidmaatschapsspeldje in de klas.
    Van één of een paar anderen werd vermoed dat ze ook lid of z.g. sympathiserend lid van de NSB waren. Ze droegen geen speldje, althans niet zichtbaar.
    In mijn herinnering werd er weinig over de oorlog, bezetting of politiek gesproken. Uit hun opmerkingen lieten diverse leraren blijken dat ze aan de goede kant stonden. Achteraf kan ik me voorstellen, dat ze vanwege de figuur van de directeur en de ervaring van collega Van der Laan (zie 18) voorzichtig waren om zich te uiten.
    Positief herinner ik me onze leraar Staatsinrichting, mr Dingemans, naast leraar ook met een advocatenpraktijk. We leerden de parlementaire geschiedenis vanaf de eerste Grondwet met de wijzigingen op jaartal; de hoogtepunten en de hoofdrolspelers. En dit alsof we niet bezet waren dan wel morgen bevrijd zouden zijn.
  2. Wanneer het precies gestart is, herinner ik me niet, maar zeker in 1943 kwam directeur Albers op zaterdagen in zijn uniform als lid van de WA naar school. Ook enkele leerlingen die lid waren van de NSB-Jeugdstorm verschenen dan in hun uniform: donker blauwe broek of rok en licht blauwe blouse.
    Albers stond bij de vóóringang van de school. De achterdeur (toegang vanaf de fietsenstalling) was dicht. En van de leerlingen werd verwacht of hadden (in- of expliciet?) de plicht om hun geüniformeerde directeur te groeten Dit gebeurde m.i. algemeen uit vrees voor negatieve gevolgen. Eén leerling uit toen klas 4 is vanwege herhaaldelijk niet-groeten blijvend van school verwijderd. Hoe het hem verder is vergaan weet ik niet.
    – Ook in 1943 vertrok directeur Albers. Hij werd directeur van de gemeentelijke HBS in Utrecht.
    Hij nam afscheid in een bijeenkomst in het gymnastieklokaal, met verplichte aanwezigheid van de leerlingen.
    Vooraan was een spreeklessenaar voor de directeur. Hij werd geflankeerd door tenminste één of twee NSB-leraren en enkele leerlingen in Jeugdstorm-uniform. De andere leraren zullen ook (verplicht?) aanwezig geweest zijn, maar ik herinner ze me niet op het podium.
    Van de afscheidstoespraak is me alleen de slotzin bijgebleven: “Samen met mijn kameraden, de grote en de kleine, eindig ik met een driewerf “Houzee” op het nieuwe Europa”. Spreker en zijn kameraden staken hun gestrekte rechterarm naar voren en riepen drie keer “Houzee”.
    Na zijn afscheidstoespraak stelde Albers zich bij de uitgang van het gymnastieklokaal op zodat alle leerlingen hem persoonlijk de hand konden drukken. In volgorde van klas 1 tot en met 5.
    Bij mijn weten gaven de jongste leerlingen (klassen 1 en 2) allemaal gevolg aan die “uitnodiging”. Ik zat in klas 3, qua leeftijd de middengroep. Van hen gaf ongeveer de helft Albers wel de hand en ongeveer de helft niet. Ik behoorde, zij het met wat angstig gevoel, tot de laatste groep. En vond mezelf toch wel flink.
    Van de leerlingen van klassen 4 en 5 heeft m.i. niemand persoonlijk de hand gedrukt. Sancties zijn er niet gevolgd.
  3. Een aparte vermelding van de leraar Duits, Van Luyk.
    – Hij was m.i. in 1942 of 1943 aangesteld. Hij droeg een NSB-speldje. En bleek al gauw geen of slecht orde te kunnen houden en wilde dit kennelijk compenseren door te slijmen zoals met zijn uitnodiging ”jullie kunnen alles aan me vragen”. Langzaam tussen de rijen banken lopend, blijkbaar in de hoop dat hij aangesproken zou worden. Wat zelden gebeurde.
    Dat hij niet zo vriendelijk was heb ook ik een keer ervaren. Na afloop van een van zijn lessen (die dag het laatste uur) moest ik binnen blijven en hoorde zijn beschuldiging dat ik hem tijdens de les belachelijk had gemaakt of proberen te maken. Wat niet het geval was.
    Hij gaf me als waarschuwing, dat hij bij herhaling kon of zou zorgen dat ik in de zomervakantie in de Noordoostpolder te werk gesteld zou worden. Een staaltje grootspraak, maar je wist het nooit. En voorbeeld hoe foute “gezagdragers” optraden. Zonder mogelijkheid van bezwaar/beroep.
    – De landing in Normandië (6 juni 1944) en de opmars van de Geallieerden had vooral ook voor veel NSB’ers gevolgen. Mede uit angst voor mogelijke straf na de Bevrijding zegden leden hun lidmaatschap op. Het gerucht (werkelijkheid?) ging dat bij de Illegaliteit een lijst bijgehouden werd van mensen die berecht diende te worden: de “zwarte lijst” genoemd.
    Meneer Van Luyk had een aktentas, waar in de binnenkant zijn naam en adres vermeld stonden: Zwarteweg 39 (?) in Voorburg of Voorschoten.
    Klasgenoot Arie Lakerveld uit Ameide (zat één bank voor me) maakte gebruik van de uitnodiging van Van Luyk met zijn vraag: bent u nummer 39 op de Zwarte lijst?
    Van Luyk ging er niet op in.
    Maar een of enkele dagen later begon hij vóór de les – toen nog niet iedereen op zijn plaats zat – met de mededeling dat hij het speldje als NSB-lid niet meer droeg.
    Vóór in de klas, vlak bij Van Luyk stond een jongen (wie weet ik helaas niet meer), die
    het revers van het colbertjasje van Van Luijk omsloeg. Wat zichtbaar maakte dat hij het speldje aan de binnenkant nog wel droeg. Ik herinner me niet hoe Van Luyk reageerde, maar wel dat hij geen straf uitdeelde.
  1. In 1943/44 hadden we enkele maanden een onderduiker. Hij heette Anton Jan Grandjean. Zijn roepnaam was Jan. Om verwarring met mijn broer Jan te voorkomen werd hij, op voorstel van mijn moeder, bij ons als Anton aangesproken. Zijn ouders woonden in het toenmalige Nederlands Indië (Indonesië). Hij studeerde in Wageningen, tot het niet-tekenen van de z.g. loyaliteitsverklaring. Ik herinner me hem als een aardige jongen die het wel prettig vond om in ons gezin mee te draaien en behulpzaam te zijn. Met één uitzondering. Wij hadden in die tijd een volkstuintje op een paar honderd meter van ons huis. Dat tuintje werd bemest werd vanuit de beerput bij onze buiten-wc. We deden dat met gebruik van een juk met twee emmers, die uit de beerput vol geschept en op het tuintje leeg gegooid werden. Anton heeft echt geprobeerd om ook aan dit mest-vervoer mee  te doen, maar dat aspect van het buitenleven was te veel voor hem.
  2. Uit de eerste maanden van 1944 is me vooral “de algemene toestand” bijgebleven en een enkele persoonlijke gebeurtenis:
    – er was in Lexmond nog geen inkwartiering van Duitse militairen;
    – wel toenemende schaarste;
    – en toenemende omvang en activiteiten van de LO, opgericht voor hulp aan onderduikers.
    – een nieuw verschijnsel was het patrouilleren door een Landwachter. Deze organisatie was opgericht ter bescherming van NSB-ers en werd later ingeschakeld als hulppolitie. Per fiets en in uniform met (jacht?)geweer. Het werd aanvankelijk niet altijd even serieus genomen, Onterecht, je moest uitkijken voor ze, zeker als onderduiker of als “gastheer of-vrouw”.
    In mijn herinnering patrouilleerde er in Lexmond van tijd tot tijd één Landwachter, een inwoner van Ameide, die bekend stond als felle NSB-er. Maar zijn “succes” is in Lexmond beperkt gebleven tot rondfietsen.
  1. Toenemende aanwezigheid van Geallieerde vliegtuigen. Overdag vooral jachtvliegtuigen, afzonderlijk of in kleine groepjes. Van tijd tot tijd ’s nachts groepen bommenwerpers die de loop van de Lek volgden richting Duitsland (Ruhrgebied).
    Meerdere  keren luchtgevecht in onze omgeving. Uit overlevering weet ik van één geallieerd toestel dat in Hei- en Boeicop neerstortte, waarbij zes van de zeven bemanningsleden  omkwamen.
    Andere keren konden één of enkele bemanningsleden van een neergeschoten toestel per parachute veilig de grond bereiken.
    Op een heldere dag, net na het middageten, was er een luchtgevecht waarbij een toestel neerstortte en (tenminste) één militair uit een toestel sprong op een paar honderd meter van ons huis, boven een perceel griendhout richting Merwekanaal. I k ben er naar toe gehold.  Henk de With kwam er ook en nog twee mensen. We troffen een Duitse militair aan die ongelukkig terecht gekomen was op een stommel (restant van geoogst griendhout) en met forse brandwonden. Hij had veel pijn. We hebben geprobeerd zijn pijn wat te verzachten door hem te begieten met water, dat we met onze klompen uit een sloot schepten.
    Heel kort na ons kwam ook gemeenteveldwachter Schrijvershof. De Duitser droeg een revolver, die met een koord om zijn hals zat en in de huid was gebrand. Schrijvershof nam de revolver en verdween, met aan ons de waarschuwing om ook te vertrekken. Begrijpelijk: Duitse militairen hadden op de Lekdijk tussen Vianen en Lexmond een uitkijkpost. Schrijvershof heeft de revolver aan verzetsmensen gegeven. Hij stond tijdens de bezetting aan de goede kant. Zo heeft hij eigenhandig zijn zoon Wim geholpen om uit Kamp Amersfoort te ontsnappen: door zich in uniform te voegen bij de begeleiders van de gevangen op weg van de barak naar hun “werk”.
  2. Zomer 1944, na Invasie in Normandië (6 juni 1944).
    -Toenemende druk van de bezetters .
    Vooral door de Arbeitseinsatz. Je kon individueel worden aangehouden en je hoorde van razzia’s, waar geen betrouwbare berichten over waren. Bedreigend.
    – In verband met de Arbeitseinsatz heb ik geprobeerd om op mijn persoonsbewijs mijn getypte geboortejaar 1928 te veranderen in 1929. Dat mislukte.
    Op mijn handgeschreven distributiestamkaart gelukte het  wel.
    – De Duitsers gingen over tot het vorderen van fietsen.
    Er was blijkbaar een verordening voor. De burgemeesters konden een “ausweiss” (ontheffing)
    verlenen. Dat gebeurde in hoofdzaak (of alleen) aan boeren in verband met voedselvoorziening. Niet aan scholieren. Ik heb er voor mezelf een gemaakt: ik had de handtekening van Burgemeester S. Hoogenboom heel vaak gezien en kon die heel goed namaken.
  3. In de mooie zomer van 1944 waren er vaak nogal wat jongens aan de Lek, ook een paar onderduikers. Niet ver van de haven was er tussen twee kribben een breed en geleidelijk aflopend strandje,  een  prettige zwem- en recreatieplek. Op een middag kwam er een dorpsgenote naar ons toe gehold met de waarschuwing dat er Duitse militairen aan kwamen, dus waarschijnlijk voor een razzia. We zijn toen naar de overkant van de Lek gezwommen, met uitzicht op onze plek. Er verschenen geen Duitsers; het bleek loos alarm.
  1. 15 augustus 1944 Bas Bos doodgeschoten. Bastiaan (2.10.1924) was de boezemvriend van broer Jan (5.10.1924). Hij was als weigeraar/dienstplichtige van de Arbeidsdienst in Nieuwlande ondergedoken bij Jan (broer van Johannes). Tijdens een razzia zijn Bas en een zoon van Jan Post in diens bijzijn doodgeschoten.
    Bas is in Lexmond begraven. Er was vrees dat, bij grote belangstelling of protest tijdens de begrafenis, de bezetter door arrestaties of anderszins zou ingrijpen. Maar op uitdrukkelijke wens van zijn ouders was de begrafenisplechtigheid van Bas op de gebruikelijke wijze. Voorganger was Ds D.J. Coumou, plaatselijk predikant en actief betrokken bij het verzet.
    Bas Bos is de enige inwoner van Lexmond die vanwege zijn verzet is omgebracht.
    Bij de 25-jarige herdenking van de Bevrijding, in 1970, als gedachtenis een Drentse steen op zijn graf geplaatst. Ook is een straat naar hem genoemd: de Bastiaan Bosstraat.
  2. Eind augustus 1944 begon het nieuw schooljaar. Ik zat in de examen klas 5B.
    Begin september hoorden we uit de berichtgeving van Radio Oranje dat de Geallieerde troepen vanuit Noord Frankrijk snel naar het noorden optrokken, door België in de richting van Nederland.
    – Maandag 4 september 1944 aten we tussen de middag met enkele klasgenoten ons brood op buiten de Waterpoort in Gorcum. We zagen volop Duitse militairen op terugtocht via de  boot Sleeuwijk-Gorcum. De vaste brug was er nog niet. De terugtocht was niet chaotisch, maar blijkbaar wel met haast. De Duitsers reden niet alleen met hun eigen militaire vervoermiddelen, maar ook met (gevorderde?)burgerauto’s. Ik herinner me een aantal militairen in een bestelauto met de naam van een bakker uit Luik. Het leek ons niet zo comfortabel.
    –  ’s Avonds kwam het bericht dat Breda bevrijd was.
    Gezien het tempo van de Geallieerde opmars verwachtten we de volgende dag onze Bevrijders.
  1. Dinsdag 5 september, Dolle Dinsdag.
    Net als veel inwoners van Lexmond heb ik van 9 uur af langs de Nieuwe Weg op de Bevrijders zitten wachten. Tot 12 uur. Ze kwamen niet.
    -s Avonds hoorden we dat de opmars bij de Moerdijk was gestopt.
    Grote teleurstelling. Hoe de reacties in het dorp waren, kan ik me niet herinneren.
  1. Onze school werd gesloten en bleef dat tot eind mei 1945. Of en hoe we informatie het sluiten kregen, weet ik niet.
    Ik zat in de examenklas en heb geprobeerd thuis wat te leren, samen met Stineke Kamp uit Den Haag, een nichtje van de Wijkzuster Van der Griend dat in verband met de voedselschaarste bij haar tante logeerde. We hadden een boek van broer Jan, met examenvragen wiskunde van vorige jaren. En we hebben een paar lessen gehad van Piet Horden, wiskundeleraar in Amsterdam en ondergedoken in zijn geboorteplaats Lexmond.
    Dat thuis leren is bij proberen gebleven en heeft maar heel kort geduurd.
    Achteraf begrijpelijk: je was, bewust of onbewust, bezig met overleven en je keek niet verder dan de Bevrijding.
    En we hadden/kregen geen enkele informatie over je mogelijkheden, studeren of anderszins, na het behalen van je diploma.
  1. Zondag 17 september 1944. Een Geallieerde Luchtvloot volgt zijn route over de Lek in oostelijke richting.
    Joost hoort ’s middags van de luchtlandingen bij Arnhem. De Operatie Market Garden.
    Optimisme.
    Maar de Duitsers winnen de slag bij Arnhem en op 25/26 september 1944 wordt het Geallieerde bruggenhoofd ten noorden van de Rijn opgegeven. Teleurstelling. En hoe verder?
  1. De gevolgen van oorlog en bezetting werden steeds meer merkbaar.
    Ingrijpend was de inundatie van bijna de gehele Polder Lakerveld. Exacte datum?
    De bewoners kregen nog kort gelegenheid om achter hun boerderijen en woonhuizen langs de straatweg een kade aan teleggen.
    De boeren gingen ’s ochtends zo vroeg mogelijk en met fors tempo aan de slag. Maar ze waren niet ervaren in grondwerk etc. In Lexmond woonde een flink aantal wel ervaren grond- en taludwerkers, die van meet af aan meewerkten. Op eigen werktijd en met eigen tempo, wat bij de start niet begrepen werd door alle boeren; zij waren het die door de inundatie direct bedreigd werden Maar het positieve resultaat van het professionele  vakmanschap werd al gauw zichtbaar en algemeen gewaardeerd.
    In de winter 1944-45 is er een vrij lange vorstperiode geweest en het onder gelopen land was een fijne ijsbaan.
  1. Inkwartiering
    – Een paar dagen na Dolle Dinsdag werden er bij ons 4 Duitse militairen ingekwartierd. Hoe dat geregeld/bevolen werd, weet ik niet. Ze namen onze voorkamer en de daarachter gelegen slaapkamer in gebruik.
    Ze behoorden bij het z.g. Doodskoppenregiment van de SS, wat op hun revers te zien was. Het waren twee Duitsers, één Deen en één Nederlander. Na ongeveer twee weken vertrokken ze weer.
    – Eind september 1944 kwam er in Lexmond inkwartiering van een fors aantal Duitse militairen. Het exacte aantal weet ik niet; het zouden er enkele honderden zijn geweest. Ze waren met paarden die op boerderijen ondergebracht werden.
    – Bij die gelegenheid kwamen er bij ons drie soldaten van de gewone Wehrmacht.
    Ze waren van de verbindingstroepen en namen het transformatorgebouwtje, dat tegenover ons huis stond, in gebruik. Ze zijn tot de tweede helft van april 1945 gebleven.
    – Over een paar gebeurtenissen met de inkwartieringen bij ons heb ik wat opgeschreven in de herinneringen aan mijn moeder dd 13.9.2018, onder 14.b.
  1. er kwamen ook evacuees, inwoners van plaatsen in de Betuwe. En mensen die afkomstig waren uit Den Haag, die al eerder hun huis uit moesten in verband met de bouw van de z.g. Atlantikwal en naar de Betuwe geëvacueerd waren.
    Bij ons zijn een paar weken twee mensen uit het dorp Hunzadriel (aan de Maas in de Bommelerwaard) geweest.
    het aantal evacuees weet ik niet.
    – Evenmin van het aantal onderduikers in Lexmond.
  1. Na Dolle Dinsdag is burgemeester S. Hoogenboom ondergedoken. Zijn zoontje Piet is nog enige tijd bij ons geweest.
    Wethouder Jacob de Jong nam als loco-burgemeester de functie waar. De andere wethouder was Jan de Jong Gz. Ze waren geen familie van elkaar (en ook niet van mij).
    Ik meen dat Jacob de Jong naar (vrijwel) algemene mening zijn moeilijke functie betrouwbaar zo goed mogelijk heeft vervuld.
    De wethouders werkten blijkbaar goed samen. En waren ook inventief bij hun zorg voor de ingezetenen. Twee voorbeelden:
    – een mogelijkheid om de ingezetenen van wat vlees te voorzien was door z.g. noodslachting van gezonde koeien.
    Door enig rouleersysteem werd willekeur van de leveranties voorkomen en de prijs redelijk gehouden. Ieder gezin kon zijn portie afhalen, waarbij het aantal eters maatgevend was: eigen gezinsleden, onderduikers en evacuees. In onderling vertrouwen; zonder formele controle.
    – als vervanging van kolen en antraciet werd er veel hout gestookt. De gemeente kocht bomen van particulieren en voor het rooien etc werden mensen ingeschakeld die door de omstandigheden niet naar hun werk buiten Lexmond konden. De boomstammen werden in moten gezaagd en inwoners konden ter plaatse per gezin één kruiwagen hout ophalen. De prijs was één gulden per kruiwagen.
  1. We leefden met veel beperkingen, zoals:
    – de avondklok, het was verboden om tussen 8 uur ’s avonds en 4 uur ’s ochtend op straat te zijn;
    – de verduisteringsplicht. Het was verboden om na zonsondergang de gordijnen etc open te houden;
    – er was geen straatverlichting;
    – lampen van en fietsen moesten afgeschermd worden behalve een klein strookje;
    – er was (vrijwel?) geen elektriciteitsvoorziening bij particulieren.
    In ons huis was  er in drie vertrekken wel elektriciteit, namelijk de twee kamers die de Duitse militairen in gebruik genomen hadden en ook in de woonkeuken, die bij ons zelf gebruik was. De militairen waren van de verbindingstroepen en hadden dat zelf geregeld. Had de stroomaansluiting in onze woonkamer een technische oorzaak of was het een zekere tegemoetkoming van de kant van onze “medebewoners” Dat laatste sluit ik niet uit.
  1. Kerstmis en Oud- en Nieuwjaar 1944/45.
    – de drie bij ons ingekwartierde Duitse militairen vierden uitgebreid Heiligenabend. En wij werden ook uitgenodigd: in onze eigen voorkamer!
    Er waren meerdere versnaperingen. Welke? Voor ons ongekend.
    Een van de drie (die van de ruzie met Joost over de fiets) wilde graag een spelletje schaken. Jan en ik wilden beiden wel spelen, maar hij gaf voorkeur aan mij. Hij maakte – los van zijn nationaliteit – een nogal eigengereide indruk. Wellicht schatte hij zijn kans om de partij te winnen tegen mij als jongste hoger in dan bij spelen tegen Jan.
    Wat de uitslag van mijn partijtje precies was, weet ik niet meer, maar in elk geval verloor ik niet. Wat voldoening gaf.
    – op Eerste Kerstdag stonden  we zo rond de middag met een paar jongens, broer Jan en Jo Vlot,bij ons aan de straat. Er stopte een Duitse militaire auto en de chauffeur vroeg ons de weg naar Antwerpen. Ik vond het een onbegrijpelijke vraag en we hebben ze  gewoon verder in de richting Gorcum gestuurd. Zonder gewetensbezwaar: we waren niet op de hoogte van het Ardennenoffensief dat kort daarvóór door de Duitsers was ingezet met het doel om de haven van Antwerpen op de Geallieerden te heroveren. Aanvankelijk verliep dat offensief gunstig voor de Duitsers en wellicht hadden de militairen die ons de weg vroegen al bevel om naar Antwerpen te gaan.
    – hoe de drie bij ons ingekwartierde Duitsers Oudejaarsavond 1944 doorgebracht hebben weet ik niet, maar vermoedelijk wel met fors drankgebruik.
    Kort na 24 uur stonden ze op de stoep vóór de voordeur, ieder met een geladen geweer, waarmee ze in de lucht schoten. Ik herinner me dat mijn moeder, die toch al het een ander had meegemaakt, toen echt erg bang was: drankgebruik, baldadigheid, kans op ruzie.
  1. Op 5 januari 1945 werd de brug bij Vianen door een Geallieerd bombardement volledig onbruikbaar gemaakt.
    Ik heb de brug niet zien instorten, maar een paar uur later wel het resultaat. Ook dat had twee kanten: een militair succes dat de bevrijding dichter bij bracht. En zware oorlogshandelingen dichtbij.
  1. Begin 1945 werd tante Janna (vrouw van oom Janus) in het ziekenhuis in Gorcum opgenomen. Oom Janus kon blijkbaar zelf niet op bezoek. Ik weet niet of hij een fiets had; ik heb hem nooit zien fietsen.Onderweg zijn, kon voor mensen in de leeftijdsgroep van de Arbeitseinsatz  risico’s geven.
    Ik viel, mede door het “gewijzigde” jaartal op mijn distributiestamkaart, net buiten die leeftijdsgroep. Op aangeven van mijn moeder ben ik ’s morgens met wat spullen (ondergoed etc) naar Gorcum gefietst.
    In de stad was er bijna niemand op straat. In de buurt van het ziekenhuis patrouilleerde een groepje Duitse (m.i. Wit-Russische) militairen. Ik werd niet aangehouden en kon bij tante Janna op bezoek. Toen ik weer buiten kwam was mijn fiets verdwenen, niet gevorderd of afgenomen, maar volgens mij gewoon meegenomen door de militairen, die nergens meer te zien waren. Stond mijn fiets al of niet op slot?
    Ik ben niet naar het Ortskommando gegaan; daar kon je op mijn leeftijd beter niet komen. En ik besloot om naar Lexmond terug te lopen, plm 18 kilometer.
    Na ongeveer 7 kilometer, net voorbij de fabriek van Betondak Arkel, loopt de straatweg direct langs het Merwedekanaal.
    Daar lagen twee kleine vrachtboten naast elkaar met aan boord een paar Duitse militairen en enkele burgers. Ze waren bezig om granaten (in houten raamwerk) van de ene boot naar de andere te verladen. Langs de straatweg stond een Duitse militair, die mij aanhield en gelastte om aan boord te gaan en ook mee te helpen met het overladen. Wat ik deed; wat anders?
    Het was rond het middaguur en prachtig helder weer. Na een poosje vlogen er twee Geallieerde jachtvliegtuigen over het kanaal. (ik meen dat ze ook een paar keer rondcirkelden, maar dat weet ik niet zeker. Later ingebeeld?).
    Het was even schrikken, want geallieerde jagers (die inmiddels boven bezet gebied baas in de lucht waren) beschoten van tijd tot tijd Duits militair transport, zowel over de weg als b.v. ook boten op de Lek. Het gebeurde hier niet.
    Na enige tijd liep ik bij het verladen een heel klein wondje op bij het nagel van een van mijn duimen. Ik heb het bloed niet gedept, maar over mijn duim laten lopen en vervolgens mijn “wond” aan een van de Duitse toezichthouders laten zien. Met succes. Na een poosje kwam er weer iemand langs en die werd gelast om mijn plaats in te nemen. En ik kon verder lopen.
    Ik had ’s morgens al vrij vroeg twee sneetjes brood gegeten, had dan ook fors trek en vroeg aan de Duitse toezichthouder om wat te eten. Ik kreeg een homp van ± 4  centimeter droog Duits brood. Onder het verder lopen smaakte het goed.
    Na weer ongeveer 7 kilometer (voorbij Meerkerk) en nog ± 4 kilometer te gaan kwam Stineke Kamp op de fiets van moeder mij ophalen. Dat laatste stukje heb ik uiteraard gefietst met Stineke achterop. Hoe laat ik thuis was, weet ik niet meer, ook niet of ik erg vermoeid  was.
    Moeder was blij met de afloop, m.i. ook uit verantwoordelijkheidsgevoel: was Stineke me op moeders verzoek gaan ophalen, dan wel op haar eigen initiatief? Maar alleen bekend met het doel van mijn reis, n.l. het ziekenhuis in Gorcum op 18 kilometer.En op pad zonder enig communicatiemiddel (mobieltje e.d.) voor het geval van onvoorziene omstandigheden en dat op haar leeftijd in de steeds meer bedreigende bezettingssituatie.
  1. Behalve de landwachter (zie punt 22) patrouilleerde ook de in Vianen gestationeerde Grüne Polizei van tijd tot tijd door Lexmond. Of dat met een speciaal doel was dan wel routine weet ik niet.
    In het voorjaar van 1945 (begin april) heeft de Grüne Polizei op een vroege zondagmorgen Koos van Eck in zijn ouderlijk huis – schuin tegenover ons aan de Kortenhoevense weg – gearresteerd. Koos was actief in het verzet en sliep heel vaak niet thuis. Juist wel in dat weekend van een huwelijksjubileum van zijn ouders.
    Koos is overgebracht naar een politiecel in Vianen, is daar een aantal dagen (hoeveel?) fors verhoord en ook lijfelijk hard aangepakt. Maar hij heeft niet gepraat.
  1. – Half april 1945 of kort daarna zijn de drie Duitse militairen, die bij ons ingekwartierd waren, vertrokken.
    Zonder afscheid nemen en met onbekende bestemming. Wel een opluchting.
    Wat later zijn de andere ingekwartierde Duitsers uit Lexmond  vetrokken. Op welke manier weet ik niet: allen tegelijk of in groepen? Strikt ordelijk of meer in haast?
    – omstreeks eind april 1945 lag er in de berm/greppel langs de Nieuwe Rijksweg vlak bij ons huis een typische Duitse fiets. Een paar dagen later lag die er nog. Blijkbaar achtergelaten (verloren?) door een Duitse militair. Ik heb de fiets toen meegenomen en me toegeëigend. Zonder gewetensprobleem; ook als compensatie voor mijn in Gorcum verdwenen fiets?
    Toen ik het enkele dagen later aan Gemeenteveldwachter Schrijvershof en zijn zoon Jo vertelde had dit kennelijk beider volle instemming. Met enige spijt van Jo, dat hij de fiets niet gezien had.
  1. Op vrijdagavond 4 mei 1945 hoorden we dat de Duitsers gecapituleerd hadden. Er was nog Avondklok, maar om ongeveer 10 uur, toen het donker was, ben ik op verzoek van mijn moeder het bericht gaan vertellen bij Zuster Van der Griend. Ze was al boven, ik “belde” aan met wat grind tegen het raam, dat ze een stukje open deed. Ik gaf het bericht door en ging meteen weer naar huis. Zuster Van der Griend had mij niet herkend.
    De volgende ochtend, 5 mei, kwam ze bij ons en vertelde, dat ze altijd een pakje sigaretten, oorlogsmerk Consi, had bewaard voor degene die haar het bericht van de capitulatie zou brengen. Ze meende dat dit één van de medewerkers van Garage Stok was geweest en ze had het bewaarde pakje sigaretten daar afgegeven. Wat in dank was aanvaard. Jammer voor mij, maar helaas…
  1. Op zaterdagmiddag 5 mei 1945 arriveerden de eerste Canadese geallieerde militairen in Lexmond. Anders dan we verwachtten kwamen ze niet uit de richting Breda/Moerdijk maar vanuit de Betuwe. Het dorp was uitgelopen en er stonden rijen mensen om de Bevrijders met applaus te begroeten. De Canadezen reageerden o.a. door het strooien van sigaretten.
    Ze sloegen hun bivak op langs de Nieuwe Rijksweg en zijn enige tijd gebleven. Er was een heel goede verhouding tussen de Canadezen en de burgers. Een groepje dat wilde zwemmen heb ik begeleid naar de Lek.
  1. Na een paar weken werden de lessen op de RHBS in Gorcum hervat.
    Voor een paar weken. Toen kwam het Koninklijk Besluit dat de leerlingen van de examenklas 1944-1945 het diploma zouden krijgen zonder examen te doen.
    Enige tijd later konden we ons diploma bij de directeur ophalen. Zonder “aankleding”; helemaal in lijn met de bezettingstijd.

 

Bodegraven, 25 april / 23 mei / 23 juli 2020.
AMdJ
NB: Geen opzet dat het 45 punten zijn geworden.

 

Bijlage bij punt 30 (uit Aantekeningen Moeder).
  1. Een paar dagen na Dolle Dinsdag (15 september 1944) kregen we inkwartiering van 4 Duitse militairen van de Waffen-SS (met afbeelding van een doodskop op de kraag van hun uniform). Het waren vrijwilligers, 2 Duitsers, een Deen en een Nederlander. Over een formeel bevel tot inkwartiering heb ik nooit gehoord, maar ze namen onze voorkamer met de aangrenzende slaapkamer in gebruik. De inventaris bleef aanwezig.
    Ze waren per pantserauto, die ter camouflage in onze tuin onder een grote seringenboom werd gestald.
    Begrijpelijk, want er waren regelmatig jachtvliegtuigen van de Geallieerden in de lucht, die o.m. dergelijke Duitse vervoermiddelen beschoten.
    Na ongeveer twee weken maakten de SS-ers blijkbaar aanstalten om te vertrekken. Moeder ging kijken en zag dat ze aan te inpakken waren. Ze zag ook dat ons vaasjes met zilveren lepeltjes niet meer op het dressoir stond. En één van de twee Duitsers leek wat weg te moffelen (passend woord, toch?). Ze “gelastte” hem zijn ingeruimde bagage uit te pakken. Hij voldeed daaraan en het vaasje kwam tevoorschijn.
  1. Enkele dagen na het vertrek van de SS’ers werden voorkamer en slaapkamer in gebruik genomen door drie man van de “gewone” Wehrmacht. Ze waren van de verbindingstroepen en namen het transformatorgebouwtje, dat tegenover ons huis stond, in gebruik. Ook hun auto werd daar geparkeerd. Ze zouden de eerste telefoon-verbindingspost vanaf het front aan Keizersveer/Biesbosch zijn geweest.
    Ze beperkten zich tot gebruik van de twee kamers en ingang via onze voordeur met gang. Of en hoe openen en sluiten van de deur geregeld was, weet ik niet.
    Ze installeerden zich wat “huiselijker” dan de SS-ers. Gedroegen zich correct en (gelukkig) afstandelijk.
    Zeker één van hen had een foto van zijn jonge gezin op het dressoir gezet. Beide anderen ook?
    Moeder kwam regelmatig in de beide vertrekken om te zien of de gebruikers het redelijk net hielden. Na enige tijd zag ze dat de foto van het jonge gezin verdwenen was. Vervolgens bracht hij een juffrouw/meisje uit Lexmond mee naar de kamers.
    Moeder heeft hem gewoon in het Nederlands (Lexmonds) aangesproken: over de foto en dat ze bezoek van dames in haar huis niet accepteerde. Wat ook niet meer gebeurd is.
  2. De leidinggevende van de drie vroeg Joost om zijn fiets te mogen lenen; blijkbaar voor een boodschap in het dorp. Dat gebeurde en de fiets werd na afloop weer naar ons huis terug gebracht. Zo ging het nog enkele keren.Maar vervolgens bracht de Duitser de fiets niet terug en hield hij hem onder zijn beheer bij het telefoongebouwtje en hun auto.
    Toen Joost zijn eigen fiets wilde gebruiken moest hij hem daar terug vragen en halen. Hij wilde herhaling voorkomen, wilde dat blijkbaar niet tegen de Duitser zeggen en verzon een list. Hij bracht de fiets naar fietsenmaker Dries Stravers en sprak met deze af, dat als de Duitser naar de fiets zou vragen, het zou gaan om reparatie van een band. Om welke band spraken ze niet af. Toen de Duitser weer naar ons huis kwam om te fiets te halen, vertelde Joost hem dat die voor reparatie bij de fietsenmaker was. Desgevraagd ook, dat dit Dries Stravers was, dat het ging om reparatie van een band en bij een vervolgvraag om welke band, voor of achter. Wat Joost antwoordde, weet ik niet.
    Maar de Duitser ging naar Dries Stravers, kreeg het verhaal over de bandreparatie te horen. Maar met het “verkeerde”antwoord om welke band  het ging.
    Witheet kwam de Duitser naar ons huis waar hij in de voorgang Joost tegenkwam en meteen fors uitpakte met “leugenaar, bedrieger” of zoiets. Joost kon van tijd erg driftig worden en hij reageerde met “jullie dievenbende”. Olie op het vuur en het leek op handgemeen uit te lopen. Ik zag en hoorde het vanuit de achtergang (bij de keuken). Moeder hoorde het in de keuken, stapte op de twee af, hield ze met gebarentaal uit elkaar en stuurde de twee ieder een kant uit. Wat ze deden.