Het rampjaar 1672

KRONIEK
2002-3

De gevolgen voor Heicop

E.G. Middag †

De oorlog met Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen, 1672-1674, liet ook Heicop niet onberoerd. De Fransen hebben gebrandschat. Het land stond onder water. De bevolking had het moeilijk.
Leonard Crom, schout van Heicop en gaardermeester van de polders Heicop en Boeicop, schreef de Rekening van Verponding 1671-1674 met eigen hand, legde de gebeurtenissen vast en leverde zodoende de stof voor dit artikel. Dit alles is te vinden in het Oud Archief van Hei- en Boeicop inv. nr. 284.
Heicop, Lexmond en Lakerveld staan voor dezelfde moeilijkheden. De drie schouten gaan gezamenlijk de problemen te lijf. Volgen we nu de verwikkelingen, in chronologische volgorde, op de voet.

1674: De eerste tekenen dienen zich aan. Op 20 mei wordt de schout van Heicop “vanden Duerwaerder uijt den Hage tot Vianen in arrest gehouden om met hem inden Hage in gijselinge te gaen voor de verpondinge 1671, heele en halve verpondinge 1672 ende 1673”. Er is dus een grote achterstand in de betaling en het zal waar-schijnlijk niet de eerste aanmaning zijn.
De schout wordt niet lang vastgehouden, want twee dagen later reist hij opnieuw naar Vianen en wacht daar “op de komste van sijn Extie (de Graaf van Brederode) om aen sijn Hoogh gemelte consent te versoecken om in den Hage te soliciteeren sursantie van executie en remissie vande verpondinge, waer over doen de Schout van Lexmont is gecommitteert neffens den Heere Drossaert”.
Op 31 mei gaat de schout opnieuw naar Vianen en verkrijgt van “Zijn Extie” vergunning om samen met de schouten van Lexmond en Lakerveld kwijtschelding van de verponding te verzoeken.
“Des sondaechs” 28 juni vertrekt de schout naar Vianen en reist “des anderen daechs met de Heeren” af naar Den Haag. Hun bagage hebben zij in één zak verpakt. De rekening van hun reis is bewaard gebleven.
“Op Maendagh den 29 Juni zijn den Heer Drossaert, Schouten van Heijcop, Lexmont ende Laeckervelt naer den Hage getrocken om de remissie te versoecken vande verpondinge”.

guldens stuivers duiten
Bij Mons. van Gent betaelt aende Jongen die de sacke droech tot Vianen 0 2 0
aen Wittebroot 0 6 0
aen Pekel haeringh 0 8 0
aenden oude man die broot haelde 0 1 0
aen bier 0 6 0
aen wijn tot Schoonhoven 1 16 0
een kaert 0 3 0
noch van wegh ende weeraen boort setten 0 4 0
tot Leckerck aen salm 1 2 0
in de herbergh betaelt 1 16 0
aende meijt 0 2 0
aen vracht tot Rotterdam 2 0 0
aen Ot de broer vande schipper 0 6 0
inde stats herbergh tot Rotterdam 0 4 0
aen vracht voor ons 4 persoonen van Rotterdam en Delft 1 0 0
het dragen vande sack door Delft 0 3 0
2 coranten 0 2 0
vracht van Delft totten Hage 0 10 0
de sack te dragen inden Hage 0 3 0
inden Hage bij Cozijn aen bottelbier 1 4 0
noch aen ‘t lijtsche veer aen bottelbier 1 4 0
savond int boompie daer mons. Dwingloo bij quam ende van Kessel 1 16 0
Woensdaech savons int swaentgen 2 0 0
Donderdaech smorgens aen Lelij (?) water 0 5 0
3 Coranten 0 3 0
aende Heer vander Goes gegeven 12 12 0
den Schout van Heijcop aen bottelbier 0 8 0
aen haringh 0 13 0
den selven int Swaentgen den 2/12 Julij 3 3 0
inden Hage vertert 14 0 0
aen drinckgelt 0 12 0
na vertert 0 19 0
noch voorde koek merckes gegeven 0 6 0
tot Rotterdam aen men Heer den Freijter 0 6 0
aen Wittebroot 0 11 0
8 haringe 0 12 0
passagie gelt 0 7 8
aen vracht tot Vianen aen Hermen 1 10 0
aen Ot de broer 0 6 0
in de Swaen saterdaechs te vooren inde Swaen vertert doen de schout van Lexmont ontbooden was 1 4 0
55 9 8
den Schout heeft uijtgegeven volgens memorie de Scholtus van Lexmont 6 5 0
heeft oock uijtgegeven volgens memorie 7 11 0
So 69 6 8

Op 21 juli tekenen zij af. Het aandeel van Heicop “op de reijs ende inde Hage gevallen in het laetste van Juni en het eerste van Julij” was groot 17-6-8. Komt nog bij de kosten van afrekening “int liquideeren tot Vianen betaelt aen verteeringe ende vracht” 3-9-0. Of het vraagstuk zo ingewikkeld was, of het weerzien zo gezellig? Wie zal het zeggen.

Nu is het een poos rustig, althans het archief zwijgt, maar op 4 november wordt de schout opnieuw door de drossaard naar Vianen ontboden “als den Duerwaerder uijt den Hage de Schout weder in gijselinge wilde haelen over de verpondinge 1671, 1672 ende 1673”. Hier blijft het niet bij, hij presenteert ook nog “de sommatie wegens de heele en halve verpondinge 1674”. Aan vertering en onkosten 2-8-0. Het verzoek om kwijtschelding heeft dus niets uitgehaald en een nieuwe vordering is erbij gekomen.
De schout gaat weer op pad en noteert op 15 november “tot Ameijde wesen vernemen hoe het bij haer gestelt wierde mette verpondinge.” Aan onkosten betaald 1-6-0.
Daarna ontvangt hij “een brieff met een expresse gesonden van de Schouten van Lexmont ende Laeckervelt op Heijcop ende van daer op Ameijde off mij niet gelegen quam om des anderen daechs naden Hage te reijsen”. Aan port betaald 0-12-0.
De schout kan niet zó maar vertrekken. Hierover moet met schepenen en heemraden worden overlegd. Op 16 november “sijnde een maendach inde comparitie van Schout, Gerechte ende Heemraeden soo wanneer de drie Schouten na den Hage soude reijsen om voorts te soliciteeren remissie vande verpondinge”. Verteerd 2-11-0.
Hierna vertrekken de drie schouten. De kosten waren niet gering. Crom noteert aan onkosten “tsaemen gevallen in eenige dagen 53-2-4, waervan ick hebbe betaelt voor ons 1/3 tot 17-14-2”.
Zij zullen in Den Haag te horen hebben gekregen, dat bewijsstukken moeten worden overgelegd.
Althans de schout van Everdingen wordt verzocht “om getuijgenisse der waerheijt te geven van het inundeeren ende onder water setten van het Dorp van Heijcop het welcke hij mij beloofde met sijn Gerecht te doen”. Verteerd 3-10-0. Aan de Procureur Jonas wordt “voor ‘t schrijven van verschijende Adestatien soo vanden Schout van Lexmont ende Laeckervelt over het aff brande vande boeijcopse molens, ende vande Timmerluijden wegens onbruijckbaerheijt van onse andere molens doort hooge water ende ijs” betaald 2-10-0, en “denselve betaelt over verteeringe tot Vianen in de Swaen gevallen int nemen vande verclaringe” 4-8-0. Alles werd blijkbaar in de herberg afgehandeld. Men nam er de tijd voor.
Vervolgens werden “de addestatien ende verclaringe als voorens beleijt” naar Vianen gebracht. Tevens werd aan de Drossaard “bekent gemaeckt het aen schrijven vande Heeren Staten over het familie gelt”.

1675: Nu heeft de aktie succes, want 15 mei 1675 is de schout met Monsr. Nederveen in Den Haag “wesen lighten de remissie vande verpondinge 1671 ende 1½1672 ende 1673”. Hij heeft “betaelt aen vracht ende onkosten 12-3-0”. (De rekening van verponding vermeldt evenwel dat “de verpondinge over de Jare 1672 en 1673 vande Heeren Staten van Hollandt bij sollicitatie is geremitteert”. Hier wordt 1671 niet genoemd). Het succes geeft de burger moed. Op 16 juni “wiert de Schout van Laeckervelt gecommitteert om inden Hage te soliciteeren de soursantie van executie wegens de halve verpondinge 1674”. Zou dat lukken? Het ziet er niet naar uit, want 10 dagen later “inde comparitie van Schout Gerechte ende Heemraeden” wordt gesproken over de mogelijkheid “wie des noots sijnde voorde verpondinge 1674 inden Hage in gijselinge soude gaen”. De zaak sleept zich voort, tot op 5 november de schout door de drossaard wordt ontboden “omme met de geswoorens tot Vianen aenstons te coomen, alsoo de Duerwaerder uijt den Hage daer was”. De besprekingen nemen veel tijd in beslag. “Tot Vianen inde Schoen metten Duerwaerder ende Heemraeden voor ons in 2 dagen verteert 6-12-0″, en voorts “int vergaderen uijtgaen ende weer comen totten Schout verteert 2-6-0. ”
Men geeft de moed niet op. Immers, op 8 november “inde comparitie van Schout ende Gerechte en Heemraeden” vraagt men zich af “oft niet geraden was om noch maels remissie te versoecken van 14 verpondinge 1674”. De schout gaat met Cornelis Woutersz op pad “om nader verklaringe te versoecken”. Zij verteren in Heijcop 3-12-0.
Daarna zijn ze “naer Lerdam gereijst omme daer verclaringe te versoecken van dat ons dorp in April 1675 eerst was droogh geworden, tot Schoonderwoert bij Merten van Veen verteert 0-6-0, tot Lerdam mette getuijgen verteert 4-16-0, de leges vande Heeren van Lerdam betaelt 2-14-0. ”
Gewapend met deze papieren zijn de drie schouten te Vianen bijeen om opnieuw naar Den Haag te vertrekken. Plotseling ontdekt schout Crom dat “de Secretaris van Lerdam de verclaringe hadde vergeeten te tijckenen”. Nu moest een “expresse” naar Leerdam worden gezonden. Daar konden de Heeren niet op wachten. De eerste aantekening van de schout op 18 november was dan ook “in het na senden vande verklaringe over Uijtrecht betaelt 0-18-0”.
Terug uit Den Haag was er voor de schout weer veel te regelen: 21 november “Als ick weder uijt den Hage was tuijs gecoomen ende Gerechte ende Heemraeden raport dede van het voor gevallen inden Hage, verteert 1-12-0”. 22 november “als men een nader memorie meckte overde geleeden schade so van het inundeeren van ‘t lant als vande plonderinge ende aff branden vande moolens door de france vijant, verteert 0-16-0; de Pijselman behandicht om een brleff op het recht bij de post te bestellen die na den Hage most 1-0-0; bij den expresse die de brieven bracht die uijt den Hage quamen gesonden van de Schout van Laeckervelt in drie reijsen verteert
0-10-0; Betaelt aende onkosten over het soliciteeren vande remissie van 1,5 verpondinge 1674 soo over reijskosten ende verteeringe gedaen volgens liquidatie mette andere Schouten daer over gehouden voor ons dorp 1/3 van 345-2-4 ter somme van 115-1-0; betaelt aen Duerwaerder Wierlch over verdient salaris van sijne gedane explooten wegens de verpondinge 1671 en 1672, volgens spec. ende quit. 70-0-0.”

Na overleg met de schouten van Lexmond en Lakerveld is men weer klaar voor een nieuwe reis naar Den Haag. De schout licht ons weer nauwkeurig in, wat er zoal gebeurt, wat men nuttigt en wat het kost……!

4/14 dec. “Saterdach als men voor de tweede reijs naden Hage soude gaen in den Engel verteert ende betaelt inde Roos int bijwesen van de Heer Ter Steegh, van der Laecken ende Lexmont tsavens tot lichten 0 8 0
5/15 “. Sondach met de Heeren Schouten van Lexmont, Laeckervelt, met Herman de Schipper int Sweijnshooft tot Rotterdam verteert  5 0 0
in Stats Herberghe alsmen nade schuijt wachten  0 6 0
de vracht op Delft voor drie persoonen 0 15 0
7/17 ” met de Heere Schouten van onverduldicheijt (het gaat hen niet vlug genoeg, zij gaan hun zinnen verzetten) na Schevelingen gegaen en aldaer verteert 6 11 0
in Saelmons Heijlicheijt als de Duerwaerder ende Nederveen daer waren, voor 1/3 betaelt 7 5 0
aen Sockelade int bij wesen vande Heer Schout van Laeckervelt 0 6 0
int Swaentie aen brandewijn int bijwesen van Laeckervelt 0 1 8
14/24 ” aen Sockelade betaelt in bijwesen vande drie respective Schouten 0 8 0
aen Cornelis Amerlaen betaelt “t gene tot Sijnen Huijse is verteert aen eeten drincken ende slapen, ten tijde wij voorde tweede reijse daer waren gelogeert 26 10 0
dito aen poort gelt tot Delft 0 8 0
vracht op Rotterdam 0 5 0
aen vracht betaelt van Rotterdam tot Vianen, voor ons 1/3 3 0 0
15/25 ” tot Vianen inden Engel verteert 0 4 0”

Zij zijn weer thuis, maar niet voor lang. De “soursantie van executie” wegens de halve verpondinge 1674 zit er blijkbaar niet in. Heicop, Lexmond en Lakerveld moeten elk een schepen of heemraad als gijzelaar in Den Haag brengen. Het probleem is nu, wie zal dat zijn? Het gerecht van Heicop heeft twee vergaderingen nodig voor het regelen van deze inderdaad gewichtige zaak. De schout noteert “bij Schout, Gerechten ende Heemraeden in twee dagen int resolveeren ende looten wie datter vant Gerecht of Heemraeden metten Schout na den Hage most, verteert in spijs en dranck 4-4-0”.
Het lot viel op Peter Dircxz.
Weer op reis naar Den Haag “als ieder Schout een schepen ofte geswooren in gijselinge bracht”. En weer kunnen we de Heeren volgen op hun tocht en kennis nemen van hun natje en droogje. Het is winter en het water staat hoog. De Schout noteert:

27 dec.  “betaelt op Lexmond aen de schipper die straet was geweijt op Lexmont met mijn Schepen brocht  0 7 0
28 dec. tot Rotterdam aen coopiens ende twee sosijse brooden betaelt 0 4 0
             aen poort gelt tot Delft  0 1 0
29 dec.  inden Hage aen Sockelade betaelt voor ons sesse 1 2 0
tot Jan Bol in de Roosters  0 18 0
30 dec.  aen Cornelis Amerlaen betaelt ‘t gene wij met ons ses personen hadde verteert 10 17 0
            tot Delft aen brandewijn dat wij moste wachten   0 10 0
aen vracht van Delft op Rotterdam, voor mij met mijn Schepen int weer coomen uijt den Hage verteert  1 16 0″

1676: Peter Dircxz zit nu al een maand als gijzelaar voor Heicop in Den Haag. Het wordt tijd, dat hij wordt afgelost. De gerechten en heemraden vergaderen op 1 februari niet zonder moeilijkheden, aan-gezien er “defferent rees tusschen Cornelis Middach ende Gijsbert Cornelisz om Peter Dircken uijt de gijselinge te verlossen”. Of de Heeren tot overeenstemming komen, is niet bekend. Wel vermeldt de historie de komst van “een brieff vande Schout van Laeckervelt dat Middach de gegijselde moet verlossen”.

19 februari is de Deurwaarder uit Den Haag er weer, hij ontbiedt de Schout “om met de andere Schouten tot Ameijde bij hem te coomen”.
Het wordt menes, van uitstel kan geen sprake zijn. Tenslotte moet de schout met een heemraad bij zijne Excellentie de Graaf van Brederode komen die “ons wilde sprecken over de verpondinge ende weegens de gegijselde”. Er moet door Heicop 700 gulden worden betaald op de verponding 1674. Zijne Excellentie, gedreven door de ontvanger Pauw, verliest zijn geduld. Op 4 april gelast hij dat binnen 7 dagen de 700 gulden er moeten zijn, en bovendien “Quitantie na den Hage te senden om de gegijselde te verlossen”. De kas is leeg, het geld is schaars, het moet “bij negotiatie” worden opgezocht. Geen eenvoudige zaak. De schout gaat er op uit. Hij is “tot Utrecht ende elders geweest bij diverse luijden ende maeckelaers om de geseijde 700 gulden te becoomen”. De dag daarna is hij “weder van sijn Ex. Tie ontboden dat hij het bewuste gelt most hebben alsoo hij most vertrecken”.
12 april kan de schout eindelijk opgelucht ademhalen. “Tot Vianen aen de Schout van Lexmont behandich tot lossinge van Peter Dircken vande gevangen Poort voor ons dorp 75-12-0, aen onkosten 0-18-0, tsamen 76-10-0”.
“Betaelt aen Jan Cornelis Bol Herbergier in de drie Roosters inden Hage inde Wagestraet tgen bij de gegijselde is verteert eer hij op de Poort wierde gebracht voor ons 1/3 deel 16-0-0.”
“Betaelt aen Pr. r Schoorenbergh over verdient salaris ende sacke vande verpondinge bij hem verdient voor ons dorp 1/3 dus 12-0-0.” “tot verscheijde malen vande Heere Drossard tot Vianen ontboden wegens de halve verpondinge 1674 ende aen onkosten met de Heemraeden tot Vianen verstreckt 5-16-0.”
“Aenden Heere Drossard betaelt voor de onkosten gevallen int soliciteeren ende versoeck van uijtstel wegens de halve verpondinge 1674 tot 20-0-0.”
Begin juni is de kas weer leeg. De schout schrijft dan: “Aen onkosten verstreckt om noch eenich gelt op te soecken, soo tot Utrecht als in den Hage om den Ontfanger Pauw eenigh gelt te geven op de heele verpondinge 1674 (door versoeck vande Heemrade) 18-15-0”.
Eind november noteert de schout “tot Vianen verstreckt in het brengen van de verpondinge als den Schout van Laeckervelt het gelt met nam 1-5-0”.
“Den Schout (van Heicop) wort toegeleijt vande Gerechte en de Heemraeden voor sijn afarens int soliciteeren vande verpondinge ende quijtscheldinge van dien, het op soecken ende lichten van addestatiens ende bewijsen ende voor sijn versuijm van uijt sijn huijs te weesen ter somme van 48-0-0”.

1679: 21 april sluit de schout zijn “memorie” af, na tevoren te hebben opgemerkt “noch betaelt aen een expresse die een brieff inden nacht aen mijn huijs bracht dat ick inden Hage in gijselinge most blijven met Laeckervelt 0-15-0”. De schout is dus gegijzeld geweest, waarschijnlijk een korte tijd. Verder schrijft hij “noch komt den Schout over verteeringe tot sijnen huijse gevallen over de voorss. afarens 38-18-0.”
Tenslotte wordt Peter Dircxz schadeloos gesteld. Hij tekent daarvoor de volgende akte:

“Ontfangen bij mij ondergess. Peter Dircxz door handen van Leonard Crom Schout ende Gader-meester vanden Dorpe van Heijcop de somme van twee ende veertich car. in volle betalinge van het geene mij was competeerende van dat ick inden Jare 1676 hebbe in gijselinge gebleven, ende geweest voorden voorn. dorpe soo op de gevangen poort als int huijs van Jan Cornelis Boll in drie vergulde roosters inde wage straet overde verpondinge vande Jare 1674 soo heel als halfe, ende met Schout ende Heemr. vande voorn. dorpe daer over geaccordeert ten oirconde getijckent in Heijcop opden 30e maij 1679. ”

  1. g. Peter Dircksen.

“Dese bovenstaende twee ende veertich gulden heeft den Schout door ons versoeck betaelt op heeden den 30e Maij 1679.”

  1. g. Jan Cornelesen, Cornelis Woutersz, Tijmen Verkaeick, Cornelis Middach, Lambert Cornelen.

mij present als Secrts.

 g. L. Crom 1679.

Hieraan is toegevoegd:

“1679 den 30en Maij verteert ten huijse vanden Schout, in accordeeren met Peter Dircken over het sitten in gijselinge voorden dorpe van Heijcop, verteert bij Schout ende Heemraeden van Heijcop ende Boeijcop, twee Schepenen de bode ende Peter Dircken.

gedroncken 5 mingelen wijn tot                           1-10-0
20 bolle bier off toeback                                        4-  0-0
7 persoonen ontbeeten á 4 stuij.                           1-  8-0
So                                                                                 6-18-0

 w.g. L. Crom 1679.

Waaruit men kan opmaken dat de zaak naar aller genoegen is geregeld. Gezien het gezamenlijk ontbijten zullen de “7 persoonen” gewerkt (?) hebben tot het ochtendgloren.
Aan de “Reckeninge vande verpondinge 1671 en 1½ 1674 Mit-schaders zijne Ex. tie vereeringe 1671, 1672, 1673 ende 1674” ontlenen we nog dat de onkosten “gevallen in het soliciteren over de verpondinge 1671, 1672 ende 1673 ende quijtscheldinge van dien te obti neeren” zijn opgelopen tot de niet geringe som van 606-6-0.
Het “Heere gelt oft vereeringe” is aan de graaf van Brederode “oft aen sijn gemachtigde” betaald, t. w. elk jaar 633-12-0.
Kwijtschelding kon de graaf zich niet permitteren. Bij zijn overlijden in juni 1679 liet hij een met veel schulden beladen boedel achter.
Verder noteren we nog twee posten t. w.:
Aan de ontvanger Pauw betaald 700 gulden en 400 gulden in min-dering “omme grooter costen te voor coomen, alsoo het doen niet mogelijck en was omme de verpondinge te connen ontfangen, alsoo de ingesetenen doen noch onmachtich waren over de gelede schade van water ende oorloogh.”
Aan Mr Otto van de Laken betaald “wegens de conterbutie en brandschat vande francosen geleijt tot lasten vande Dorpe van Heijcop” 700 gulden met 100 gulden rente = 800 gulden.
Ondanks dit alles hebben de drie schouten toch succes gehad. Zij zullen gedacht hebben aan het oude spreekwoord: De cost gaet voor de baet uijt.
Hiermee zijn we gekomen aan het slot. Jammer genoeg zijn sommige ingezetenen deze crisistijd niet te boven gekomen. Hun land werd openbaar verkocht en bracht, althans voor hen, niets op. Zij vielen terug in de arbeidende stand, terwijl latere afstammelingen soms toch weer de maatschappelijke ladder beklommen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *