Het spookt in Lexmond

KRONIEK
1999-2

Door P(rikkebeen)

Ja, dat gelooft u natuurlijk niet. En toch is het waar. Nog geen honderd jaar geleden spookte het nog in ons dorp en men geloofde er nog in.
De spoken hebben zich het langst gehandhaafd op die plaatsen waar kastelen of kloosters hebben gestaan. Soms wist men van hun vroegere bestaan niets meer en waren de laatste resten van de oude ruïnen al lang verdwenen, maar handhaafde zich het oude verhaal dat op deze plaats nog steeds ‘s nachts de spoken, of het nu witte wiven of weerwolven waren, ronddoolden.

Zo was het ook rond het “Singelboomgaardje”, rond het oude “Killenstein” op Kortenhoeven.
De eigenaar, Notaris Bodde uit Meerkerk en later zijn zoon, die toen al woonde in het huis van de familie Vink, geloofde er zelf niet in, maar had er bar veel last van.

Maar vele Lexmonders geloofden wél in het Spook. Ze hadden het zelf gezien, de witte geheimzinnige gedaante die speciaal in de maanden juni en juli op donkere avonden rondom het singeltje sloop. Ze hadden de geheimzinnige kreten en de gierende geluiden gehoord en ze wisten het van vaders en moeders of van Groffie’s en Gard’oms, die het hun verteld hadden ‘s avonds bij de open vuren in de grote boerenkamers.

Natuurlijk waren er nuchtere lieden die de draak staken met deze verhalen, maar toch, je kon het nooit weten, en waarschuwden hun aankomende dochters dat ze moesten uitkijken en in donker beter niet naar het dorp konden gaan.

Toen namen een paar stevige boerenjongens, of het nu van Dierens,
Bikkers, Veenen of Hartoghen geweest zijn, weet ik niet (ofschoon ik
aan de Hartoghen wel wat twijfel, want dat zijn nooit zulke helden
geweest), een besluit.
Een week voor de verpachting stellen ze zich, gewapend met knuppels,
op achter een paar dikke goudreinetten bomen en wachten. Maar
er komt deze avond niets. Ze zien niets en horen niets. Ze gaan terug,
weifelend tussen teleurstelling en “gelukkig dat er niets kwam”.
Maar ze gaan weer, die dappere kerels, de volgende avond. En ja,
daar begint het. Eerst in de verte een geluid, om van te rillen, het
komt dichter bij, het komt vlak bij ze, ze zien in de donkerte zelfs de
contouren van een witte gedaante, maar ze durven. Ze fluisteren
tegen elkaar, “als hij terug komt dan allebei gelijk hoor”. En hij komt
terug, de gebogen witte gedaante, vlak langs ze heen. En daar
springen die twee helden op het Spook in en knuppelen het neer.
Huilend van angst en kreunend van pijn is het monster ineengezakt.
Ze pakten het beet en wat zien ze, ze kunnen hun ogen niet
geloven. Het is de oude Ipenburg, de boer-fruit-pachter, die al sinds
jaren voor een prikje het Singeltje kocht van de oude heer Bodde.
Zijn zoon Bernhard deed later ook in fruit.

Uit het gemeenteblad “Wegwijzer” van december 1966

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *