KRONIEK
2000-3
Uit De Wegwijzer
Uit het gemeenteblad “Wegwijzer” van december 1966
Ondertekend met P.
Iets voor 1200 begint de geschiedenis van ons dorp, d.w.z. de geschreven geschiedenis. Maar daarvoor was er ook al de Lek en waren er kreken in het nog onontgonnen land. Waar nu het kanaal is was een natuurlijk watertje, de Zederik, dat in hoofdzaak dezelfde loop had als nu het kanaal.
Vanuit de Lek liep een kil ten westen van het huis van de familie Vink en verder langs het kerkhof, voorlangs de dokter en zo naar wat de ouderen nog kennen als de Laak, die door het toen beboste land liep naar de richting Meerkerk, waar dit watertje in de Zederik kwam. Tegenover de tegenwoordige molen kwam van de zuidkant de Leede, die van de Linge uit bij hoog water verbinding had met de Zederik
De Zederik, toen noordwaarts van Meerkerk, liep door langs Noordeloos (den Boezem) op den Dool en werd verder de Giessen.
Natuurlijk zijn er in het nog niet ontgonnen land ook nog verschillende kleine moeraswatertjes geweest. Eén er van is waarschijnlijk de grenswatering tussen Achthoven en Lakerveld. Dit watertje zal ook wel naar de Zederik bij Meerkerk gelopen hebben. Later is, ongeveer 1360, de benedenloop mede vergraven tot Zouwe.
Wat de bodemkundige opbouw betreft overheerst het veenpakket, wat in de ondergrond bijna overal voorkomt, zelfs dicht bij het dorp, waar de hogere gronden dit niet zouden doen verwachten.
Het onderliggende zandpakket ligt wisselend op een diepte van ongeveer zes tot tien meter, met dien verstande dat dit het diepst ligt hoe verder we naar het westen komen, dus in de buurt van de Zouwe.
In de tijd dat het bovenliggende veenpakket zich vormde uit afge-storven plantendelen (bossen en waterplanten) stroomden er tijdelijk wel eens rivieren door dit landschap, die zandbeddingen vormden en achterlieten.
Zo ligt er een zware rivierafzetting van een oude rivier vanaf Ever-dingen/Hagestein, die loopt ten zuiden van Vianen, door Helsdingen en verder tussen Bassa en van Rossum naar het IJsselbed aa n de overkant.
Een andere rug loopt van Zijderveld via Boeikop, door Noord Heikop en komt ten noorden van de Zwaanskuikense brug in Lexmond en passeert de Heikoppersticht en loopt eerst zuidwaarts en dan noordwaarts (boomgaardje van fam. Van Eethen) om via Achthoven de Zouwe te passeren ten noorden van de Plukkopse molen en zich te verenigen met de stroombedding in Meerkerksbroek. Deze rivierbedding, dus zandrug, is lang niet overal even duidelijk aan de oppervlakte, maar duikt soms enkele meters weg onder het tegenwoordige maaiveld.
Langs de Lek liggen duidelijk vrij zware kleiafzettingen. Voor een goed begrip moeten we weten, dat de Lek geologisch een vrij jonge rivier is en misschien pas ontstaan is enkele honderde jaren voor de jaartelling, tenminste wat het stuk betreft vanaf Helsdingen west-waarts1. Wel was er een moeraswater en dit is waarschijnlijk bij overvloedige afvoer van bovenwater tot een brede geul uitgeschuurd en is sedertdien een levende rivier gebleven, die kronkelend door het polderland stroomde en zich telkens weer iets verlegde, omdat de bochten door uitschuring steeds groter werden en zandbanken de bedding vernauwden en daarmede de stroom hinderden.
Langs deze rivier zette zich onregelmatig een kleipakket af over het onderliggende veen. Duidelijk zien we dit in Kortenhoeven en ook voor een deel in Achthoven. Soms, wanneer veel water werd aan-gevoerd, werd een groot deel van het binnenland ook overstroomd en werd daar klei afgezet, net als nu nog op de uiterwaarden, zodat het veenpakket met een laag klei variërend in dikte van 10 tot ruim 100 cm werd bedekt. Dit is eigenlijk het gewone beeld in de polders. Deze klei is er verschillend. Dit komt, omdat waar het water rustig was, er alleen heel fijn slib mee kwam; waar wat stroming was, was ook wat zand. Zo ontstonden in het eerste geval de komklei met 90% slib en in het tweede geval de meer zwavelige gronden. Iedere boer heeft bij het slootgraven of andere werkzaamheden op bepaalde diepte het veen gevonden en ieder weet ook wat de taaie komklei betekend, die vooral achter in de polder Lexmond en in Scherpenswijk en West Lakerveld en in Achthoven voorkomt.
U zult gemist hebben de duidelijke rug van de Kuilen (eendenkooi) naar het zuid-westen. Deze rug is ontstaan doordat in Achthoven enkele malen een doorbraak is geweest, zo b.v. in 1726 en ’41. De noord-westelijke wind stond dan juist in de kromming van de dijk loodrecht op de oever van de rivier. De rivier loopt daar immers noordwest-zuidoost en bij deze windrichting met stormkracht spoelde daar het opgezweepte rivierwater over de dijk en kalfde die binnen-waarts af, zodat de doorbraak ontstond. Het rivierwater schuurde een enorm diep gat uit en het zand van dit gat werd de polder ingedreven. Dit is nu nog duidelijk te zien. Hetzelfde gebeurde vlak bij het dorp. Hier is ook een doorbraak geweest, die historisch niet meer is na te gaan, maar bodemkundig wel. Waar de oude vuilnisput was, ontstond een gat in de dijk, die toen noordelijker lag en dit gat strekte zich uit ten oosten van het huis van Vink. Het zand dat werd uitgespoeld werd in het verlengde van de stroom afgezet tot ver in Kortenhoeven. Kijk maar eens naar de verhoging in de Rijksweg die begint achter het kerkhof tot vlak bij de samenkomst van de oude en nieuwe Rijksweg. Ook in de ten zuiden van de Rijksweg liggende boomgaarden is de zandbedekking duidelijk te zien. Natuurlijk zijn er ook nog andere duidelijke oude beddingen van killen, waar eeuwen geleden rivierwater door stroomde en dus zand werd afgezet. Zo’n rugje ligt o.a. duidelijk halverwege tussen Rijksweg en dijk in Kortenhoeven in de richting oost-west.
1 Volgens de nieuwste inzichten: Rond begin van onze jaartelling.