Jilis Roelofsz Vermeulen

KRONIEK
2000-3

Joh. de With

In 1289 kreeg het dorp Hei- en Boeicop, nadat het daar bij haar hoogste baas in Vianen, Hubrecht van Vianen, om had verzocht, een eigen gerecht. Dat wil zeggen een college van een schout met zeven schepenen dat het dorp moest besturen. Maar dat was niet haar enige taak. Deze mensen moesten ook eigendomsoverdrachten registreren, verkoopakten opstellen en testamenten en huwelijksvoorwaarden schrijven. Kortom, hun werk bestond mede uit zaken die tegenwoordig uitsluitend voor een notaris worden gepasseerd.
Daarnaast was de schepenbank een rechtscollege dat moest oordelen over de misstappen en kleine overtredingen die de dorpsgenoten hadden gepleegd. Ook werd hun hulp ingeroepen bij lijkschouwingen van bijvoorbeeld verdronken personen, iets wat vroeger veelvuldig voor kwam. Kortom, ze waren de spil van de dorpssamenleving, want ook kleine civiele vorderingen konden aan hen ter berechting worden voorgelegd. Het was dus wel een eigen dorpsbestuur, maar geen volksvertegenwoordiging, omdat de genoemde schepenbank volledig door de landsheer in Vianen werd benoemd en aangesteld. Bovendien waren ze onderworpen aan de Kamer van Justitie, die in Vianen in het stadhuis zetelde. Hier konden ook de uitspraken van het dorpsgerecht worden aangevochten.
Onder voorzitterschap van de schout, of bij diens afwezigheid van één der oudste schepenen, kwam het gerecht van Hei- en Boeicop eenmaal per maand op een vaste tijd bijeen, zodat de dorpsgenoten wisten wanneer ze hun problemen aan het gerecht ter beoordeling konden voorleggen. Wanneer het een veroordeling betrof, was de komst van de gedaagde natuurlijk niet vrijwillig. Hij werd vooraf door de gerechtsbode gewaarschuwd of gedagvaard. En omdat ze van tevoren niet wisten of één der dorpsgenoten hun hulp nodig had, kon het gebeuren dat er niemand voor het gerecht kwam opdagen. Dit gebeurde bijvoorbeeld op 15 november 1663, toen de secretaris noteerde: Ter selfder tijt neymant gecompareert1.
In die tijden was het  gebruikelijk dat alle schepenen ter zitting aanwezig waren. Maar deze lieden waren Heicoppers en boer, zodat het ons niet mag verbazen dat ze af en toe te laat of in het geheel niet kwamen. Mogelijk dat bij gunstig weer hun landwerk voorrang kreeg. Niet bekend is of ze werden betaald voor hun aan het dorp verrichtte diensten. Mogelijk waren het verplichte erebaantjes.

In elk geval wilden ze in 1658 iets doen aan de opkomstregeling, want: Op huyden benne bij schepenen geresolveert (besloten) dat nu voortaen in alle voorvallen gerechteleycke saecken sullen passeeren ten overstaen van twee schepenen, beginnende in ‘t Boveneynde, van ses wecken tot ses wecken. 24 April 16582. Nu moesten ze dus bij toerbeurt de zittingen gaan bijwonen en per zes weken wisselen.

Deze maatregel gaf echter ook niet het gewenste resultaat, want reeds in 1669 werd het volgende genotuleerd: Alsoo verscheyde schepenen haer dickwijls abcenteeren op haere behoorlijcken tijt op rechtdage niet vroegh genoch te compareeren en oock in ‘t geheel achter blijven, soo ist dat bij schout ende presente schepenen is gearresteert ende goet gevonden, dat nu voortaen schepenen op ordinaris (gewone) rechtdage sullen moeten compareeren, bij de wintertijt voornoens
(‘s morgens) ten elff uuren ende bij den somertijt ten tien uuren, op peene (boete) van die den voorschreeven tijt niet present sullen sijn, verbeuren elx eenen gulden vier stuyvers, omme deselve penningen bij de presente verteert te moogen worden3.

In veel gevallen was voorgeschreven welke boete bij een genoemde overtreding moest worden opgelegd. Toch kwamen er ook zaken voor die tevoren niet waren te voorzien. Ook dan bleek het Hei- en Boeicopse rechtscollege in staat adequaat op te treden en uitspraken te doen die ons, hedendaagse mensen, prettig in de oren klinken en die we in bijzondere gevallen best nog toegepast zouden willen zien.

We gaan in gedachten terug in die tijd. Op de oude boerderij aan de Schoonrewoerdse zijde van de kerk had het echtpaar Roelof Ver-meulen gewoond (zie foto pag. 6). Door vererving was de boerderij in bezit gekomen van hun zoon Hessel, terwijl een andere zoon, Jilis of Jielis, twee morgen land achter de boerderij in eigendom had. Verder bezat Jilis nog de Nellichieskamp.

Jilis stond onder curatele van het gerecht van Hei- en Boeicop, mogelijk omdat hij nog minderjarig was. Dit toezicht was voor-geschreven door de Viaanse drossaard, want deze was oppervoogd van alle minderjarige wezen op het platteland van Vianen. Dit toezicht was vervolgens in handen gelegd van de Kamer Justitie aldaar.

Hessel, de broer van Jilis, beheerde voor hem de financiële zaken. Vandaar dat Hessel zich bij de Viaanse Kamer van Justitie moest verantwoorden over het geldelijk beheer van de eigendommen van zijn broer. Dat gebeurde op 18 juni 16904.

Tot zover was alles normaal. Jilis bleek echter het buitenbeentje van de familie te zijn en was zich voordien al aan enige onwelvoeglijk-heden te buiten gegaan. Die waren van zodanige aard dat men hem al eens vanuit Dordt met een schip had meegegeven naar Suriname. Wij begrijpen dat Jilis niet in het voetspoor van zijn vaderen wilde lopen en zeeman was geworden.

Boerderij van de familie Vermeulen. Ooit was deze hofstede eigendom van ‘onze’ rijke schout Leonard Crom, terwijl in later eeuwen de hoeve eigendom was van ‘onze’ ambachtsheren en fungeerde als koetshuis. Gesloopt in 1937 en vervangen door de huidige boerderij “Laanhoeve”.

Maar nu, in 1690, bleek hij met verlof te zijn teruggekomen en logeer-de gedurende 31 weken bij zijn broer Hessel. Dat was al meer gebeurd, maar nu was het wel een erg lang verlof. Hessel claimde gedurende 31 weken kostgeld ad één gulden per week, zodat niet kan worden gezegd dat Hessel het vel van zijn broers neus haalde.

Tijdens dit verlof ging Jilis zich echter te buiten aan zijn schoonzus, de vrouw van Hessel, en verwondde haar met een mes dusdanig aan haar been, dat ze drie weken te bed moest blijven. De Lexmondse chirurgijn verdiende aan die klus twintig gulden, boven de twee entvogels en een ham ter waarde van één gulden en elf stuivers. Deze kosten verantwoordde Hessel op de rekening aan Jilis. Bovendien claimde hij nog drie gulden voor versuym en pijn. Smartengeld blijkt dus ook al geen uitvinding van deze eeuw te zijn.

Het zal ons niet verbazen dat nu de maat vol was. Iedereen wilde van dit lastpak af. Ook het Heicopse gerecht. Daar werd, in samenwerking met anderen, een passend vonnis klaargestoomd dat in een akte als volgt is vastgelegd5: (zie acte pag. 8)

Compareerde voor schout ende schepenen van Heycop, onder-genoemde Hessel Roelofsz Vermeulen, Johannes van Groot Ammers, die sijn selven bij desen is sterck maeckende voor Willem Gerritsz Vermeulen sijn schoonvader, Cornelis Dircksz, tesamen naeste vrunden en bloetverwanten van Jilis Roelofsz Vermeulen, die volgens appointement van de Edele Camere van Justitie tot Vianen van dato den 29 meert 1690, staende op seckere requeste bij den voornoemde vrunden aen voorszegde Camere gepresenteert, nu van den Ofiicier van de stadt ende lande van Vianen is geapprehendeert (gear-resteerd) ende gevangen, verclaerde sij comparanten in dier qualite de persoon van de voornoemde Jilis Roelofsz Vermeulen te transpor-teeren ende over te geven aen de heer Brakel, schout bij nacht, woonende tot Rotterdam, omme den voornoemde Jilis Roelofsz Vermeulen tot sijnen dienst mede in zee te nemen ende doen varen opt schip de Veluwe, sonder hem weder ‘t eenigen tijt hier in Hollandt aen lant te brengen. Etc. Actum voor Pieter Maeckop, substituut schout, Jan Peetersz Peel, Peter Jansz. Middelcoop, schepenen in Heycop, op den 30e meert 1690.

Ziezo, van dat lastpak was de familie en het dorp verlost. Hessel kocht voor hem, uit zijn tegoed van de pacht van zijn land, kleding en schoeisel ter waarde van ruim 41 gulden, zodat Jilis voorlopig wel vooruit kon. Aangenomen mag worden dat de familieleden hun broer en zwager niet zijn gaan uitzwaaien in Rotterdam. Of Jilis ooit nog is weergekeerd naar ons kikkerlandje, is helaas niet in de archieven teruggevonden.

Acte van 30 maart 1690.

 

 

Noten

  1. Rijksarchief in Zuid-Holland, rechterlijk archief Hei- en Boeicop, inv. nr. 567
  2. RAZH, RA Hei- en Boeicop, inv. nr. 567
  3. RAZH, RA Hei- en Boeicop, inv. nr. 567
  4. RAZH, RA Hei- en Boeicop, inv. nr. 635
  5. RAZH, RA Hei- en Boeicop, inv. nr. 614

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *