Geschiedenis van Lakerveld (2)

KRONIEK
1999-2

De Van Arkels en Brederodes

Door: Peter de Pater

Lexmond en Lakerveld hadden aan het eind van de Middeleeuwen (1300-1500) de pech te liggen tussen Vianen (waar de van Brederodes de baas waren), en Gorinchem (waar de Van Arkels de scepter zwaaiden).

Beide geslachten waren iedere dag, nou ja iedere dag, bezig met pogingen hun grondgebied en invloedsfeer uit te breiden. Dit gegeven werd nog versterkt door het feit dat de uit de vaderlandse geschiedenisboekjes bekende Hoekse en Kabeljauwse twisten een ramp voor Lakerveld bleken te worden.

Vianen koos de partij van de Hoeken en Gorinchem die van de Kabeljauwen. Het voert te ver om hier dieper op deze oorlog in te gaan, die oorspronkelijk ging om voor de Bourgondiërs (Kabeljauwen) te zijn of tegen (Hoeken). Grappig is dat de Hoeken (oud-Nederlands voor vishaak) zich zo noemden, omdat je met een ‘hoek’ een kabeljauw kon vangen. De oorsprong van de naam Kabeljauw is onduidelijk, maar was vermoedelijk een scheldwoord voor de kabeljauwkleurige kleding van de aanhangers van deze groep. Aan het eind van deze oorlog ging het slechts om eigenbelang en was men de oorspronkelijke uitgangspunten al lang vergeten. Voor wie echt diep in de geschiedenis wil duiken, de volgende opmerking: de Van Arkels en Van Brederodes waren in het 14de en 15de eeuwse Holland erg belangrijke machten, wier invloed veel verder strekte dan de ‘Reigerstad’ Vianen en ‘Gurcom’.

Om een idee te geven van de gebieden in deze regio waarover beiden beschikten voor het echt knokken werd: De ‘Gurcommers’ waren de baas tot ongeveer Meerkerk en hadden een prachtige voorpost in kasteel Rijnenstein: vlakbij het Scherpwijkse gemaal van Eef van Dijk, en inmiddels onder de grond verdwenen.

De Vianers bezaten Ameide, Meerkerk’s Broek, Hei- en Boeicop, Lexmond, Cortenhoeven, Zijderveld en uiteraard Vianen, Hagestein en Everdingen.

De volgende gebeurtenissen zijn voor Lakerveld belangrijk:
In 1377 (volgens P.Horden Jzn.) komt de heer Otto van Arkel erachter dat de afwatering van zijn landerijen langs de Bazeldijk wel erg veel te wensen overlaat, hij komt op het idee om een nieuwe afwatering te graven van Meerkerk naar Sluis, (er schijnt er toen reeds een bestaan hebben, maar deze was niet voldoende) en zo ontstond de Zederik.

Otto wil nog meer: bescheidenheid is wel de laatste eigenschap, waarover hij beschikte. Het water moest Ott’s Vliet gaan heten en in Meerkerk moest een dam met een schotdeur aangelegd worden, waardoor men de watergang, die ik nu gemakshalve Zederik zal noemen, kon afsluiten van de “Zieric”, daar ter plaatse toen ook wel “Middelloese” of “Middelose” geheten. (thans Merwedekanaal). Dit sluisje bestaat nog steeds!!. Het ligt in Meerkerk aan de Noordzijde van de brug in de Tolstraat, ofwel tussen de huizen van oud burgemeester Berends en notaris van Nieuwenhuizen. Uitermate merkwaardig blijft het feit dat Teixera de Mattos dezelfde gebeurtenis op 8 april 1370 laat plaatsvinden. Hij vermeldt daarbij dat deze watergang door Otto van Arkel in goed overleg gekocht wordt van Hendrik en Gijsbrecht van Vianen. Er wordt tevens besloten dat de polder Lakerveld geen hinder mag ondervinden van deze watergang. Dit betekende dat de “Zederikkade” aangelegd werd. Voor wie daar nu fietst of wandelt, beseft waarschijnlijk niet de oudheid van dit mooie fiets- en wandelpad. Wat een vredige zin vergeleken met het vervolg van dit verhaal.

Ergens tussen 1380 en 1390 waagt Jan van R(ei)ijnestey(i)n een uitval vanuit zijn eerder genoemde kasteel tegenover de toenmalige Scherpwijkse molen. (Thans buiten gebruik zijnd gemaal, maar daarover later meer.) Piet Horden Jzn. vermeldt hierover het volgende verslag, dat gezien de tekst uit Vianen moet komen:

“Item soe was heer Jan van Rijnensteyn mit sijnre hulpere gecomen die minen zoen vander Ameyde (= mijn zoon Hendrik van Ameide en Meerkerk) mit rove ende mit brande groten scade deden tot Meerkerck enden opten Broeke aldaer (= in Meerkerks Broek) ende optie selve tijt hebben sij mede op Lakervelt ghebernt (=gebrand) in minen lande, dat ic houdende bin van minen lieven heer van Hollant…..

Nu Jan van Rijnenstein, (een van Arkel dus) toch bezig was, brand-de hij ook nog de dorpen Lang-Bolgri (Bolgarijen) en Heicoep af, waarbij de Heicopse kerk te gronde ging. Vuurtje stoken beviel Jan blijkbaar goed, want in Lakerveld brandt hij 11 huizen af en in Ameide.

Tijdelijk denken de “Gurcommers” dat ze alles te zeggen hebben in de regio rond Lakerveld en ze wachten slechts op een incident om nogeens toe te slaan. Dit krijgen ze op een presenteerblaadje aangeboden. Vier Gorinchemse kooplui gaan na de Utrechtse markt bezocht te hebben, op de terugweg even wat drinken in Vianen. Ze ontmoeten daar een Meerkerkse boer, die waarschijnlijk onder invloed van wat “makkelijker pratende vloeibare middelen” hen toestemming geeft de Meiboom in zijn tuin in Meerkerk mee te nemen naar Gorinchem. Afijn; de Meerkerker drinkt rustig door in Vianen, en de Gorinchemmers trekken naar Meerkerk om het boompje op te halen. In Meerkerk ontmoeten ze de vrouw van de boer en ze vertellen het verhaal en gaan de boom kappen. De vrouw weet uiteraard van niets, want manlief borrelt ondertussen door in Vianen. De vrouw roept de buren te hulp en deze slaan twee “Gurcommers” dood. Een schipper die toevallig op de eerder genoemde “Zieric ” voer neemt de lijken mee naar Gorinchem. Het antwoord van Gorinchem lijkt me te voorspellen:

De inwoners van Lexmond, Lakerveld, Achthoven, Hei- en Boeicop en Tienhoven krijgen drie dagen de tijd om met hun hebben en houwen te vluchten, daarna zal alles geplunderd en verbrand worden. De Meerkerkers kregen geen waarschuwing, (merkwaardig want de moord vond in Meerkerk plaats) maar Jan van Arkel kennende nemen ook zij de vlucht.

Heel verstandig, want Jan van Arkel rukt vanuit Gorinchem op en brandt alles plat richting Vianen. Hij bereikt zelfs Vianen en eist van Hendrik van Vianen fl. 16.000,-, te betalen binnen twee jaar, Hendrik kan dit alleen maar beloven, en belooft dit. Jan van Arkel gaat terug naar Gorinchem: een geplunderd Lakerveld achter zich latend.

Vianen betaalt het beloofde geld niet, en sommige heethoofden in Gorinchem besluiten wraak te nemen. Behalve heethoofden, waren ze ook nog dom. (Misschien is dit wel hetzelfde!).

Ze waren misschien ook nog wel “heethoofdig” geworden omdat Gorinchem in 1388 grotendeels door brand verwoest werd. Ze waren dom, omdat het beste van de Arkelse legermacht uit Gorinchem in 1390 naar het tegenwoordig in België liggende Luik vertrokken was. De van Arkels wilden de kroning van Jan van Beieren tot bisschop van Luik bijwonen.

De eerder genoemde “Gurcomse” heethoofden rukken op richting Vianen en denken de ¦ 16.000,- even te gaan incasseren; de vorige keer was het immers ook een makkie. Hendrik van Vianen kent de situatie en gaat ze met zijn leger tegemoet.

In Lakerveld komt het tot een veldslag die in een overwinning voor de Vianers eindigt. (Een oprukkend leger in Lakerveld: das wat anders dan een groep jagers, die je daar tegenwoordig ziet). De Vianers nemen zoveel “Gurcommers” krijgsgevangen dat ze een losgeld gaan eisen en de ¦ 16.000,- makkelijk terug kunnen betalen. Hierna wordt volgens P. Horden Jzn. de vrede tussen Vianen en Gorinchem getekend. Volgens een andere bron (Beschrijving van het leven der Doorluchtige Heeren van Arckel uit 1656 schrijver A.L.Kemp) moeten er tussen 1390 en 1397 nog diverse scher-mutselingen plaatsgehad hebben. Deze “schermutselingen” hadden grote schade toegebracht aan de bezittingen van Hendrik van Vianen, waaronder weer Lakerveld.(Deze acties werden georgani-seerd vanuit kasteel Rijnesteijn bij de Scherpwijkse molen door de eerder genoemde Jan van Rijnesteijn, deze persoon is trouwens ook bekend onder de naam Johan de Bastaard). Jan van Rijnestein had ook de beschikking over veel Gelderse en Brabantse huurlingen en om deze te betalen en bezig te houden moest je regelmatig op rooftocht.
In het schrijven uit 1656 worden voorbeelden gegeven van de terreur van Jan uit Scherpwijk. Alle buit wordt verzameld op Rijnestein.

In 1397 besluit Vianen dat het afgelopen moet zijn met de agressie vanuit Rijnestein; Hendrik verzekert zich van de steun van: Frederik van Blankenheim, bisschop van Utrecht, die Willem van Abkoude, Henrik Burghgraaf van Montfoord, Johan van Renesse van Rijnouwen, Sweer van Vianen, Steven van Nieveld en Zuylen en nog een aantal andere edelen die niet met name genoemd worden met hun “legers” meebrengt.

Het gaat hier niet om een gewoon “s zaterdagsavonds” knokpartijtje tussen discogangers. Dit mag blijken uit het volgende feit: de van Arkels worden terug geslagen en verschansen zich in Rijnestein. Bisschop Frederik van Blankenheim bereikt als eerste Rijnestein (merkwaardige taak voor een bisschop, als ik even denk aan zijn verre opvolgers Muskens en Simonis).

Als Frederik de bevolking van Rijnestein bekijkt, treft hij daar o.a. 300 edelen aan. Dat was mooi, want die konden voor losgeld en dus winst verkocht worden. Frederik spreekt dan ook de historische woorden: “Noyt sagh ik onder een val soo veel treflijke muysen gevangen”. Één van “deze muizen” was Jan (de Bastaard) van Rijnestein. De “muizen” worden naar Utrecht afgevoerd. Ze worden na betaling van een enorm losgeld en twee beloften vrijgelaten. Belofte één: nooit meer oorlog voeren tegen het Sticht (= Utrecht). Belofte twee: Rijnestein moet “tuymelen”, d.w.z. wordt met de grond gelijk gemaakt. Het jaar 1397 is het einde van het kasteel Rijnestein op Scherpwijk bij Eef van Dijk. Een gigantisch brok geschiedenis ligt dus begraven onder de boomgaard, de tuin van Eef van Dijk en onder of in het Merwedekanaal, (waarschijnlijk weggebaggerd tijdens het graven ervan, maar daarover later meer). Misschien fietst menig lezer(es) in de zomer wel eens langs het Merwedekanaal tussen de Zwaanskuikense brug en de Meerkerkse brug. Bij het bruggetje bij Eef van Dijk (eigenlijk is het een duiker) passeert deze dus het slagveld van 1397.

Het einde van Rijnestein maakte deel uit van het proces van de ondergang van de van Arkels. In 1417 was het lot van de van Arkels bezegeld.

De van Brederodes bouwen op de plaats van kasteel Rijnestein een zomerverblijf. In 1551 komt het opnieuw in het nieuws. Op 13 juli van dat jaar krijgt de polder Middelkoop het recht om alle bomen, die de windvang van de molens aan de Huibert belemmerden op te ruimen. Het geboomte rond Rijnestein was hiervan uitgezonderd. Misschien is dit wel één van de oudste kapvergunningen uit de geschiedenis. Wie schreef ook al weer: “Er is niets nieuws onder de zon”?

Wie nu mocht denken dat er voor de Lakerveldse boeren gouden tijden aanbraken, nadat ze verlost waren van de plundertochten vanuit Vianen en “Gurcom” vergist zich, een andere vijand was nl. permanent aanwezig: HET WATER. Maar daarover meer in het volgende nummer.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *