Wetenswaardigheden (2)

KRONIEK
2006-2

R. Visser
Een Lexmondse bodemvondst

Historische opgravingen hebben mij al van jongst af aan geboeid. Deze fascinatie vindt zijn oorsprong in de vele archeologische opgravingen die ik als kleine jongen in Utrecht heb zien plaats vinden met als topper het slot Vredenburgh. Sinds die tijd kijk ik anders naar de grond onder onze voeten en beschouw deze niet meer als zand, aarde of steen, maar veel meer als een groot verhalenboek over ons verleden.

Zoals ik u in de vorige ‘Wetenswaardigheden’ al vertelde, woon ik sinds kort aan de Dorpsstraat in Lexmond, en ben ik begonnen aan een nieuw hoofdstuk in dat grote verhalenboek, het hoofdstuk van de geschiedenis van deze oude gemeente.

De eerste alinea begint in mijn eigen tuin waar ik bij iedere spade die ik in de grond steek weer nieuw leesvoer naar boven haal; delen van een 17e-eeuwse fles, Goudse pijpenkoppen, een waterput, een benen knoopje en vele potscherven. Het liefst hadden mijn zoontje, die dezelfde bevlieging heeft, en ik de tuin tot op een paar meter diepte afgegraven en door een zeef gehaald, maar dit vond mijn vrouw toch echt te gek worden en zal ik dus genoegen moeten nemen met alleen de oppervlakkige vondsten. Gelukkig zijn er de afgelopen jaren al meer tuinen omgeploegd en huizen verbouwd in deze oude kern waardoor er al verschillende objecten zijn gevonden. Het doet mij dan ook erg veel plezier om in deze ‘Wetenswaardigheden’ een van deze vondsten te kunnen beschrijven. Een object met een heel eigen verhaal dat zeker een gehele alinea in beslag kan nemen in het hoofdstuk van de geschiedenis van deze gemeente. Het gaat hier om een bronzen kandelaartje van 10,5 cm hoog en met een diameter van zowel de voet als de vetvanger van 5,5 cm. dat werd gevonden, tijdens een verbouwing, in het zand onder het huis “Duo sub Uno” van Henk Stravers en Cobi Dijk aan de Dorpsstraat 115/117.

Het eerste dat mij opviel aan het kandelaartje is dat het een bruinige patina heeft, de kleur van de oxidatie van het brons, en dat er zelfs nog zand aan kleeft. Complimenten zijn hier zeker op hun plaats, want hoewel de oorspronkelijke eigenaar het er niet mee eens zal zijn, adviseren conservatoren van musea en verzamelaars vandaag de dag om dit soort vondsten nooit te poetsen. Het door eeuwen lang in de grond liggen gevormde patina, is een soort garantie van echtheid voor het object.

Het tweede dat mij opviel was de schoonheid van het object, waar de grootte van de vetvanger niet in verhouding lijkt tot de prachtig gevormde slanke schacht van de kandelaar. Het is daarnaast ook een zeer handzaam en functioneel kandelaartje, en of je het nu tussen duim en wijsvinger oppakt, of omgekeerd tussen wijsvinger en middelvinger, je moet wel erg gek doen wil dit kandelaartje uit je hand vallen. Hiermee is direct de functie van dit object aangetoond, het diende als nachtlampje, ook wel ‘Blaker’ genoemd. Latere versies, zie foto, met schotel en handvat en tevens voorzien van een domper, en vaak ook een snuiter (Schaartje om het lont korter te knippen), komen we nog zeer veel tegen.

Blaker

Ook aan de hand van de binnen diameter (1,4 cm) van de kaarsenhouder van onze blaker, kunnen we concluderen dat hier niet echt grote kaarsen in konden, dus dunne kaarsen met korte brandtijd, waarmee nog eens is aangetoond dat deze kandelaar dus niet als hoofd verlichting gediend zal hebben maar als blaker.
Nu we de functie van het object bepaald hebben willen we natuurlijk ook weten hoe oud het is.
In tegenstelling tot de tinnen, zilveren en gouden objecten, werden vroeger koperen en bronzen objecten niet gekeurd. Dit maakt de determinatie er niet gemakkelijker op en moeten we ons gaan richten op de stijlkenmerken. Bij het determineren van gekeurde objecten worden stijlkenmerken over het algemeen secondair gebruikt en meestal ter controle van de uitkomst van de keuren. Voor bronswerk kunnen we ons dus alleen verlaten op de stijlkenmerken wat enige mate van onzekerheid meebrengt, met name als het gaat over provinciale objecten omdat in de provincie de stijlen altijd vrij lang doorliepen en soms ook door elkaar gebruikt werden.

Voor deze blaker geldt dat het grote aantal knopen, de verdikkingen in de schacht, ons al een flink stuk vooruit helpt, zij wijzen er namelijk op dat het object of ten tijde van, of na de Renaissance (Frans voor Wedergeboorte) is ontstaan. Dit plaatst het object in de tijdsperiode van na 1500.

Een ander typerend kenmerk waaraan onze kandelaar voldoet, is de nabij het midden geplaatste vetvanger, wat duidt op een overgangsvorm van Gotiek naar Renaissance. Hiermee maakt de blaker weer een stap vooruit naar de eerste helft van de 16e-eeuw! Dit was de tijd van grote namen uit onze geschiedenis zoals Karel V, Luther en Erasmus. Het zou toch te mooi zijn? Helaas is er nog een aspect wat erop duidt dat dit object toch van een latere periode is, namelijk de vorm van de kaarshouder. Je komt in de eerste helft van de 16e-eeuw geen kaarshouders in tulpvorm tegen. Deze vorm wordt pas gebruikelijk vanaf het begin van de 18e-eeuw. Het plaatje hiernaast van de ‘Geelgieter’ uit het boek van Jan en Kasper Luiken ‘Spiegel van het menselijk bedrijf’ uit 1718 toont hiervan een mooi voorbeeld. Vindt u ook niet dat onze blaker zo naast de grote kandelaar op dit plaatje zou kunnen staan?

Hiermee hebben we onze blaker met enige nauwkeurigheid in het begin van de 18e-eeuw geplaatst. Ook dit was geen onbelangrijke periode in de Nederlandse geschiedenis daar in het begin van deze eeuw, om precies te zijn in 1702, stadhouder-koning Willem III van zijn paard viel en kinderloos stierf en daarmee de roerige tijden van het tweede stadhouderloze tijdperk inluidde. Maar ook de eeuw waarin verlichting en wetenschap een burgerlijk goed werden. (weliswaar alleen voor de gegoede burgerij) en waar rond het midden van die eeuw het revolutionaire vuur begon te ontbranden.

Terug naar onze blaker, we zijn nu al een flink stuk op weg met het determineren, maar lopen nu toch vast op de vragen wie het gemaakt heeft en waar.

Wie het gemaakt heeft hangt nauw samen met waar het gemaakt is. Zouden we dat namelijk weten, dan kunnen we wellicht ook een naam, of namen, van de ‘Geelgieter’ werkzaam in die periode in die bewuste plaats kunnen traceren. Mijn vermoeden is dat Lexmond in die tijd geen eigen ‘Geelgieter’ had en dat het kandelaartje gegoten is in de dichtstbijzijnde grote stad, waarschijnlijk Utrecht, waar zich de geelgieters en koperslagers hadden verenigd in het St. Eloy gilde. Het kan ook zomaar zijn dat dit kandelaartje is verkocht door een van de vele rondtrekkende marskramers uit die tijd, die soms van heel ver kwamen, en wellicht hebben overnacht in de herberg ‘De Drie Baersen’ gelegen aan de Dorpsstraat onder aan de heul met de tegenwoordige naam “Duo Sub Uno”, toevallig ook het huis waaronder de blaker is gevonden! (uit Recht en Slecht van P. Horden Jzn.)

Dit brengt ons direct tot het volgende aspect van de zoektocht naar het verhaal achter dit object; hoe is het daar in het zand onder dat huis terecht gekomen?

Belangrijk om te weten is, dat met de blaker ook een bronzen drink-nap is gevonden. Helaas is de laatste niet meer in Lexmond aanwezig, maar de wetenschap dat het daar heeft gelegen vertelt ons al iets meer over het waarom. (In bezit bij fam. van H. Stravers in Eindhoven)

Een mogelijk scenario, zoals door Cobi Dijk bedacht, is dat de beide objecten verloren zijn door een van de gasten van de herberg en dat de beide objecten een reissetje vormden. Een aannemelijk verhaal. Ikzelf denk echter dat de objecten daar zijn verstopt in een politiek onrustige periode, waarin vaak beslag werd gelegd op al het geelgoed ten behoeve van de productie van kanonnen, geweren en ander oorlogstuig. De ouderen onder ons herinneren zich vast nog wel hoe ook in de Tweede Wereldoorlog de Duitsers al het koper en brons in beslag namen voor dezelfde reden. Ook u heeft toen waarschijnlijk geprobeerd zoveel mogelijk materiaal te verstoppen? Was het niet om financiële redenen, dan zeker om de bezetter dwars te zitten.

Zo ben ik aangekomen tot het laatste facet van de determinatie nl.; hoe bijzonder is het object?
Door de hiervoor genoemde reden voor het verstoppen van deze objecten, kan in het algemeen gesteld worden dat er betrekkelijk weinig bronswerk bewaard is gebleven. Vroege voorwerpen van voor 1500 zijn uitgesproken zeldzaam. Gelukkig zijn er uit die periode wel vrij veel religieus bronswerk bewaard gebleven. Blijkbaar werd daar geen beslag op gelegd. Hierdoor kunnen we ons toch een beeld van de stijl en kwaliteit van bronswerk uit die periode vormen.

In de latere eeuwen nam de productie van bronswerk toe en is er daardoor verhoudingsgewijs natuurlijk ook meer bewaard gebleven. Dit geldt ook voor de periode waarin onze blaker is gemaakt, maar dat wil nog steeds niet zeggen dat er veel bronswerk uit de 18e-eeuw bewaard is gebleven. Een zo fijn gevormde blaker van ruwweg 275 jaar oud, en in zo’n goede staat mag zeker bijzonder genoemd worden! Helemaal omdat we met grote zekerheid kunnen zeggen dat dit object in het Lexmond van de 18e-eeuw dagelijks ter hand werd genomen door de waard van ‘De Drie Baersen’. Ik zie hem zo voor me: het boven deel van de deur openen, nadat daar laat op de avond een reiziger op had staan bonken, hem de blaker voor zijn gezicht houdend, vragen ‘wat moi je’?

Ik wil Cobi en Henk Stravers bedanken voor het inbrengen van dit bijzondere object.

Tot slot wil ik de geboren Lexmonders onder ons, die nog les hebben gevolgd op de oude openbare school, (het tegenwoordige Dorpshuis) vragen of zij het onderstaand object nog herkennen en mij kunnen vertellen waar dat voor gediend heeft. Volgens Henk Stravers heeft zijn vader dit lang geleden bij verbouw- en opruim- werkzaamheden in de school uit het afval gered.

Het is duidelijk dat er een draad gespannen is geweest rond het klosje onder de vaas. Het draadje liep dan door een gaatje vanuit het vierkante huisje naar het uiteinde van het object waardoor het weer door een geleiding ging en vandaar over de neus van het object naar beneden moet hebben gehangen. (waarschijnlijk met een gewichtje eraan?) In het vierkante huis zit een flink stuk lood gegoten ter verzwaring van het object, wat er volgens ons op duidt dat het op verschillende plaatsen werd gebruikt.

Wij hopen dat u ons verder kunt helpen met dit mysterieuze object.

Geraadpleegde bronnen

Koper en Brons van Voorheen door A.J.G. Verster
Elseviers Grote Antiek encyclopedie
ANTIEK van uitgeversmaatschappij Holland

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *