KRONIEK
2005-3
P. van Toor (een persoonlijk verslag na 60 jaar)
In het boek van Walter van Zijderveld: In Lexmond gebeurde niets…. (Lexmond in de Tweede Wereldoorlog) (1995) worden de boeren van Lakerveld niet genoemd. Evenmin de naam van Dijkshoorn. In een aflevering van het illegale blad Trouw van medio 1943 stond ”Doe als de vissen onder water, zwem wat rond maar hou je snater”. Er werd over zaken als het goede doel niet gesproken, er werd alleen wat gedaan. Vandaar dat de mensen van Lexmond het niet wisten, alles gebeurde in het geheim.
Het gaat over de periode februari 1943 tot juni 1944. De oorlog was nog niet beslist.
We zochten een onderduikadres naar aanleiding van de Sauckel-actie, een Duitse maatregel voor de gedwongen tewerkstelling van de in de bezette gebieden beschikbare werkkrachten. Ik had gehoord van een groep rondom dominee Zemel van Vianen die voor zo’n adres kon zorgen. Dus daarheen en in de pastorie een aantal mannen ontmoet, waaronder de predikant, verder de veearts Van den Brink, de landbouwer Bos uit Lexmond en een zekere Dijkshoorn, door de Anti-Revolutionaire Partij naar de Ablasserwaard gezonden om het onderduikwerk te organiseren. Zijn ware naam was Marinus de Jong uit Haarlem. Hij verbleef in de boerderij van Versluis, gelegen aan de dijk, richting Ameide. Ze vroegen mij mee te doen.
Over ondergrondse werd niet gesproken, evenmin over illegaliteit. Men sprak over het goede doel. Mij werd opgedragen bij boeren in de omgeving levensmiddelen in te zamelen, bestemd voor de onder-duikers in de grote steden. Bovendien moest ik zoeken naar onder-duikadressen.
Daar begonnen mijn tweelingbroer Dirk en ik direct mee. Met een grote kist voorop fietsten we naar Lakerveld, waar volgens G.H. Spek uit Tienhoven (ZH) mensen woonden die wel mee zouden doen. Regelmatig reden we de boerderijen langs en de ingezamelde boter, kaas, peulvruchten en graan werden naar huis gebracht. Mij heugt de grote schuur van Spek waar goederen, door hem mee-gebracht uit Broek, verzendklaar werden gemaakt. Vader zag het gebeuren aan, maar zei niets. Het aantal boeren dat meedeed breidde zich uit, zowel in Lakerveld als Broek. Er was geen administratie. De eerste keer wilde Dirk notities maken maar dat werd door de boer belet. Te gevaarlijk! De levensmiddelen werden gebracht naar Lexmond. Dijkshoorn zorgde dan voor transport naar Utrecht en Amsterdam.
We kregen tevens de beschikking over stapels bonkaarten, te verdelen over de ons bekende onderduikers. Dit ging niet recht-streeks maar via vier tussenpersonen die niet van elkaar op de hoogte waren. Het blad Trouw kwam in dikke bundels aan en werd op discrete wijze verspreid. Het is lang geleden, maar zo is het wel gegaan. Het bleef bij de twee boerenbuurten want meer konden we niet aan.
In juni 1949 ontmoette ik op Java de Nederlandse militair Schep, afkomstig uit Lakerveld. Hij herinnerde zich de veelvuldige bezoeken die we in de jaren ‘43 en ‘44 aan de boerderij van zijn vader brachten.
Met de bezorging van bonkaarten was er een incident. Men had aan een tweede man, ook afkomstig uit Ameide enkele kaarten mee-gegeven. Te Vianen heb ik toen gedreigd de medewerking te staken. Uitsluitend via ons, was al riskant genoeg! De man heeft niets meer ontvangen. Er zijn maanden geweest dat de zaken zeer goed gingen, het maximum is 100 bonkaarten geweest, maar vaak was het minder vanwege het al of niet slagen van overvallen elders. Voor de knokploegen, die overvallen pleegden, werden plattegronden ge-leverd van de distributiekantoren van Meerkerk en Lopik.
Eenmaal kwam ik alleen vanuit Lakerveld met een volle vracht voorop, toen een ambtenaar van de CCD (Crisis Controle Dienst) me aanhield. Ik gaf mijn naam op en de volgende morgen meldde deze persoon zich in de manufacturenwinkel van mijn vader. Deze gaf hem een broek en daar bleef het gelukkig bij.
De heer Dijkshoorn organiseerde bijeenkomsten om de mensen te bewegen mee te doen. In Ameide moest hij tweemaal komen, dit vanwege de kerkelijke richtingen binnen de bevolking.
We werden gearresteerd tijdens de grote razzia van 25 juni 1944. Dirk kwam na 6 weken vrij, maar ik ging verderop naar een ‘Nacht und Nebellager’, vanwaar ik in maart 1945 na een geslaagde vlucht terugkeerde. Maar levensmiddelen werden na juni 1944 niet meer opgehaald en al snel verdween de heer Dijkshoorn uit Lexmond.
Op de avond voor de razzia werden twee Joden bij dominee Vlijm afgeleverd. De Duitsers geloofden wat de predikant zei en liepen verder. Maar de onderduikers zaten al klaar om mee te gaan, in plaats van zich te verstoppen. Onbegrijpelijk, maar zo ging dat. In Kamp Amersfoort heb ik veel ‘Judenhelfer’ gezien. Ook de boeren die ons hielpen liepen groot gevaar.
In Ameide ontstond er na Dolle Dinsdag een heel andere situatie. De BS (Binnenlandse Strijdkrachten) kwam op en ook daarin speelde G.H. Spek een belangrijke rol. Wij bleven er buiten.
Blijft dus het feit dat gedurende meer dan een jaar vele boeren uit Lakerveld (en ook uit Broek) ons hun levensmiddelen meegaven. Ik denk daar met gevoelens van dankbaarheid aan terug. Maar ook met zelfverwijt want na de bevrijding hebben we verzuimd de mensen op te zoeken. Er gebeurde toen van alles. Men vroeg mij voor Nederlands Volksherstel te Goudriaan, een karwei van enkele maanden. Deze organisatie, voortgekomen uit de illegaliteit, verleende stoffelijke hulp aan terugkerende onderduikers en dwangarbeiders.
In Juli 1945 ging ik naar Engeland voor een militaire training.
De heer Dijkshoorn was in de zomer van 1944 naar Brabant gereisd om ook daar de bevolking te mobiliseren voor het goede doel. Hij werd in de trein gearresteerd, verhoord te ’s Hertogenbosch, en op 16 september 1944 terechtgesteld in kamp Vught, samen met drie anderen. Dit bleef lange tijd onbekend. Zijn vrouw hoorde het pas in maart 1946. Marinus de Jong (geboren 12 Maart 1908 te Haarlem en gestorven 16 September 1944 te Vught), alias Martin Jacob Dijkshoorn, heeft veel betekend voor de hulp aan onderduikers. Het was een onverzettelijk, betrouwbaar persoon, die daarbij voorzichtig te werk ging. Zijn vrouw hebben we later opgezocht. Van zijn zoon Roel de Jong te Haarlem kreeg ik een boek over de erebegraafplaats te Loenen. Daarin zijn twee pagina’s aan Marinus de Jong gewijd.
Ik hoop dat dit artikel de familie van de betreffende landbouwers bereikt. Voor een gesprek daarover ben ik beschikbaar (telefoon 023-5335841).