Een sprong in het duister

KRONIEK
2000-2

Joh. de With

Elk jaar worden op 4 mei, op de algemene begraafplaats in Hei- en Boeicop, de slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog herdacht. Massaal komen de inwoners, vergezeld van velen uit de regio, naar de laatste rustplaats van de op 23 augustus 1943 in deze plaats omgekomen militaire vliegers en wordt een wijle stilgestaan bij het graf van deze zes jonge mensen die, ver van hun familie en vrien-den, hier zijn begraven.

Dat op de 4 mei-herdenking deze gevallenen centraal staan, wil echter niet zeggen dat zij de enige slachtoffers waren die hier zijn omgekomen. Er heeft nóg een gebeurtenis plaatsgevonden waarbij geallieerde vliegers zijn omgekomen en wel op de grens van de toenmalige gemeenten Vianen en Hei- en Boeicop. Laten ook wij even stilstaan bij deze tragedie, die aan drie mensen het leven heeft gekost.

In de nacht van 21 op 22 juli 1942 vertrokken van hun basis in Engeland 291 vliegtuigen om een bombardementsvlucht te maken naar Duisburg in Duitsland. Twaalf vliegtuigen zouden die nacht niet op hun thuisbasis terugkeren, waaronder een viermotorige bommen-werper van het type Halifax II, die behoorde tot het 158e squadron van de Royal Air Force. Het serienummer van dit toestel was
W 1040 en de codeletters waren NP-g. Het toestel was gloednieuw en op 29 juni bij het squadron in gebruik genomen. Het was dus nog geen maand oud en had nog maar één vlucht naar Duitsland gemaakt.
Gekomen boven de Vijfheerenlanden, kwam dit toestel in de problemen nadat het was aangeschoten door een Duitse nachtjager, gevlogen door Oberfeldwebel Heinz Strüming van III NJG-I1.
Waar het toestel is geraakt, is niet duidelijk. Vijf bemanningsleden konden hun machine tijdig verlaten, waaronder één die zijn sprong in het duister zonder parachute deed. Hierover later meer.
Deze vijf mensen kwamen in een grote cirkel neer, te weten bij de Zijderveldselaan, in Schaik, Leerdam, Nieuwland en Hei- en Boeicop, waaruit blijkt dat de vlieger, mogelijk op zoek naar een noodlandingsterrein, in een grote cirkel heeft rondgevlogen. Gekomen boven Hei- en Boeicop werden de landingslichten ontstoken. Mogelijk heeft de piloot toen gezien dat hij schuin over de weilanden vloog, waarop hij zijn toestel nog een flauwe bocht naar het noorden heeft laten maken, waarna hij zijn zware machine aan de grond bracht op de polder Neder Boeicop, even voor de Achterkade2.
Natuurlijk kon de vlieger niet weten dat genoemde polder maar 1250 meter diep is. Circa honderd meter voor de Achterkade trokken de wielen van het uitgedraaide landingsgestel hun sporen in de veengrond, die richting kade al dieper werden omdat de bodem, hoewel het droog zomerweer was, dit gewicht niet kon dragen. Doordat de wielen wegzakten, raakten ook de nog draaiende driebladige propellers de grond en ploegden deze om, zodat ze kromgebogen en afgebroken nog voor de kade werden teruggevonden. Genoemde sporen liepen evenwijdig aan de scheisloten, bijna in het midden van het weiland, waarin op dat moment geen vee liep. Bij de Achterkade ramde de machine eerst een damhek en daarna nog 2 rijen van acht bijna volwassen populierenbomen, die geheel uit de grond werden geslagen. Bij deze botsing gebeurden twee dingen. De drie nog aanwezige bemanningsleden werden uit

de cockpit geworpen en lagen over de wetering dood in het hooiland op de polder Bolgarijen, en de enige aanwezige bom die men aan boord had, een exemplaar van maar liefst 2000 kg, viel uit het bomrek, door de niet geopende bomdeur, belandde in de zuidelijke bermsloot en boorde zich voor 2/3 onder de Achterkade, waar hij, een halve meter onder water, niet geëxplodeerd bleef liggen. Zijn omvang kon met een stokje worden gepeild op ca. 60 cm.3 Het wrak schoof nog een honderd meter verder in noordelijke richting, waar de restanten geheel zijn uitgebrand.
Wat nog van het vliegtuig restte, is onder leiding van de Duitse weermacht geruimd. Echter heeft men de bom om niet bekende redenen gelaten waar hij was.

Na de oorlog is een der overlevenden van deze ramp bij een plaatselijke bewoner teruggeweest en heeft op het gevaar gewezen, reden voor F. de Jong zich tot het toenmalige gemeentebestuur van Hei- en Boeicop, op wiens grondgebied het projectiel lag, te wenden en te verzoeken het ontuig te laten verwijderen. In de pers verscheen op 24 oktober 1946 een bericht dat de bom verwijderd was4.

Bij deze crash zijn een paar dingen niet duidelijk. Het toestel moet, hoewel het nog kon vliegen, ernstige schade hebben gehad.  Dit blijkt uit het feit dat een bemanningslid op geringe hoogte boven de polder Neder Heicop, zonder parachute in het duistere niets is gesprongen. Me dunkt dat men hiertoe alleen in uiterste nood kan overgaan. Toch heeft die sprong hem het leven gered. Hij kwam op een hooihoop terecht en werd ‘s morgens in alle vroegte door de Heicopper L. Holl, die zijn paard in de wei ging ophalen, gewond in de polder aangetroffen. Niet bekend is of zijn letsel in het vliegtuig of bij zijn val is ontstaan. Zijn verwondingen waren wel ernstig want een Viaanse arts adviseerde hem zich in handen van de Duitsers te stellen.
Het zal ook immer een vraag blijven waarom niet alle inzittenden het in nood verkerende vliegtuig hebben verlaten. Misschien was er een gewonde aan boord en heeft de vlieger zijn maat niet in de steek willen laten. Of waren er mogelijk nog meer die geen parachute beschikbaar hadden?
Ook is niet duidelijk waarom men de niet op scherp gestelde bom niet heeft afgeworpen. De meest aannemelijke verklaring is dat men alle aandacht nodig heeft gehad om het toestel in de lucht te houden en er niet aan is gedacht.

Omgekomen zijn:

  • Vaandrig/piloot A.Th. Yeo, 24 jaar, uit Engeland, Wadden, Surrey.
  • Sergeant/schutter J. Wilsen, 26 jaar, Engeland, Thornaby on Tees, Yorkshire.
  • Sergeant/schutter A.M. Greenfield, 32 jaar, Victoria, Australie5.
Monument op de begraafplaats Oud Leusden , een propeller van een Halifax.

Zij zijn begraven op de algemene begraafplaats Oud Leusden bij Amersfoort. De overige bemanningsleden zijn alle als krijgsgevangenen naar Duitsland overgebracht.

De plaats waar de onfortuinlijke machine de Achterkade kruiste, kon tientallen jaren later nog worden aangewezen door de afwijkende grootte van de bomen.

Het slootje rond een voormalig huf- of schuilgriendje, dat door de eigenaar is gebruikt om alle achtergebleven rommel in te dumpen, is twee jaar geleden geheel opgevuld. Nu is ter plekke niets meer dat aan deze ramp herinnert.

Noten

  1. NJG Nachtjachtgeschwader (nachtjachtgroep)
  2. Achter perceel Hei- en Boeicopseweg 8-10. Ook in procesverbaal van de politie Vianen genoemd
  3. Diverse gegevens uit eigen waarneming
  4. De Leerdammer van 24 oktober 1946
  5. Archief J. Fioole, Leerdam; De Gecombineerde dd. 12-04-1980
Graven van A. Th. Yeo en J. Wilson.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *