Geschiedenis van Lakerveld (16)

KRONIEK
2003-2

“ZE ZIJN AAN HET KNALLEN”, DEEL 2

Peter de Pater

Het voorgaande verhaal over dit onderwerp is geëindigd in de Franse tijd. (1795-1814) Nadat “Les Chasseurs” definitief in zuidelijke richting waren verdwenen, hervatten ambachtsheer Anthony van den Berg jr. en zijn nakomelingen hun jachtactiviteiten in het Lexmondse. Toch zou er na het eeuwenlange jagen van de adel en de “burgerlijke” ambachtsheren (de laatste sinds 1729) iets gaan veranderen.

Zo tussen 1840 en 1860 brak voor jagers in Lexmond en Lakerveld “De Gouden Eeuw” aan; voor het wild was het meer: “De Loden Eeuw”. Dit gegeven had de volgende oorzaken:

1. Technische ontwikkelingen.

De Duitsers vonden de (hagel)patroon uit. En de Engelsen ont-wikkelden zeer goede geweren voor deze munitie. Voor de kenners onder ons: beroemde merken waren Purdey en Holland & Holland. Door deze wapens boden de drijfjacht en het jagen voor de voet op hazen veel betere mogelijkheden dan met de trage hagelgeweren uit de 17e en 18e eeuw. Misschien was in die tijd trouwens wel de naam WILD ontstaan. De drijfjacht bestond uit het opstellen van een linie schutters, waarna de drijvers met eenzelfde soort linie de hazen bij de schutters probeerden te krijgen. Bij het jagen voor de voet werd een lijn opgesteld, waarbij de volgende volgorde gold: schutter, drijver, schutter, drijver enz. Van de drijvers werd verwacht dat ze de hazen zagen liggen, en de schutters daarop attent maakten. Of de drijvers hierin slaagden had trouwens ook met hun kennis en het weer te maken, sprak deze “ervaringsdeskundige”. Met groot respect denk ik terug aan een inmiddels overleden Lakerveldse drijver, en “najager”, die de meeste hazen “over een kamp overdwars” zag liggen. En de dag daarna eventueel aangeschoten wild opspoorde. (Dit heet dus een “najager”.)

2. De invoering van de Jachtwet 1852.

Deze wet zat als volgt in elkaar:

  • Het jachtrecht behoorde aan de eigenaar van de grond.
  • Als de grond verpacht werd ging het jachtrecht over op de pachter; tenzij de eigenaar (jachthouder) dit recht zelf had gehouden.
  • De jachthouder kon andere personen: w.z. familieleden, of een door hem aangestelde jachtopziener laten jagen.
  • Mocht de jachthouder het recht aan anderen willen verhuren, dan was speciale toestemming van het ministerie vereist. (Hiermee werden de ambachtsheren voor een deel buitenspel gezet.)
  • De jachthouder mocht op eigen grond schadelijke dieren (kraaien, eksters, duiven, konijnen etc.) bestrijden. Als hij van een wapen gebruik maakte was een vergunning vereist. (Deed hij dit met kooien en vallen, van welk formaat dan ook; geen enkel probleem!) Of elke jachthouder alle diersoorten uit elkaar kon houden weet ik niet. Maar ik heb er zo mijn eigen gedachten over.
3. Het ontstaan van de griendteelt.

In het midden van de 19e eeuw vond nog een ramp voor het wild plaats. Het was afgelopen met de hennep en grote percelen Lakervelds land veranderden in grienden, die zeer winstgevend waren. Nu was griendteelt een dure investering. Pas om de drie of vier jaar konden de grienden worden gekapt. De Lakerveldse boeren konden dit niet betalen. En dit betekende dat kapitaalkrachtige heren van buiten onze polder in Lakerveld, Lexmond en op Achthoven grote stukken land opkochten, om deze in griend te veranderen. Sommige delen bleven trouwens gewoon wei of hooiland en het gewas werd bij inschrijving verhuurd aan de boeren. Aan deze beide ontwikkelingen hebben we inmiddels oude namen als: o.a. Wisboom, van Diggelen, Leemans, Verloren van Themaat, van Eck, Dubois, Slingerland, van Splinter en Swets te danken. Deze rijke heren; als ze over grienden beschikten, beseften dat goed onderhoud van de grienden noodzakelijk was. De arbeiders (grienduilen) waren goedkoop. Deze mensen wiedden de grienden en staken nieuwe poten. Zo werd Lakerveld een ideaal woongebied voor de eens door de Romeinen uitgezette fazant. Als er weinig fazanten waren, werden nieuwe gefokt en uitgezet. Zo’n fazantenkwekerij noemde men een fazanterie. Anno 2003 verboden trouwens. Tevens waren de grienden in de winter een mooi gebied voor de inmiddels beschermde houtsnip. Vroeger een trofee voor jagers, om het opgezette beestje daarna in de “jachtkamer” of op de schoorsteen te zetten.

Houtsnip

De eigenaren van deze grienden waren over het algemeen fanatieke jagers, en ze konden door de jachtwet van 1852 dus als grond-eigenaren zelf gaan jagen.

De familie Wisboom kon door deze wetswijziging zo’n beetje heel Achthoven tot haar jachtterrein rekenen. Zij beheerden grote delen van deze polder. De heer H. Stravers werd zo rond 1885 door de “Wisboomen” als jachtopziener en landopzichter met grote bevoegd-heden aangesteld.

Dat Lakerveld eens over veel grienden beschikte weet elke oudere inwoner van dit gebied en blijkt ook uit het kaartje op de volgende pagina, uit 1866. Degene die dit kaartje goed bekijkt kan zien, dat Lakerveld in 1866 over meer grienden beschikte dan Scherperswijk. De Lakerveldse griendcultuur heeft tot ver in de 20e eeuw bestaan.

Het jachtrecht in de grootste delen van de Lakerveldse polder was ondanks de wetswijziging van 1852 in handen van de ambachtsheer Mr. P.T.C. van den Bergh; in 1886 opgevolgd door de heer G.C.J. van Reenen. In 1915 veranderde de situatie, toen de weduwe van de toenmalige ambachtsheer G.C.J. van Reenen, genaamd Berber Johanna Petronella Maria Schoon, overleed. Daar dit huwelijk kinderloos bleef, werden neven en nichten van beide kanten erfgenamen. Een neef, J.H.C van Reenen, grootvader van de huidige ambachtsheer, was echter niet echt geïnteresseerd in Lexmond, Achthoven en Lakerveld.

Kaartfragment van een kaart van Kuiper uit 1866, waarop de grienden als stippen zichtbaar zijn.

 Een goede vriend van hem: de zeer vermogende Culemborgse industrieel H. W. van Hoytema was dat wel. Hij was echter alleen uit op het jachtrecht in de overgebleven jachtgedeelten van de ambachtsheerlijkheid. Uiteindelijk kwam de volgende overeen-stemming tot stand: De heer van Hoytema kreeg op 15 mei 1919 het jachtrecht in delen van Lakerveld en Lexmond, en J.H.C.van Reenen bleef ambachtsheer. H.W. van Hoytema beschikte ook over grote jachtgebieden rond Everdingen en Culemborg. In 1923 werd een nieuwe jachtwet ingevoerd. In dat jaar werd het jachtrecht definitief toegekend aan de grondeigenaren. Deze eigenaren konden zelf gaan jagen, of het recht verhuren aan wie dan ook. (Deze laatste regel maakte het verschil met de Jachtwet 1852; het zou trouwens tot 1927 duren voor alles in Lakerveld geregeld was.) Door deze wetswijziging verschenen talloze nieuwe jagers en drijvers in Lakerveld. Ik ga ze niet opnoemen en zal alleen met een aantal pols-stoksprongetjes door de verdere geschiedenis gaan.

Hierbij een foto uit de jaren ’30 van de vorige eeuw, gemaakt tijdens een jachtpartij bij Scherperswijk. Jagen in dit gebied was vooral gericht op fazanten. Dit blijkt ook uit het grote aantal drijvers op deze foto; deze waren nodig om de fazanten uit de grienden te jagen. Waarna de schutters die buiten deze grienden liepen vooral de fazantenhanen uit de lucht haalden.

Een goede Scherperswijkse jacht op fazanten leverde soms 125 stuks op. Bij het gemaal in dit gebied bevond zich een fazanterie; deze werd onderhouden door jachtopziener Willem Stravers, en de Scherperswijkse machinist Jan van “Daamen” van Dijk. Op de foto staan o.a.: de Lexmondse politieagent Beckerman, jachtopziener Willem Stravers, Frederik Lakerveld; een telg uit zo’n legendarische Lexmondse “grienduilen” familie, Gert Jan Versluis, Krijn Molenaar, Arie Versluis, Hannes Verhoef, Henk Holler, Arie Boef en uiteraard Jan van “Daamen” van Dijk. Hoewel de heerlijke rechten in 1923 definitief voorbij waren, bleken er opnieuw “heren” te verschijnen.

Deze foto geeft duidelijk een verschil aan tussen de “heren jagers” en het “drijversvolk”. Ik zal hier nog op terug komen.

Na 15 mei 1940 verschenen “Neue Jägermeisters” in de Lakerveldse polder: de Duitse soldaten die uit “vrijetijdsbesteding” met hun kogel-geweren op hazen gingen jagen. Tussen de in de Lakerveldse weilanden melkende boeren vlogen de kogels alle kanten op. Op een gegeven moment waren de hazen zoveel schrik aangejaagd dat ze stil bleven zitten en dus makkelijk geveld konden worden. Veel oude Lakerveldse en Heicopse boeren zullen dit verhaal herkennen. De geregistreerde wapens van de Lakerveldse jagers van voor de oorlog werden door agent N. Schrijvershof van de Gemeentepolitie in het gezelschap van een Duitse soldaat opgehaald. De wapens werden tijdelijk opgeslagen bij Schrijvershof en voordat ze naar Utrecht werden afgevoerd waren sommige daarvan op “een merkwaardige manier” verdwenen. Volgens de overlevering keerden sommige wapens na de bevrijding terug naar de eigenaren. Dat de angst onder vele Lakervelders er in de oorlog inzat, blijkt uit de volgende anekdote: Een Lakerveldse boer maaide met zijn zeis een fazant dood; hij durfde het niet aan om het beestje mee naar huis te nemen.

Na 1945 verschenen de jagers van voor de oorlog met hun nieuwe geweren weer in de Lakerveldse polder. De verhoudingen tussen schutters en drijvers bleken niet veranderd te zijn. Hierbij de volgende anekdote. Tijdens een jachtpartij ergens in het Lexmondse, welke een hele dag duurde, werd er ‘s middags gegeten bij de jachtopziener. De schutters zaten in de jachtkamer en de drijvers in het achterhuis. Aan het eind van de dag trokken de schutters zich met een goeie borrel opnieuw terug in de jachtkamer. De vrouw van de jachtopziener kwam met een sigarendoos langs de drijvers. Uit deze doos mocht elke drijver een opgerolde papieren rijksdaalder pakken. En dat was voor jonge jongens zo rond 1952 toch snel verdiend geld.

In 1954 werd de jachtwet opnieuw gewijzigd. Elke jachteigenaar moest tenminste over 40 hectare aaneengesloten jachtgebied beschikken om te gaan jagen. Deze regel geldt nog steeds. Alle andere wijzigingen van deze wet zal ik behalve één opmerking laten voor wat ze zijn. Anno 2003 behoren de volgende diersoorten tot het jachtwild: de (het) haas, de fazant, de houtduif, de wilde eend en het wilde konijn. Alle uitzonderingen op deze wet, en dat zijn er nogal wat, worden per provincie geregeld.

Behalve visserslatijn bestaat er ook zoiets als jagerslatijn. Hier komen er een aantal:

  • Ik zag op grote hoogte een eend overvliegen, ik dacht het is ver, maar laten we het proberen. Het schot leek mis, maar wat denk je; de volgende morgen zat ik te melken en plotseling plofte er een eend in mijn emmer.
  • Dezelfde jager ging op pad met een andere schutter. Ze maakten de volgende afspraak: wat ik schiet draag jij en andersom. Toen de drager van twee hazen een geit zag lopen schoot hij het beest neer. Zo zei hij; nu kun jij ook iets dragen.
  • Een andere jager schoot zeer grote hazen; wat denk je, ik schoot een haas, hing het beest aan het stuur van m’n fiets en z’n oren sleepten door het grind.
  • Een Lakerveldse drijver zag eens twee hazen in één leger liggen. Dit is niks sprak een jager; ik heb ik er eens vijf tegelijk uit een leger gejaagd.

Een leger is trouwens een ligplaats van een haas.

Jagers hebben net als veel andere beoefenaren van bepaalde bezigheden een eigen taalgebruik. Een eend heet “tiro”, een wegrennend haas (met als lichaamsdelen o.a. “lopers” en “lepels”) heet: “partout”, een fazantenhaan heet “coq”, en een fazantenhen “poule”. In de winter verschijnt op zondagmiddag regelmatig een niet te versmaden Lakerveldse hazenbout* op mijn bord. Ik bevind me in het gezelschap van veel landgenoten, want de wildconsumptie rond Kerst 2002 was weer gestegen. Rare jongens die Hollanders! zou Asterix gezegd kunnen hebben: wel wild eten; maar jagen da kan nie!

* Toch iets beter dan de Chinese konijnen van die “kruidenier” uit Zaandam. En zo’n haas is natuurlijk 100% EKO.

Bronnen:
  • Recht en Slecht in het land van Brederode door P. Horden Jzn.
  • Prinsen, Patriciërs en Patriotten door J. de Rek.
  • Encyclopedie van Wapens door David Harding.
  • Het archief van de kamer van justitie te Vianen.(Uitgave 1924.)
  • 25 Eeuwen Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden door M.W. Schakel.
  • De jacht door diverse schrijvers. Nederlandstalige uitgave door Het Spectrum in 1983.
  • Archieven particulieren:
  • M. Bijleveld van Lexmond.
  • Jacob Bijl.
  • de Jong.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *