Geschiedenis van Lakerveld (21)

KRONIEK
2005-1

BOER AAN FLARDEN, OF BOER IN FLARDEN?

Peter de Pater
Citaat uit de Landbouwgids 1953.

“Het goede ontwikkelingspeil van onze boeren is altijd de kracht geweest van de Nederlandse Landbouw. Zij weten niet alleen hoe ze iets moeten doen, maar ook het waarom kennen zij.”

Misschien het laatste compliment voor de boer?

Eens heeft mij iemand gevraagd, of ik in één zin een karakteristiek van Lakerveld kon geven. Mijn antwoord was: een streek waar in 50 jaar meer veranderde dan in de 300 jaar daarvoor. Misschien had ik er het volgende aan toe moeten voegen: en waar in het jaar 2100 een Lakerveld zal verschijnen, dat niet meer lijkt op het Lakerveld van 2000.

In de niet al te verre toekomst, zal Lakerveld een streek met nauwelijks melkveehoudende boeren worden. Deze ontwikkeling is reeds in volle gang. Dit is geen doemdenkerij; maar een nuchter constateren van ontwikkelingen. Schotse hooglanders in een gebied dat 30 cm onder N.A.P. ligt, is in 2004 een feit waar ik even aan moet wennen. Dat deze beesten vergezeld gaan van de verschijning van Nijl ganzen, en Canadese ganzen in de Lakerveldse polder is slechts toevallig. Ik vond het een leuke woordspeling. In 1967 kreeg ik als jonge vogelliefhebber met Sinterklaas het boek “Vogels in Kleuren”. Uitgegeven door Meulenhoff Natuurgidsen. De twee genoemde ganzensoorten staan er niet in. Alle boeren die sinds 1967 uit Lakerveld verdwenen zijn, staan wel op mijn lijst. En deze lijst zal zich in een snel tempo uitbreiden. Wat er met het overblijvende land zal gebeuren is in de toekomst verborgen. Waarschijnlijk zal een gedeelte eigendom worden of blijven van mensen, die deze grond gebruiken voor allerlei soorten “vee”. Hier hoeft niets mis mee te zijn. Het kan mooie plaatjes opleveren.

Bijvoorbeeld Lakenvelder koeien in Lakerveld.

Een ander (groot) gedeelte zal verwaarloosde grond worden. (Dit wordt abusievelijk wel natuurgebied  genoemd.) Hier is wel iets mis mee. Het levert geen mooie plaatjes op.

Nu moeten we niet denken, dat boeren in Lakerveld in het verleden een mooie, gemakkelijke en zeer winstgevende zaak was. De werkelijkheid zat iets anders in elkaar.
In één van mijn vorige artikelen heb ik de grote Lakerveldse boeren die in 1881 mochten stemmen vermeld. Hoewel er gezien de economische situatie aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw geen enkele reden voor was, vertoonden sommige boeren in Lakerveld en Heicop blijken van grootheidswaanzin. Sorry voor het woord, maar het was wel de werkelijkheid. Op visite bij collega boeren van hetzelfde kaliber waren gesprekken over de kwaliteiten van de daggeld(st)ers een mooi onderwerp. (Misschien de meest dubbelzinnige zin die ik ooit geschreven heb.) Het rijvermogen van de paardjes, de opmaak van de tilbury en die mooie boerenwagen waren leuke onderwerpen om de avond mee af te sluiten. De daggeld(st)ers waren op dat moment de volgende dag al slapend aan het voorbereiden. De kinderen van de boer al eerder.
In 1969 schreef een voormalige Heicopse boer zijn jeugd-herinneringen.

Hier volgt een citaat:
“Van de kant van de ouders was niet veel belangstelling voor de vorderingen van hun kinderen op school. Belangrijk was dat je groot en sterk werd, en wat kon verdienen, de boerenkinderen op de boerderij, de arbeiderskinderen in loondienst, voor zover er van loon sprake kon zijn. Koeien melken, stekels trekken was veelal het begin van je arbeidsprestatie. Vol trots hoorde je dan een vader of moeder zeggen: die jongen van ons 8 à 10 jaar oud melkt al 4 koeien uit. Het grootste kwaad deed men wel de kinderen ‘s morgens 3 à 4 uur uit hun bed te halen om te melken en dan op de dag naar school, ik vertel dit uit eigen ondervinding.”

Stekeltrekker

De ligging van de boerderij en de landerijen was van dien aard, dat men in de huidige omstandigheden men zelfs als onbelast eigenaar geen droog brood zou kunnen verdienen. De 40 morgen land lag verspreid over 4 à 5 polders: Autena, Bolgerij, Boeicop, Heicop en Overheicop. De kwaliteit van het land was zeer goed tot zeer slecht. De 18 melkkoeien waren verdeeld in 4 koppels. Jongvee en paarden waren ruim aanwezig, de jonge paarden dienden om het slechte land nog zoo fatsoenlijk mogelijk te beweiden, wat niet altijd lukte. In het najaar gingen er dagen zoek om het vee te verweiden; verbruggen noemde men dat. Vooral het ontbreken van vaste bruggen gaf een geweldige stagnatie. De hooibouw duurde altijd 5 weken, als het weer mee werkte.
Deze verhalen speelden zich af tussen 1897 en 1910.

Dat goed kunnen melken belangrijk was blijkt ook uit de volgende advertenties uit de “Schoonhovensche Courant” van woensdag 6 december 1911.

Behalve boeren, die over een eigen bedrijf beschikten, bestonden er nog twee andere soorten boeren: de huurboer en de zetboer. Een huurboer huurde een boerderij van een eigenaar. Hij betaalde een bepaald bedrag aan huur, en de inkomsten van het bedrijf waren voor hemzelf. Een zetboer werd door de eigenaar op een boerderij gezet. Hij ontving een loon. Zetboeren zijn mij in Lakerveld onbekend, huurboeren waren ruimschoots aanwezig. Hij verkeerde in een moeilijke positie. Het welzijn van hem was puur afhankelijk van de grillen van de eigenaar. De één had geluk, de ander niet. En zo verhuisde menige huurboer na 1 mei weer naar een andere boerderij.

Om een beeld te schetsen; mijn overgrootvader was huurboer, en kreeg in 1888 het volgende contract voor zijn kiezen. Niet in Lakerveld, maar even uit de wei in positieve zin kan geen kwaad. Trouwens; ik heb zowel in letterlijke, als in figuurlijke zin geen wei. (Mooie Lakerveldse uitdrukking.)

De huurder zal het gehuurde als een goed huisvader en eerlijk pachter bewonen en gebruiken en behandelen, en hetzelfde bij het eindigen in een goede staat opleveren, als waar hij erkent te hebben aanvaart het zelfde van aart of bestemming niet mogen veranderen, evenmin het zij geheel of gedeeltelijk aan anderen in onderhuur of gebruik mogen afstaan zonder toestemming van de verhuurder.
De huurder zal het weiland moeten beweiden met hoornvee en niet meer dan één paard, het een en ander niet laten weide aan de buren, het hooiland eenmaal hooijen en daarna weiden tot primo 1 October, het hout dat hakbaar is hakken en ten eigen baten mogen gebruiken, doode stoven rooijen en daar voor goede pooten steken en de wal er achter goed opmaken.
De personele belasting en hoofdelijke omslag van het gehuurde geheven wordende, is voor rekening van den huurder, terwijl grond- en polderlasten gemeenschappelijk zullen betaald worden.
De huurder zal het gehuurde glasdicht moeten houden en opleveren bij reparatie, het werkvolk huisvesten en voeden volgens plaatselijk gebruik.
De huurder moet voor zijn rekening al het gehuurde houden uit alle gewone en buitengewone schouwen en keuren, den dijk opschoppen en begrinden, allen volgens daaromtrent nu bestaande of later te maken keuren of verordeningen. Komende allen daarop ontstane bekeuringen boeten en kosten voor zijn rekening. Hij zal het land behoorlijk moeten sloten, bloten, greppelen, het gebloten daarop achter laten, hetzelfde zuiveren en voortduurend gezuiverd houden van alle onkruid.
Stekels trekken, molshoopen slechten, pooten smeeren en tegen schillen te vrijwaren.
De huurder zal een behoorlijk beslag van vee moeten weiden en opstallen. Het hooi op het gehuurde gewonnen, mitsdien dat hij zijn beslag opstald, dan is het overige voor zijn en de mest dien er valt blijft ten baten van het land en zoo wat verdeelen gedeeltelijk in het hooiland wei- en bouland.
Alle voorziene en onvoorziene gewone en buite gewonen rampen en onheilen zijn voor rekening van den huurder zoodat deze voor verlies van vruchten en vee geene geheel of gedeeltelijke kwijtschelding der huur kan pretendeeren.
De huurder mag in geen geval bij het eindigen der tegenwoordigen huur verlenging of stilzwijgen weder in huren pretendeeren, zullende voor eventuelen en huren of Conticatie van huur een nieuwe schriftelijke overeenkomst nodig zijn.
Dan vervolgt de acte met:

 

Hieronder volgt voor de leesbaarheid de tekst van het hiervoor afgebeelde gedeelte van het huurcontract.

Wanneer de huurder in gebreken mogt blijven zijne verschuldigde huur op den bepaalden tijd te voldoen of andersins handelen in strijd met verpligten krachten de wet en deze overeenkomst op hem rustende, heeft de verhuurder het regt de huur te doen eindigen, zonder dat het nodig zal zijn hem door een bevel of acte in gebreken te stellen alzoo enkel door het verlopen der bepaalden termijn en door het niet nakomen zijne overige pligten.

Dit (wurg)contract werd mijn overgrootvader niet voorgelegd door een toevallige rijke boer. Nee, door zijn rijke zwager!!! Van je familie moet je het maar hebben. Alhoewel, misschien is het sowieso onverstandig om van je familie te gaan huren. De inhoud van dit hele contract was simpel: de eigenaar van de boerderij bepaalde zelf of de huurder het goed gedaan had.
(Dat dit contract nogal wat taalfouten bevat, weet ik. Het zij zo.)

(Red.: Storende taalfouten zijn t.b.v. de leesbaarheid verbeterd.)

In 2004 hebben we het over rechten en plichten. In 1888 waren er “pligten”. Over “regten” zouden we het later wel eens hebben, of niet. Toen in de crisisjaren de zaak helemaal leek te ontsporen voerde de toenmalige minister-president Hendrik Colijn in 1934 een nieuwe pachtwet in.
Toch waren die boeren belangrijk: het belang van een goede voedselvoorziening in Nederland werd al vroeg ingezien. De overheid richtte in 1847 de Hollandsche Maatschappij van Landbouw op. De beide wereldoorlogen (1914-1918 en 1940-1945) zouden het gevoel van de aanwezigheid van voldoende voedsel versterken.
De H.M.V.L. voor-zag de landbou-wers van informatie over markten, agrarisch onderwijs en een goede bedrijfsvoering.

 

Hierbij afgebeeld de kop uit het jaarboekje van 1934, waar dit alles in staat.

Een aantal tips over een goede bedrijfsvoering anno 1934 blijven het vermelden waard; één ervan is actueler dan ooit.

Voor de praktijk van de veevoeding kunnen uit de nieuwere wetenschappelijke inzichten omtrent de eiwitten, de vitaminen en de aschbestanddelen (sporenelementen noemen we die tegenwoordig.) de navolgende gevolgtrekkingen worden getrokken:

  • Zij bewijzen het zeer groote belang van weidegang voor fokvee, melkvee en jongvee.

Dat anno 2004, dus 70 jaar later!, dit gegeven zeer actueel is, vind ik toch wel frappant. Door de wetgeving schijnt de boer in de nabije toekomst genoodzaakt te zijn, zijn koeien binnen te houden. Wees gerust, het zal in Lakerveld voorlopig niet gebeuren. Een Lakerveld zonder koeien is immers geen Lakerveld.

  • Zij bewijzen de groote betekenis van het voeren van voeder-bieten, bladeren en koppen van suikerbieten, natte pulp, natte bostel, wortelen, aardappelen, kuilgras e.d. in bescheiden hoeveelheden per winterdag aan uw vee naast hooi en krachtvoer.

Zo’n koe in 1934 kreeg een aardig gevarieerd diner voorgeschoteld. In 2004 is het standaard: kuilgras, snijmaïs, krachtvoer en vooral melk geven. (Alles machinaal, als het effe kan.) In 1934 zat het iets anders in elkaar. En ook de kinderen speelden hierin weer een belangrijke rol: menig Achthovens en Lakervelds schoolkind moest na de wandeling uit de school, behalve melken, ook nog een paar manden bieten malen. Voor dit malen gebruikte men een bietenmachine. Er was niks machinaals aan, gewoon handwerk. Bietenmolen was een beter woord. Tegenwoordig tref je deze dingen nog wel eens aan in een tuin, inmiddels van bloemen voorzien. Ter ere van die Lexmondse kinderen die ooit de zwengel bedienden, zullen we maar zeggen.

  • Zij bewijzen mede de noodzakelijkheid van een goede verpleging en stalinrichting (voldoende licht en lucht en reinheid.)

Aan voldoende licht en lucht zou het in de Lakerveldse stallen van 1934 zeer ernstig ontbreken. Veel Lakerveldse stallen, die zich in het achterhuis bevonden, waren nogal donker en bedompt. De koeien stonden tussen stokken onder een lage zolder. En menige koe zal in het voorjaar even met haar ogen geknipperd hebben, toen zij het zonlicht weer aanschouwde.

   Teunis Kersbergen 

Tot slot een aardig verhaal over achterhuizen: In 1979 werden een Lakervelds en een Achthovens achterhuis uitgekozen voor de opnamen van een speelfilm*, die zich verder voor een groot deel afspeelde op de Oude Zederik. Ik bedoel hiermee de door Jacob Bijl geregisseerde film: “Tiro”. In deze film; waarvan de première plaatsvond in de beroemde Amsterdamse schouwburg Tuchinsky, speelden o.a. Geert de Jong, Linda van Dijk, Johan te Sla, Kitty Courbois en Rien Poortvliet een rol. Behalve acteurs heb je in een speelfilm ook nog een aantal figuranten nodig. Één ervan was de Lakervelder Teunis Kersbergen; hij was boer maar bovenal een groot natuur-mens: jager, mollenvanger en kievitseierenzoeker. Diverse jacht-attributen van hem bevinden zich in “De Drie Snoeken”. En daar horen ze ook. De beroemdste anekdote over hem? Teunis schoot een patrijs; het beestje viel neer aan de overkant van een brede sloot. Een buizerd vloog langs, raapte de patrijs op, en knarste waarschijn-lijk uit haar/zijn snavel: “Tunnis bedankt”. Teunis had trouwens een ongetrouwde broer met een opmerkelijke voornaam. Zijn voornaam luidde Jan Boer.**

Was ik dit verhaal ook al niet met dit laatste woord begonnen?

*   Uiteindelijk werd alleen op Achthoven 40 gefilmd.

**  In een door mij ooit gelezen boek over voornamen wordt vermeld
dat de voornaam JAN BOER voorkwam in het Zuid-Hollandse
Lexmond.

P.S. Hierbij een foto uit het Lakerveld van 1988, hopelijk wordt dit geen historie.

Bronnen:
  • Archief Jac. de Jong.
  • Jaarboekje Hollandsche Maatschappij van Landbouw 1934.
  • De Landbouwgids 1953.
  • Speelfilm Encyclopedie, Vijfde Editie 1991.
  • Persoonlijk archief Peter de Pater.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *