Klein Aaichie (2)

KRONIEK
2000-4

Klein Aaichie, zijn familie en het huisje Lakerveld 236

W. van Zijderveld

DEEL 2. DE PERIODE 1945-HEDEN

Klein Aaichie kwam terug

In de herinnering van oudere Lexmonders zijn Klein Aaigie (Arie-2) en zijn zonen Kees en Hannes wel de bekendsten van de familie Versluis. Klein Aaichie , ook vaak Korte Aaichie genoemd, dankte zijn naam aan zijn geringe lengte. Hij was namelijk 1,50 à 1,55 m lang.
Klein Aaichie was in 1907 getrouwd met Maria van der Vliet uit Ameide. Anderhalve week na hun trouwen vertrokken ze naar Leerbroek. Hier werd op 12 juli 1907 hun zoon Arie geboren. Daarna begonnen ze aan een zwervend bestaan, waarbij in 1910 hun tweede zoon, Johannis (Hannes), en op 25 november 1911 te Rotterdam hun derde zoon, Cornelis (Kees), werd geboren.
Het gezin verbleef ook geruime tijd in Amsterdam en omgeving. In Amsterdam woonden ze in een woonwagen waar de wielen vanaf waren gehaald. Volgens zeggen verdiende Klein Aaichie daar de kost met een draaiorgel. In die tijd schijnt hij echter ook met de woonwagen rondgezworven te hebben, waarbij hij onder andere in tapijten handelde.
Toen ze al lang en breed in Lexmond woonden, noemden ze zich nog steeds reizigers. Reizigers waren woonwagenbewoners die al generaties lang zo leefden, maar toch geen zigeuners waren. In het geval van Klein Aaichie klopt die omschrijving niet helemaal, omdat hij de eerste in zijn familie was die zo’n rondzwervend bestaan koos. Woonwagenbewoners vormden een hechte gemeenschap en het gezinnetje was hierin volledig opgenomen. Ook nadat ze in Lexmond woonden, bleven die banden bestaan, zoals bleek bij de begrafenissen
In de Tweede Wereldoorlog moesten woonwagenbewoners zich vestigen in aangewezen kampen. Hier konden de Duitsers ze beter onder controle houden. Veel woonwagenbewoners zagen dat niet zitten en doken onder. Waar het gezin van Klein Aaichie zich in die tijd heeft opgehouden is niet bekend. Op één bron na wordt gezegd dat Klein Aaichie toen niet in Lexmond was en dus pas na de Tweede Wereldoorlog daar is teruggekeerd. In elk geval geven de officiële papieren als datum 15 november 1945 aan, maar het kan zijn dat door de pas kort daarvoor beëindigde oorlog deze datum niet juist is. Over zijn aankomst doet de volgende anekdote de ronde: Kort voor zijn aankomst ging het gerucht door Lakerveld dat Klein Aaichie uit Amsterdam op komst was. En ja hoor, met een echte woonwagen, getrokken door een paard en met er achteraan ge-bonden het draaiorgel, waarmee hij de kost verdiende, reed Klein Aaichie Lakerveld binnen. Zijn zoon Arie (de grote Arie) was in Amsterdam achtergebleven, maar zijn twee andere zonen, Johannes (Hannes) en Cornelis (Kees), had hij meegenomen, evenals zijn vrouw Marie.

De familie Versluis stond in Lakerveld goed bekend, zodat het niet verwonderlijk was dat Klein Aaichie in Lakerveld al werd opgewacht en in café Halfweg door de Lakervelders verschillende rondjes kreeg aangeboden. Hij werd stomdronken en in die toestand in de wagen gelegd. Tot zover de anecdote.
De wagen werd aan de noordkant (de Viaanse kant) van het huisje neergezet, aan de rand van de oprit naar het land daarachter. Aan de Viaanse kant van die oprit was een kleine griend, net als vroeger het perceel waarop het huisje is gebouwd. Klein Aaichie bleef met zijn gezinnetje in de wagen wonen, maar de wagen verdween al snel. In het huisje woonde toen alleen zijn broer Teunis en daar trokken ze in. De wagen werd daarna al snel verkocht

Klein Aaichie trok in het huisje

Toen ze in de wagen rondtrokken en ook de eerste jaren dat ze in Lexmond woonden, hadden ze het arm. Een pluspunt was dat ze geen huur hoefden betalen. Pas toen er bijstand kwam ging het beter. Klein Aaichie verdiende de kost met het draaiorgel. Hij ging ermee naar de omliggende plaatsen zoals Meerkerk, Vianen, Hei- en Boeicop, maar ook Leerdam, Nieuwland, Leerbroek en Ameide. In elke gemeente waar hij wilde draaien moest hij een vergunning hebben. Het draaiorgel, waar nog een draaiwiel aan zat dat door mankracht moest worden gedraaid, werd bediend door zijn zonen Hannes en Kees. Behalve draaien, haalden ze om de beurt ook geld  op in een napje, als beloning voor hun spelen.

De familie Versluis op 3 mei 1957, toen Klein Aaichie en Maria hun vijftigjarige huwelijk vierden. V.l.n.r.: Cornelis (Kees), Klein Aaichie, zijn vrouw Maria van der Vliet, Arie, Johannes (Hannes)

Enige tijd nadat Klein Aaichie in het huisje was getrokken werd het draaiorgel vervangen door een hand bediende grammofoon. Waarschijnlijk was Klein Aaichie te oud en te zwak geworden om dagelijks met het draaiorgel op pad te gaan. Toen Klein Aaichie ook te oud was geworden om nog met de grammofoon langs de huizen te gaan, gingen Hannes en Kees er samen op uit, maar daarover later.

Teunis overleed op 4 februari 1947. In het huisje woonde nu alleen Klein Aaichie, die toen 67 jaar oud was, met zijn gezinnetje. Hannes was toen 37 en Kees 35 jaar oud.

Klein Aaichie kon ook strijken, ook wel magnetiseren genoemd. Wanneer een koe bijvoorbeeld een ontsteking tussen beide klauwen had (de koe had dan een ‘slakkenpoot’) streek Klein Aaichie een paar keer over de zere poot, maakte aan het eind van het strijken een wegwerpgebaar, waarbij hij als het ware de ontsteking weggooide, en binnen een paar dagen was de koe genezen.
Klein Aaichie droeg altijd een boerenkiel en had een boerenpetje op. Hij was slim en geestig en zat vol verhalen, waarnaar de mensen graag luisterden. Typerend is dat zijn verhalen meestal draaiden om erg lange mensen.
Klein Aaichie was op latere leeftijd nogal doof geworden. Natuurlijk was dat lastig voor hem, maar dat verdoezelde hij door vaak te zeggen: Het is wel gemakkelijk om doof te zijn, want je hoort toch nooit iets goeds!

Op diezelfde dag, v.l.n.r.: Kees, Klein Aaichie, zijn vrouw Maria, Hannes en buurvrouw G. Lakerveld.

Klein Aaichie en zijn gezin stonden goed bekend. Ze deden geen kip kwaad en ze waren voor honderd procent betrouwbaar. Klein Aaichie en zijn zonen liepen er meestal keurig bij. Het gezinnetje had het echter niet breed. Van boeren in de buurt kregen ze vaak iets toegestopt, zoals melk, groenten, gedroogde witte of rode kool, stoofpeertjes (winterjannen), enz. Ook elders kregen ze eten of kleingeld. Wanneer er was geslacht of wanneer er biest was, werd het gezinnetje niet vergeten. Klein Aaichie en zijn zonen werden onderweg ook wel bij boeren in huis genodigd voor een hapje eten. Toen later Hannes en Kees samen op stap gingen, bleef deze gewoonte bestaan.

Een bijzondere begrafenis

Op 3 mei 1957 hadden Klein Aaichie en Maria van der Vliet hun vijftigjarig huwelijksfeest gevierd. De familie had de beste kleding aangetrokken, er waren wat bloemen en burgemeester Pellikaan en gemeentesecretaris Janssen gingen er op bezoek. Het was voor de echtlieden een groot feest.
Klein Aaichie was toen nog goed gezond, maar zijn vrouw was al enkele jaren dement. Nog geen jaar later, op 9 februari 1958, overleed ze, 75 jaar oud. Ze kreeg een overweldigende begrafenis. Er waren veel woonwagenbewoners op de begrafenis aanwezig en die hadden veel bloemen meegebracht. Dat was in Lakerveld nog nooit vertoond. In de grote steden begon dit al gewoonte te worden, maar op het platteland was men nog niet zo ver. In het huisje en op de kist lagen veel bloemen en kransen. Alle gasten gingen met eigen auto’s mee naar de begraafplaats. Zo werd aan deze vrouw een stijlvolle laatste eer betoond.

De begrafenis van Klein Aaichie

Klein Aaichie overleed, 82 jaar oud, op 26 mei 1963. Zijn zoon Arie kwam uit Amsterdam om de begrafenis te regelen omdat Hannes en Kees dat niet konden.
Klein Aaichie lag opgebaard in het huisje en van hieruit vond de begrafenis plaats. De familie Versluis behoorde bij de Nederlands Hervormde kerk, maar was niet kerkelijk meelevend en kwam ook nooit in de kerk. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat ze niet in God geloofden! Aaichie werd kerkelijk begraven. De uitvaartdienst werd geleid door ds. J. Kruit, bijgestaan door een ouderling. De dienst werd gehouden in het sterfhuis, zoals toen in Lexmond de gewoonte was. Ondanks het feit dat er geen rouwkaarten waren verzonden, was er veel bezoek. Hieronder waren veel woonwagenbewoners die Klein Aaichie nog van vroeger kenden. Het huisje was te klein om alle gasten te bergen. Ze zaten tot op het fornuis en velen moesten buiten blijven. De stoet ging per auto naar het kerkhof en keerde na de begrafenis daar weer terug. In het huisje werden gezamenlijk broodjes gegeten en zei de ouderling de gebeden. Al met al was het een indrukwekkende gebeurtenis.

Toen Klein Aaichie overleed was Hannes 53 en Kees 51 jaar oud. Financieel gingen ze er plotseling flink op achteruit want Klein Aaichie had een AOW-uitkering en deze inkomstenbron viel nu weg. Ze konden dus niet anders dan doorgaan met muziek maken.

Hannes

Hannes en zijn vader Klein Aaichie waren beiden 1,50 à 1,55 m lang.
Hannes was eigenaardig, niet helemaal normaal, maar toch slim. In zijn jeugd was hij van een dak gevallen en had daar een hersenbeschadiging aan overgehouden. Daarover zei Klein Aaichie altijd: Hij heb er een souveniertje aan overgehouden. Op latere leeftijd gingen zijn geestelijke vermogens steeds verder achteruit.
Hij kon lezen, iets wat Kees niet kon. Vroeger waren scheurkalenders populair; elke dag had een apart blaadje. Hierop stond, behalve de datum, ook een verhaaltje of geestigheid. Hannes haalde die op bij buren om ze thuis te lezen.
Hannes liep veel in zichzelf te praten. Hij zei bijvoorbeeld: Jullie zijn heidenen, wij zijn woonwagenbewoners.

Hannes Versluis

Hannes kon goed bedelen door zielig te doen. Dat leverde altijd wel iets op. Zoals te verwachten was, werd hij ook wel eens beetgenomen. Zo kreeg hij op een kwade dag een hete bal gehakt in zijn hand gedrukt. De bal ging van de ene in de andere hand, maar hij gaf hem niet meer uit handen!

Zoals gezegd, Hannes was ook slim. Wanneer hij een sigaar van iemand kreeg, zei hij altijd: Jammer dat ik hem nu in tweeën moet breken. Op de vraag waarom dat dan moest, antwoordde hij: Ik heb nog een broer waarmee ik hem moet delen. Prompt kreeg hij er dan nog één.
Hannes was ook muzikaal. In latere jaren speelde hij thuis op een mondharmonica en een accordeon.

Hannes was op latere leeftijd regelmatig enkele dagen tot een week van huis. Hij was dan wandelen, zoals Kees dat noemde. Vaak ging hij naar Den Haag en at onderweg bij boeren. In Den Haag aangekomen,  meldde hij zich bij het politiebureau voor onderdak. De politie, die hem goed kende, zette hem dan gratis op de trein naar Utrecht en hier vandaan liep hij dan terug naar Lexmond.

Hannes ging ook wel de andere kant op. Zo belde eens de politie uit Maastricht naar de gemeente dat hij in die stad op het politiebureau zat en wat ze met hem aan moesten. De gemeente kende de zwerversneigingen van Hannes en adviseerde om hem maar gewoon terug te sturen. Dat deed de politie, maar jammer voor hem kreeg hij geen gratis treinkaartje. Hij werd lopend teruggestuurd. In plaats van naar Lexmond terug te keren, liep hij meteen maar door naar Amsterdam. Vandaar ging hij weer terug naar Lexmond. Een chauffeur van de lijnbus zag hem lopen in Jutfaas, pikte hem op en bracht hem gratis thuis. Over de totale reis had Hannes elf dagen gedaan. De politie belde ook wel eens de buren, zoals A. van der Ham, die hem dan terughaalden. Het kwam ook voor dat de politie uit de buurt hem terugbracht.

Hannes deed niemand kwaad en was doodeerlijk. Zo liet een buurtbewoonster in Lakerveld eens een dubbeltje in het grind op haar erf vallen maar kon het zo gauw niet meer vinden. Ach, laat maar, dacht ze, want Hannes zal het toch wel vinden. En inderdaad, toen Hannes langs kwam voor een praatje vond hij ongevraagd het dubbeltje. Hij ging voor het raam staan en hield het muntstukje omhoog. Uiteraard mocht hij het toen houden.

Kees

Kees was ongeveer 1,65 m lang en hiermee groter dan Hannes en zijn vader. Zijn moeder, Maria van der Vliet was echter het langst van allemaal.

Kees Versluis

Kees was degene die alles regelde en hij zorgde ook voor Hannes. Hij deed de boodschappen en werd voor vol aangezien. Kees was enigszins mank, één been stond enigzins dwars. Hij had een klomp- of horrelvoet waardoor hij moeilijk liep. Hij droeg ook altijd speciale schoenen, in tegenstelling tot Klein Aaichie en Hannes die altijd op klompen liepen. Op latere leeftijd ging hij steeds slechter lopen.

Tegen betaling plakte hij thuis banden voor de buurtbewoners. Vaak waren de banden echter snel weer lek. Soms zelfs voordat de klant weer thuis was!

Het huishouden van Hannes en Kees

Hannes en Kees liepen er meestal netjes bij. Dat hadden ze wel geleerd van Klein Aaichie en moeder Maria. Ook het huisje en de tuin onderhielden ze goed en het was er altijd schoon. Ze waren en bleven echter arm. De gemeente zorgde voor kolen en de buren stopte hen regelmatig het een en ander toe. Van wegwerkers kregen ze hout en vooral Hannes was vaak druk bezig met houthakken. Voor het zagen had hij soms hulp van iemand uit Arkel. Op het laatst hadden ze een hele berg hout bij het huisje liggen. Ze kregen nog steeds kleding en schoeisel van anderen, maar dat paste soms erg slecht. Zo liep Hannes eens rond in een colbertjasje dat tot over zijn knieën reikte. Pas toen de huisgenote van hun broer Arie zich met hen ging bemoeien, liepen ze in keurig passende kleding rond.
Ze waren netjes en betrouwbaar. Het was bij hen altijd gezellig, zoals dat ook was geweest toen Klein Aaichie nog leefde. ’s Winters brandde de kachel en was het altijd lekker warm in de kamer.
Het waren ook kindervrienden. Kinderen kregen altijd wel iets van hen en kwamen mede daarom graag bij hen op bezoek. Ze pasten zelfs wel op de kinderen van buurman Van der Ham. Wanneer Kees of Hannes jarig was, ging maar een enkele buur bij hen op bezoek. Er stonden dan altijd dure bonbons, koekjes en gebak op tafel, waarvan men net zoveel kon eten als men wilde. Ze presenteerden dan ook sigaren. Deze gewoonte hadden ze overgehouden van de tijd dat ze nog in een woonwagen rondtrokken.

Kees (links) en Hannes in een wagen tijdens de optocht te Meerkerk.

’s Zomers zaten ze vaak buiten op een bankje bij het raam. Ze hebben ook nog een paar jaar een hondje gehad.
Van jongs af aan hadden ze geleerd met weinig toe te kunnen. Ze stelden geen eisen en alles wat ze kregen was welkom. Wat ze ervoor moesten doen was voor hen niet zo belangrijk. Ogenschijnlijk maakte het hen niet uit wanneer ze werden uitgelachen, als het maar iets opleverde. Wat ze dan dachten of voelden lieten ze in elk geval niet blijken.
Er is ook een keer bij hen ingebroken toen ze beiden van huis waren. Ze hadden in de loop der tijd door zeer zuinig te leven een aardig centje kunnen sparen en dit bedrag bewaarden ze thuis, zoals gebruikelijk bij dit soort mensen. Het geld was opgeborgen in een kast in het achterhuis en bestond voor een groot deel uit rolletjes munten. Na de inbraak waren ze alles kwijt. Dat ‘alles’ was volgens zeggen een bedrag van 14 à 17.000 gulden. In die tijd, we spreken over de jaren zeventig, een aanzienlijk bedrag. Er worden ook bedragen genoemd die driemaal zo hoog waren. Hoe dan ook, het was een behoorlijk kapitaaltje. De dader, die waarschijnlijk goed van de situatie op de hoogte was, is nooit gepakt.

In de laatste jaren dat ze in het huisje woonden hadden ze ook minder prettige ervaringen. Ze waren wijd en zijd bekend en veel toeringbuschauffeurs wisten dat ze in een klein huisje woonden. Dat was dus een bezienswaardigheid. Twee kleine mensen in een klein huisje! Het gevolg was dat er vaak bussen stopten om de toeristen naar Kees en Hannes te laten kijken. Uiteraard vonden ze dat maar niets. Bovendien leverde het hen niets of heel weinig op en waren sommige toeristen zo brutaal om ongevraagd binnen een kijkje te gaan nemen. Toen Hannes en Kees allang niet meer in het huisje woonden, stopte er nog regelmatig een bus.

Hannes en Kees op pad

Nadat Klein Aaichie te oud was geworden om met de grammofoon langs de huizen te gaan, deden beide broers dit alleen. Aan de grammofoon, die door de Lexmonders platofoon (afgeleid van pathéfoon) werd genoemd, zat een slingertje waarmee een veer werd opgedraaid, waarna de plaat vanzelf afdraaide. De grammofoon was op een lastdrager gebonden, voorop de fiets van Kees. Kees zorgde ook voor het opwinden. Zo ging hij van huis tot huis. In het begin was hij altijd vergezeld van Hannes, maar dat werd van lieverlede minder, zodat hij er op het laatst alleen opuit trok. Aanvankelijk hadden ze een pathéfoon met een grote hoorn erop, maar die is later vervangen door één zonder hoorn.

Kees met zijn pathéfoon op de fiets, mei 1951, op een polderweg noordelijk van Leerdam. Rechts, een onbekende.

Er zaten veel krassen op de platen en meestal klonk het vals. Op het laatst waren ze helemaal grijs gedraaid en was nauwelijks hoorbaar  wat de melodie was. Het was vaak niet om aan te horen, maar uit medelijden gaf bijna iedereen hen wat. Op een dag kwamen ze bij iemand die dacht: ik geef maar royaal, dan ben ik gauw van ze af en hoef dat valse gejank niet lang aan te horen. Uit dank voor het dubbeltje dat ze kregen speelden ze twee platen in plaats van één! Ze duurden gelukkig korter dan de latere platen.
Kees had altijd een paar platen bij zich, de meeste met vaderlandse liederen en gewone liedjes, maar ook christelijke liederen kon hij laten horen. Zo speelde hij ongevraagd bij christelijke mensen vaak psalm 42 vers 1: ’t Hijgend hert de jacht ontkomen. Er wordt wel gezegd dat het door de kwaliteit van de grammofoon een heel gehijg was voor het hert aan het eind was.
Wanneer ze samen met de pathéfoon op stap waren, haalde Hannes het geld op. Hij belde of klopte niet, maar deed de deur open, bleef in de deuropening staan en zei niets. Hij riep ook niet het gebruikelijke ‘volluk’, maar wachtte rustig af. Door over zijn voorhoofd te wrijven maakte hij een extra zielige indruk. Pas wanneer hij iets in zijn nap had gekregen, salueerde hij en ging weg, zonder iets te zeggen. Dat salueren kon trouwens wel even duren. Wanneer hij niets kreeg, salueerde hij uiteraard niet. Kees vroeg ook nooit om geld maar hield alleen maar zijn hand op. Daar kwam meestal wel wat in want, volgens een krant uit 1951, wist men dat deze kleine, vriendelijke grammofoonfietser niet gemakkelijk op een ander manier voor zich zelf en zijn oude vader en moeder zou kunnen zorgen. Veel platen neemt hij niet mee; dat hoeft ook niet. Zijn lievelingsnummers zijn ‘De Speelbal’, ‘Wil je ze thuis van me groeten?’ en ‘De Venlose zusjes met orkestbegeleiding’ Hij luistert er zelf telkens weer aandachtig naar, op de weg voor een huisje of op het erf van een boerderij. Bij sommige adressen blijft de muziekdoos zwijgen, daar krijgt hij zijn penningske zonder tegenprestatie. Maar als er kinderen zijn, wordt er een plaatje opgezet.

Kees maakte grote tochten met de pathéfoon. In Hei- en Boeicop, in Zijderveld, Everdingen, Leerdam, Arkel, Ameide, Meerkerk, overal in de wijde omtrek was hij bekend. Behalve met erg slecht weer, trok hij er elke dag op uit.
Samen gingen ze ook in de buurt Nieuwjaar wensen en kregen dan een fooi. Ze verkochten vooral de laatste jaren ook schoenpoets en veters, garen en band. Vooral Hannes deed dit en hij kwam speciaal naar Achthoven lopen indien hij daar ‘een bestelling’ had. De laatste jaren van zijn leven liep hij vaak rond met een leeg eiermandje, zonder daar verder iets mee te doen.

Toen Kees overleed stond de klok stil

Op 31 oktober 1980 overleed Kees in het huisje, zittend in zijn stoel. Dat was om drie uur ’s middags en volgens getuigen bleef op dat moment de klok stil staan. Hij werd gevonden door Hannes, die hulp ging halen bij Van der Ham omdat Kees niet wakker werd. Het moet voor Hannes een hele slag zijn geweest.

Arie, de broer van Kees, kwam uit Wilnis, waar hij toen woonde, om alles te regelen. Net als bij Klein Aaichie waren er geen rouwkaarten rondgestuurd, maar toch was er veel bezoek bij de uitvaartdienst en de begrafenis. Ook nu waren er weer veel woonwagenbewoners van elders. Dominee Cysouw leidde de dienst. Tijdens de plechtigheid was het huisje geheel vol mensen en ook buiten was nog een groep. Ds. Cysouw moest daarom de preek houden, staande bij de deuropening. Het was een begrafenis die grote indruk op hem heeft gemaakt.

Na de begrafenis kon Hannes niet alleen blijven. Arie nam hem mee naar Wilnis en zijn zoon Henny, die naast zijn vader woonde, nam hem in huis. Dit was, in een gezin met jonge kinderen, echter geen houdbare situatie. Na ongeveer negen maanden vertrok Hannes daarom naar een verzorgingstehuis in Zeist waar hij het prima naar zijn zin had. Omtrent 1993 overleed hij daar.
Toen na het vertrek van Hannes het huisje werd leeggeruimd, werd in de bedstee van Kees veel muntgeld gevonden, onder andere in het kussensloop.

Grote Arie

In dit verhaal is reeds verschillende malen sprake geweest van Arie, de oudere broer van Hannes en Kees. Arie was veel groter dan zijn broers. Hij was niet met Klein Aaichie, zijn vader, naar Lexmond terug gekomen en ging zijn eigen weg. Hij bezat zelf een woonwagen en stond veel in Osdorp bij Amsterdam, in Mijdrecht, in Gouda en bij de Huppeldijk te Utrecht. Hij was intussen ook getrouwd en had kinderen. Met de woonwagen kwam hij ook

regelmatig naar Lakerveld. Aanvankelijk reed hij met twee een-voudige wagens: een kleine woonwagen en een slaapwagen. Daarna in een grote luxe woonwagen.
Na de oorlog kwam hij ook wel met de auto. Dat was een grote Amerikaanse auto en maakte veel indruk op de buurt. Hij handelde in alles en nog wat, volgens zijn eigen verhalen op een manier die naar burgernormen soms wat te wensen overliet.

Arie zorgde goed voor zijn ouders en later voor zijn broers, voor zover dat op afstand ging. Nadat Klein Aaichie was overleden kwam hij regelmatig naar Lexmond om zijn broers te helpen en een oogje in het zeil te houden. In een periode dat Kees in het ziekenhuis lag is hij in het huisje getrokken om voor Hannes te zorgen. Nog later kwam zijn vrouwelijke partner elke donderdag, vaak vergezeld van Arie. Ze kookte dan voor enkele dagen, zorgde dat het huishouden draaide, nam de vuile was mee en kocht kleding voor Kees en Hannes. In die tijd zagen Hannes en Kees er altijd goed verzorgd uit, werden er nieuwe dingen gekocht en zag alles er nog keuriger uit dan vroeger.

Het huisje na 1980

Nadat Kees eind oktober 1980 was overleden, heeft het huisje elf maanden leeg gestaan. Daarna werd het verhuurd aan een vrouw uit Oegstgeest die daar tot eind januari 1983 bleef wonen.
Een half jaar later trok er een alleenstaande man in die daar vier jaar bleef wonen. In juli 1987 kwam het leeg. Daarna werd het nog anderhalf jaar bewoond door een vrouw uit Utrecht.
Het huisje bleef daarna leeg. Arie kwam echter nog wel eens ’s zomers met de woonwagen een tijdje naar het huisje toe.
In de tijd dat Klein Aaichie nog in het huisje woonde hield hij de voegen bij door ze wit te maken. Door de laatste bewoners is het hele huisje eerst roze en daarna wit geverfd. Hierdoor ging het oorspronkelijke karakter grotendeels verloren.
Ook binnen werd het huisje geheel gewijzigd en aangepast aan de eisen van de huidige tijd. In de hal werd het zoldertje weggehaald, er werd een doorgang naar de schuur gemaakt, waar een WC en doucheruimte werden gemaakt. De drie-gaats kachel, een klein fornuis, maakte plaats voor een oliekachel.
In 1992 werd het gekocht door Maarten van Dijk te Lexmond, die ook reeds het er achter gelegen land in bezit had. Gekoppeld aan de belofte het huisje af te breken, kreeg hij toestemming op het land een huis te bouwen. De fundatie werd gelegd, maar verder is men nog niet gekomen. Het huisje werd ook niet afgebroken, maar doordat het niet meer mocht worden bewoond en geen functie meer had, ging het zienderogen achteruit. Intussen waren ook aansluitingen op de waterleiding, de riolering, het gasnet en het telefoonnet verwijderd.
De Stichting Boerderij en Erf heeft recentelijk pogingen gedaan om het huisje voor verval te behoeden, maar kreeg van de gemeente geen toestemming om er een andere bestemming aan te geven. Het gevolg is dat vooral het laatste jaar de afbraak erg snel gaat. Er is veel geroofd en vernield en het is niet onmogelijk dat u ergens een beschilderde dakpan hebt gekocht die van het huisje afkomstig is.

Zo verdwijnt ook dit beeldbepalende huisje langzaam maar zeker uit beeld en tegelijkertijd een specifiek stukje Lexmondse geschiedenis dat daarmee is verbonden.

N.B.     Na het schrijven van dit artikel is het huisje in april 2000 geheel gesloopt. Alweer is Lexmond een karakteristiek huisje kwijt geraakt

Verantwoording

Mondeling verkregen informatie is gebaseerd op het geheugen van mensen en is daardoor niet altijd betrouwbaar. De zo verkregen gegevens spreken elkaar vaak tegen. Door officiële gegevens aan te houden en de mondeling verkregen gegevens hiermee zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen, is een zo waarheidsgetrouw mogelijk verhaal verkregen.

Bronnen:

. Gemeente archief Zederik/Lexmond
. De Vijfheerenlanden
. Knipsels uit onbekende kranten
. Groningen, C.L. van, De Vijfheerenlanden, SDU Uitgeverij, Den Haag/Rijksdienst
voor de Monumentenzorg, Zeist, 1989, p.359
. Mededelingen van diverse personen, waarvoor mijn hartelijke dank.

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *