Geschiedenis van Lakerveld (9)

KRONIEK
2001-2

Van Hennep tot cactus (deel 1)

Peter de Pater

Hoewel Lakerveld maar een eenvoudig buurtschap tussen de dorpen Lexmond en Meerkerk vormt, is er toch een adres (Lakerveld 89), dat internationaal bekend is. Ik bedoel hiermee de cactus-kwekerij van Hans Biesheuvel. Waarschijnlijk klinkt internationaal wat hoogdravend; maar als ik de kentekens van de auto’s en bussen zie die hier parkeren, overdrijf ik niet. De voormalige boerderij waarin de familie Biesheuvel woont, heeft, net als menige Lakerveldse boerderij, een lange geschiedenis. Misschien is het aardig niet de boerderij, maar een aantal van haar bewoners eens een paar honderd jaar in wel en wee te volgen, en tevens wat te vertellen over de tijd waarin deze mensen leefden. Ik gebruik met nadruk de woorden een aantal bewoners, omdat na 1870 deze boerderij “uitpuilde” van de ingezetenen. Dit blijkt ook uit het in 1942 door de Lexmondse schilder Ruth Boogaard gemaakte schilderij van deze boerderij. (Let op de drie schoorstenen, en het bewoonde achterhuis.)

In 1787 vestigde ene PIETER (PEETER; volgens de Lexmondse doopregisters) VAN BEZOOYEN, afkomstig “van Agthoven” en gedoopt op 20 april 1760 te Lexmond, zich op dit adres. Hij was op 19 februari 1787 hals over kop getrouwd met TEUNTJE DE JONGH, die 3 maanden later (op 20 mei 1787) zou bevallen van hun dochter AAFJE. Aangezien de Lexmondse trouwregisters tussen 1774 en 1792 spoorloos verdwenen zijn, kan ik niet vermelden of dit echtpaar “ernstig vermaand” is door “den Lexmondschen Kerkenraad”. Soms werd alleen de moeder in dit soort gevallen vermaand; merkwaardig idee.

In 1790 aanschouwde zoon DIRK het Lakerveldse levenslicht. Hij werd gedoopt op 21 februari van dat jaar.

Het leven voor PIETER was zowel privé, als maatschappelijk niet eenvoudig. Nadat op 2 april 1794 zijn zoon GERRIT was geboren, overleed nauwelijks 6 maanden later (25 oktober 1794) zijn vrouw TEUNTJE DE JONGH. Precies één jaar en één dag later hertrouwde PIETER met ene METJE VREESWIJK. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren, maar PIETER had iemand die voor zijn 3 kinderen kon zorgen, en dat was belangrijk.

Helaas ging ook aan Lakerveld de geschiedenis niet voorbij. Vanaf 1770 waren de meeste boeren in onze omgeving door de veepest, oorlogshandelingen, de daarbij behorende inundaties, de overstromingen en veel kwelwater uit de Lek en de Betuwe, straatarm. Velen vertrokken, of gingen gebukt onder een grote schuldenlast. Door het gebrek aan geld (lees: ontvangen polderlasten) liet ook de waterhuishouding veel te wensen over, wat dus weer tot lagere opbrengsten en nog meer armoede leidde. En het werd opnieuw oorlog: Op 16 januari 1795 trokken de Fransen door Lakerveld, op weg naar Vianen, Utrecht en Amsterdam. Hoewel we in het verleden onze beroemde “Waterlinie”, nog wel eens gebruikten om vijanden te keren, had dat nu geen zin. Het was een zeer strenge winter en de Fransen trokken zo de bevroren rivieren over. Bovendien vormde Frankrijk de grootste militaire macht in het Europa van rond 1800. De Fransen zouden tot 1814 blijven en zoals eerder vermeld hun sporen blijvend in het Lakerveldse landschap achterlaten (“Den Ouden Dijk”, op diverse plaatsen zichtbaar aanwezig.)

Maar ondanks alle ellende (zoals b.v. de watersnood van 1809 en die verschrikkelijke zomer van 1816 oefende PIETER VAN BEZOOYEN zijn bedrijf uit. Hoe zo verschrikkelijk die zomer van 1816? Citaat J. de Rek: Uit Koningen, Kabinetten en Klompenvolk I. “In 1816 stonden eind mei de beuken nog bladerloos en tot diep in juli moest de kachel gestookt. Geen droge dag in heel die zomer. De landwegen bleven onbegaanbaar, een deel van de schriele oogst kon niet vervoerd worden en rotte op het veld weg. De koeien vonden nauwelijks gras, de schapen stierven en de boeren gooiden de biggen in het water.”

Ze hoefden waarschijnlijk trouwens niet echt ver te gooien, want 91% van de Lakerveldse polder heeft het hele jaar onder water gestaan. Hoezo een nat najaar in 2000?

De boeren voerden de koeien met “liezen”, “vlotgras” en “biezen”. Dat is wat anders dan kuilgras met een bepaald drogestofgehalte, of hoogwaardig krachtvoer!

Onze Pieter arbeidde verder, en beschikte over wat “weij, hooij en hennepland”. Het laatste gewas roept waarschijnlijk wat vragen op:

Misschien denkt men dat de Lakerveldse boeren eeuwenlang bestaan hebben van het houden van vee en het verbouwen van eigen fruit en groente, wat vissen enz. maar tot het midden van de 19e eeuw was een ander gewas belangrijk, namelijk de hennep. Niet om er “Lakerwiet” voor de Lexmondse coffeeshop van te maken, maar als grondstof voor de vezelindustrie. Die vezels waren nodig voor de gigantische vloot van zeilschepen en de visnetten. Toen de zeilschepen vervangen werden door stoomschepen, was het afgelopen met het touw, de zeilen en dus de vezelhennep.

In talloze delen van Lakerveld werd hennep verbouwd. Merkwaardig is het feit dat in Lakerveld de hennepteelt al rond 1830 werd afgesloten, terwijl men in andere delen van de Vijfheerenlanden nog jaren doorging met dit gewas. De Lakerveldse boeren gingen als bijverdienste verder met winstgevend griendhout en later met fruit. Ook de inkomsten uit deze fruitteelt, als neventak van de veehouderij moet men zo tot het midden van de 20e eeuw niet onderschatten. Bij menige boerderij in Lakerveld kan men anno 2000 nog de laatste overblijfselen zien van deze boomgaarden. In een ander verhaal hoop ik hier meer over te vertellen; want deze aflevering gaat immers over de bewoners van Lakerveld 89.

Op 10 september 1818 overleed Pieter, 58 jaar oud, misschien jong, al golden in 1818 andere maatstaven voor leeftijden om het “aardsche” vaarwel te zeggen; in ieder geval had hij veel meegemaakt in zijn leven. Zijn zoon GERRIT nam de boerderij over. Hij was getrouwd met MARIA BASSA, wanneer weet ik niet, maar vóór 1814, want dit huwelijk werd in 1855 vermeld als “onder de voormalige Fransche wetgeving” vallend. Dit vertel ik met opzet, omdat de Lexmondse kerk in 1801 en 1802 nadrukkelijk weigerde huwelijken te voltrekken onder de “Fransen”. Na 1802 deed de Lexmondse kerk dit wel, maar met bovenstaande vermelding. Dit was waarschijnlijk niet meer dan een symbolisch verzet “tegen de revolutionairen van 1789”, die het burgerlijk huwelijk invoerden en dat boven het kerkelijk huwelijk stelden. Heicop deed hier wat minder moeilijk over en sommige Lakervelders trouwden in de Heicopse kerk. NIJS VAN TOOR b.v. op 27 maart 1801. Zijn nazaten zullen we later nog tegenkomen in de Lakerveldse geschiedenis. Protestanten waren toch vindingrijk: zowel het burgerlijk als het kerkelijk huwelijk werd achter elkaar voltrokken. Bij de Katholieken lag hier soms een week tussen en bleef het kerkelijk huwelijk belangrijker dan het burgerlijk en tot het zeer recente verleden werd hier de uitdrukking: “Voor de wet, is niet voor het bed” gebruikt. De werkelijkheid “kunt ge wel raden”.

Hoewel de Fransen zich met nog wat meer kerkelijke zaken bemoeiden, had dit over het algemeen niet hun echte belang-stelling. (De Lexmondse predikant ds. Gerhardus Kroon, zijn naam werd trouwens op diverse manieren gespeld, dacht hier in 1810 echter iets anders over, maar dat had meer met het onderhoud aan zijn eigen pastorie te maken.)

Maar verder met GERRIT van BEZOOYEN: Uit het huwelijk met MARIA BASSA werd één zoon; HENDRIK geheten geboren. We zullen hem verder vergeten.

Toen MARIA BASSA overleden was, hertrouwde GERRIT met ene MARIA KOL; goeie keus: ze had land, maar overleed helaas op 11 januari 1844. (Een jong gezin achterlatend.)

Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren:

  1. ARIE, geboren rond 1830, waarschijnlijk weinig op school gezeten, niet geschikt voor boer, op 25-jarige leeftijd “zonder beroep of maatschappelijke betrekking”, maar wel slim. Hij liet zich niet aan de kant zetten.
  2. PETER, geboren in 1833.
  3. PIETERTJE, geboren in 1836.
  4. DIRK, geboren in 1839.

Zo eind 1854 besloot GERRIT VAN BEZOOYEN dat het op 64-jarige leeftijd goed was geweest en dat zijn kinderen de boerderij Laker-veld 89 moesten verdelen. Hij wist wat hij wilde: zijn tweede zoon PETER, hoewel minderjarig, moest de boerderij overnemen. Waarschijnlijk wilde GERRIT dit regelen net voordat PETER meerderjarig werd. Hiermee werd wel de oudste zoon ARIE buiten-spel gezet. Deze zag dit hele verhaal aankomen en schakelde al op 20 januari 1855 de Viaanse kantonrechter ABRAHAM TER VEER en diens griffier PIETER RUDOLPH VAN DEN BERG in om hem terzijde te staan in de dingen die kwamen. ARIE liet de volgende procuratie opstellen, die er bepaald niet om loog. Natuurlijk kwamen de heren TER VEER en VAN DEN BERG dit zaakje graag regelen.

Inhoud acte:

“Ik Ondergeteekende Arie van Bezooijen zonder beroep wonende te Lexmond, magtig bij deze den Heer Abr. Pieter Rudolph van den Berg, Griffier bij het Kantongeregt van en te Vianen, om als mijn vertegenwoordiger op te treden in de nalatenschap mijner moeder Maria Kol ab intestato overleden in de gemeente Lexmond den elfden Januarij 1800 vier en veertig ten dien einde minnelijke of geregtelijke boedelscheiding te vorderen, de roerende en onroe-rende goederen tot voorschreven nalatenschap behoorende, des noodig, te helpen verkoopen, over te dragen en voor de koop-penningen kwijting te geven, de schulden te betalen de vorderingen te ontvangen, de saldo’s te helpen bepalen en uit te keeren of te ontvangen, in geval van verschil, hetzij met de medeërfgenamen onderling, hetzij met derden, tot regtsmiddelen toevlucht te nemen, die minnelijk of bij dading te vereffenen, of aan de uitspraak van scheidsmannen te onderwerpen, voor alle regters en regtbanken, zoo eischende als verweerende te verschijnen, aanbiedingen te doen of aan te nemen, alle termijnen regtens waar te nemen, vonnis-sen te verzoeken, de voordeelige te doen uitvoeren en van de nadeelige in hoger beroep of cassatie te komen, advokaten, procureurs en deskundigen te benoemen, tot boedelscheiding over te gaan, met in achtneming der bij de wet voorgeschreven formaliteiten, een Notaris en taxateurs te helpen benoemen, de kavelingen te helpen maken en de zoodanige welke bij vrijwillige deeling of bij het lot mij zullen te beurt vallen, naar zich te nemen, vrijwaring te beloven, de noodige acten te verlijden, hypothecaire inschrijvingen te nemen, en borderellen te teekenen, toe te stemmen in door-halingen van hypothecaire inschrijvingen en in ‘t algemeen alles meerder te verrigten of na te laten wat hij gemagtigde in mijn belang en ter bewaring mijner regten zal nuttig of noodig oordelen, beloo-vende dat alles te zullen goedkeuren en nakomen, als of het door mij geschied ware, onder verband als naar regten, en mij verbindende hem daarvoor billijk te zullen salariëren.
Gedaan en onderteekend te Vianen den 20 Januarij 1800 vijf en vijftig / geteekend /Arie van Bezooijen”.

Geregistreerd zonder renvooijen te Vianen den twintigsten Januarij 1800 vijf en vijftig. Deel 6 folio 194 vak 2 ontvangen tachtig cent makende met de 38 opcenten één gulden tien en een halve cent/:geteekend:/De ontvanger van Brakel. Totaal dus f. 1,10½
ARIE kwam vrij goedkoop aan deze akte:

Op 5 juli 1855 vond waarschijnlijk de meest “gezellige” en duurste bijeenkomst plaats, die Lakerveld 89 ooit meegemaakt had. De boerderij werd verdeeld. Even een opmerking terzijde: eens was ik op het kantoor van de tegenwoordige Viaanse notarissen; de heren STEIN, ESSER en TROMP. Wat me opviel was een vergadertafel met een enorm groot blad. Toen ik daar een opmerking over maakte; zei één van de geachte heren: “Nou, bij de verdeling van erfenissen is het blad nog aan de krappe kant, om de partijen uit elkaar te houden.” Hoe groot de tafel op Lakerveld 89 op 5 juli 1855 was, weet ik niet.

ARIE’s opzet slaagde; hij sleepte er zijn vierde deel uit en PETER werd boer, maar de kosten waren niet gering:

Geregistreerd met één renvooi te Vianen den zesden Julij 1800 vijf en vijftig. Deel dertien, folio zes en vijftig, vak zeven ontvangen vijf gulden zestig cent regt van 2 pct twee honderd negen gulden twintig cent regt van 4 pct twee gulden veertig cent regt van scheiding makende met de 38 opcenten twee honderd negen en negentig gulden vier en zeventig cent. De ontvanger/:geteekend:/van Brakel

Totaal dus het lieve bedrag van f. 299,74. Was dat “veul” in 1855? Misschien: een hectare land werd in dezelfde verdeling getaxeerd op ca. f. 1.200,-. Het rekenen zij aan de lezer(esse). Uitkomst in ieder geval: De Viaanse rechtskundigen zijn met een goed gevoel teruggekeerd naar de “Reigerstad”. Zij wisten welke rekening de volgende dag opgesteld kon worden.

Erg voor de familie VAN BEZOOYEN was het feit dat het hier een klein bedrijf betrof: ongeveer 6 ha. grond, maar wel met een opvallend groot stuk bouwland op de Lexmondse Nes. (Een bunder, 18 roeden en 40 ellen.)

PETER VAN BEZOOYEN kreeg dus de boerderij en leefde in een voor de Lakerveldse boer “gouden tijd”. De grote Lakerveldse boeren rond 1860 : de UYTENBOGAARDEN, de VERHOEF(EN), en de DE JONGEN zullen hier het meest van geprofiteerd hebben, maar PETER zal zijn graantje hebben meegepikt.
Dat de boeren rijk waren in deze periode is ook de Nederlandse geschiedschrijvers niet ontgaan.
J. de Rek gebruikt in zijn boek: “Koningen, Kabinetten en Klompen-volk deel I” de volgende zinnen: “Nog altijd duurt de boerenwelvaart. In de wormstekige kasten liggen de gouden tientjes. Verlustig u aan het welgedaan voorkomen onzer landlieden en aan hun dochters met de kostbare opschik. Let op de verfraaide woningen, treed ze binnen en let op, hoe de zin voor comfort en levensgenot daar doordringt.” (Deze welvaartsperiode duurde van ca. 1850 tot1880)

Hij overdreef bepaald niet; hierbij vier prijzen ontleend aan de in onze regio ooit veel gelezen “Schoonhovensche Courant” uit 1873; deze krant werd in de regio ook wel “Der Boeren Bijbel” genoemd.

  1. Boerderij met gebouwen en 9 ha. en 18 are: ¦ 22.985,-
  2. Jongvee in het voorjaar ¦ 75,-
  3. Eieren per 26 stuks ¦ 1,55
  4. Puike vette varkens 150-200 kilo, per kilo ¦ 0,52

Wie dit gaat berekenen, moest onmiddellijk boer worden. Onze ARIE VAN BEZOOYEN, die we verder zullen vergeten, zal waarschijnlijk niet hebben kunnen genieten “van de dochters met de kostbare opschik”, of de hoge varkensprijzen. Al had je in die tijd als boerenzoon over het algemeen het één nodig om het andere binnen te halen; geld dus. Deze boerenwelvaart had een schaduwzijde, en was helaas ook op Lakerveld van toepassing: ” Het ‘volk’ (d.w.z. de knechten en de meiden (Peter)) zat ‘s avonds niet meer in dezelfde kamer met de baas, maar in het achterhuis en ‘s zomers op stal”. (De liberale boer en menige streekroman is in deze tijd geboren.) Ik zal hier niet verder op ingaan, maar iedere oudere Lexmonder en Heicopper weet wat ik bedoel. Misschien heeft “die goeie ouwe tijd” wel nooit bestaan.

 

(wordt vervolgd)

 

Bronnen: zie deel 2.

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *